writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Oude mensen, bankje, beestje .2

door RudolfPaul

Ze zaten stilletjes voor zich uit te kijken. Even verderop onder de bomen stond een groepje jonge mannen met opgeschoren koppen naast twee geparkeerde scooters te loeren naar de schaarsgeklede meiden. Ergens daarvandaan kwamen nu ook de eindeloos dreunende rap-muziekklanken uit een draagbare radio: monotoonstotende klanken uit een electrische gitaar begeleidden een stroom eentonige boosklinkende woorden en kokhalsgeluiden. Een van de mannen met de merkwaardige bloempottenkapsels gaf een demonstratie van een soort hoekige, vechtsportachtige dans. De jongelui die op het gras lagen of zaten keken gestoord om en de herriemuziek werd snel afgezet.
'Ah, die beroemde sterren uit het verleden,' mijmerde hij. 'Rita Hayworth, Rock Hudson... die namen zeggen nu niemand meer iets, die jongeren daar hebben hebben nog nooit van hen gehoord... Doris Day, William Holden... Ik liep altijd langs de bioscoop op weg naar m'n werk en bekeek dan die affiches in de vitrines, naar Robert Mitchum met z'n brede borstkas... daar liep ik dan langs met m'n kippenborst...'
'Heb jij een kippenborst?'
Hij knikte. 'Een beetje zoals die jongen daar.' Hij wees naar een lange, tengere jongen met smalle schouders, die met ontbloot bovenlijf op het gras zat. 'Maar die knul trekt zich nergens wat van aan, hij doet gewoon of hij Robert Mitchum is.'
Een luid gejoel klonk op. De zwemmer had de kant bereikt. Hij richtte zich op en plaatste zijn handen op de betonrand.
'Kijk, kijk, hij heeft het gered, ons zwemwonder, onze Peter Hoogevorst!' zei Leendert. 'Er liggen daar vast allemaal flesscherven en verroeste blikjes onder water waar je je voeten aan open kunt halen.'
'Pieter van den Hoogeband, zul je bedoelen - zo heet die zwemkampioen,' zei Rita.
De jongen stond uit te puffen; hij keek op naar zijn dikbillige vriendin die hem toelachte.
'Kijk, die meid met die skippybalbillen heeft een tatoeage om haar bovenarm, een soort snoer van prikkeldraad, en haar vriend heeft een hele schouder vol van dat zwarte spul, ik dacht even dat er een laag kroos over zijn schouder hing.'
De jongen duwde zich op zijn handen omhoog en lag nu met met afgezakte korte broek voorover op het beton. Tot grote hilariteit van de anderen.
Rita haalde een doorzichtig plastic zakje uit haar zomerjack. 'Ik heb wat biscuitjes van ons tehuis voor ons meegenomen, van die zachte die ze daar altijd zo heerlijk in de thee zitten te soppen. Mag Sofietje ook zo'n koekje?'
'Geef maar, ik zal wel eentje aan Sofietje geven. Haar vorige eigenaar, haar bazin, heette ook Sofie, had ik je dat al verteld?'
Ze schudde haar hoofd.
Een witte vogel, kleiner dan een meeuw, scheerde over het water en schoot omhoog. Hij werd een witte stip boven de roerloze boomkruinen die scherp afstaken tegen de blauwe lucht.
'Die is nu dood. Ze heeft zichzelf van kant gemaakt, ze kon het leven niet meer aan. Een jonge vrouw nog, pas afgestudeerd, ze had er jaren over gedaan. Tja, ze was niet een van deze zorgeloze jonge mensen... Ze was al tijden depressief, kwam de deur niet meer uit, kon zelfs niet meer voor haar hondje zorgen. Dat deed ik dus maar. Het had alles te maken met wat haar was overkomen als meisje van elf, hoorde ik later - misbruikt, vele maanden misbruikt, verkracht, door een bekende, een buurman of neef of oom, ik weet het niet.'
Rita zuchtte. 'Tjeetje, wat een triest verhaal, zeg.'
Ze waren even stil en keken naar de rare strapatsen van het groepje jongeren.
'En zodoende kreeg ik Sofietje.' Hij boog zich voorover en aaide het beestje nogmaals over haar kopje. 'Op een briefje dat ze had achtergelaten stond: "Beste Leendert, zorg goed voor Sofietje, lieve Leendert. Ik vertrouw op jou."'
Rita zette haar zonnebril op. 'Wat hebben die rode en gele bloemen in die plantenbakken daar toch felle, vlammende kleuren,' zei ze. 'Het doet je haast zeer aan de ogen.'
'Wat wilde je zo-even vertellen over een Oude Ben?'
'Oh, die klampte me weer eens aan toen ik net opweg was naar hier. Allerlei gedachten dwalen en malen steeds door z'n oude kop. Nu had hij het over een dode Duitse soldaat die ergens begraven ligt onder een weg. Aan het eind van de oorlog was daar ergens bij zijn dorp in een landweggetje een bomkrater en daar hebben Ben en twee andere mannen toen het lijk van een omgekomen mof ingegooid en het gat weer dichtgeschept. Later is dat een geasfalteerde weg geworden. Nu wil Ben dat ik de autoriteiten er over inlicht. Als hij straks komt te overlijden is er niemand meer die de plek kan aanwijzen. Zijn kleinzonen komen hem af en toe ophalen en nemen hem dan mee naar de oude boerderij. Dan rijden ze over dat lijk onder het wegdek en begint hij er over. De jongelui negeren hem volkomen, nemen het niet serieus. Die gekke ouwe kerel, zullen ze wel denken - dei malle olle vent, loat 'm moar proat'n, wat mot'n wie d'r met? Steeds, als ze de onheilsplek passeren, krijgt hij het te kwaad. En nu wil hij dus dat ik... Voor het te laat is. Er is haast bij.'
'Hmmm... een onheilsplek...'
Een van de jongens trok de natte broek van de zwemmer nog verder naar beneden. Er klonk gejoel en gejuich. Het meisje met de dikke billen boog zich lachend voorover om haar vriend overeind te helpen. Dikke vouwen in haar melkwitte huid bolden op bij haar buik net boven de broekrand van haar krappe shorts. Aan de bovenkant van haar borst had ze ook een tatoeage. Samen met haar vriend waggelde ze hand in hand tussen de zonnebaders door de grashelling op, haar schommelborsten bewogen heen en weer onder haar t-shirt.
'Gottegottegot, díe heeft de kippen los in 't hok, zeg,' mompelde Leendert.
'Dat kun je wel zeggen, ja.'
'Ze trekken zich ook nergens wat van aan, hè, die pretmakers, die lanterfanteraars die hier zitten te luiwammesen op een doodgewone doordeweekse dag. Zo onbezorgd allemaal. Ze hebben ook nooit in angst geleefd, denk ik.'
Ze waren stil en staarden voor zich uit.
'Zo'n onheilsplek heb je daarginds ook - voor mij dan,' zei hij plotseling. Hij draaide zich om en wees opzij, naar de dichte hoge struiken langs een huizenrij. 'Daar achter ons, akelig dichtbij. Steeds als ik hier kom en langs die plek rij, moet ik er weer aan denken. In de oorlog was daar een klein oefenterrein waar ik op een keer met nog meer kinderen stond te kijken naar een groep mannen in uniform, Duitsers of foute Nederlanders, ik weet niet wat het waren. Ze marcheerden met gasmaskers op en riepen of zongen iets onverstaanbaars dat met die dingen op een vervormd geluid gaf. Een maffe vertoning was het, een koddig gezicht, al die rare rubberen snuiten. Een officier, zo'n echte Feldwebel, schreeuwde instructies. Ik moet daar hebben staan kijken, als oudste tussen die lachende kinderen - veertien zal ik zijn geweest- met een domme grijns op m'n kop. Opeens draaide die kerel zich om, ontstak in woede, vloog op me af en gaf me zo'n enorme rotschop in m'n kont dat ik op de grond viel. En nog een paar gemene trappen terwijl ik kronkelend voor hem lag. De andere kinderen renden krijsend weg. Ik kon eerst niet opstaan, ik verging van de pijn. Op een of andere manier ben ik toch thuis gekomen, we woonden hier toen vlakbij. Ik heb er nog weken kreupel van gelopen.'
'Jezus mina,' mompelde Rita.
'Daar moet ik altijd aan denken als ik er langs rij hier naartoe, daar, bij die onheilsplek. Die schoppen onder m'n achterste en die trappen in m'n maag voel ik nu nog. Ik hoop dat die kerel omgekomen is aan het eind van de oorlog, levend verbrand misschien boven op die plantsoenheuvel. Daar hadden ze zich verschanst toen de Canadezen kwamen. Wij zagen ze, mijn oudere broer en ik, glurend vanuit een hoekje van ons bovenraam, in rijen langs de huizen sluipen van onze straat, op weg naar de binnenstad. Bij die heuvel daar tegenover ons stuitten ze op moffen die zich hadden ingegraven, helemaal boven, met mitrailleurs. Maar de Canadezen hadden vlammenwerpers bij zich - toen nog een nieuwe uitvinding. Ze spoten meterslange vuurstralen omhoog en barbequeden die rotmoffen. Ik hoop dat die kerel die mij halfkreupel had geschopt daar ook bij was, dattie is ge-eindigd als een homp verschrompeld, zwartgeblakerd vlees.'
Ze was er stil van. Ze bood hem nog een biscuitje aan. Sofietje kreeg ook er ook nog eentje.

 

feedback van andere lezers

  • tessy
    Ik zie ze zo zitten praten..goed geschreven
  • GoNo2
    Ik volg Tessy en kijk uit naar 't vervolg...
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .