Volg ons op facebook
|
< terug
De corpsstudent en de dikke Duitse dame .8
Op een zaterdag tegen het middaguur vond hij Maria, haar ogen betraand, in bed met alleen haar hoofd en naakte borsten boven de rand van de deken. Ze sliep altijd bloot, net als Marilyn Monroe, anders kreeg ze het 's nachts te warm, had ze eens verteld. De tv stond naar haar toegedraaid op het verplaatsbare tafeltje op wielen. Robert-Jan kwam bij haar zitten. Van Daniël Polak had hij de modelbrief gekregen die Jonathan op kantoor had geschreven. Op de dag van het grote pausgebeuren was het er niet meer van gekomen en ook in de weken erna had de aankomende advocaat er niet meer aan gedacht. Maar nu had Robert-Jan eindelijk het stuk, dat als voorbeeld kon dienen voor een ambtelijke brief die hij voor Maria zou opstellen. Weledelgestrenge heer, was de aanhef. Het was heel belangrijk rekening te houden met de titulatuur, had Daniël hem verzekerd. De voorbeeldbrief stond verder bol van nederig, kontlikkerig proza, bedoeld om de ijdelheid van de weledelgestrenge hooggeplaatste heer te strelen en hem zo te bewegen een eenvoudig verzoek in te willigen. Hij liet haar de brief zien, maar Maria had er op dit moment geen belangstelling voor. Ze lag al uren te kijken naar de staatsbegrafenis van de Engelse prinses en huilde zachtjes mee met de scharen rouwende mensen langs de route van de begrafenisstoet. Ze vond het zo vreselijk. Zo'n mooie jonge vrouw, zesendertig -- net als zijzelf.
Robert-Jan kleedde zich uit en schoof tegen haar warme naakte lijf. Hij had vrijwel onmiddellijk een ijzersterke erectie, maar hij besloot het moment nog even uit te stellen waarop hij zijn weledellanggerekte heer het plezier zou vergunnen waarop die meende recht te hebben -- gewoonterecht, zoals in het Burgerlijk Wetboek gedefinieerd. Hij keek om naar de sombere beelden op de terecht zo genoemde treurbuis. De Engelse kroonprins schreed met een gepijnigde blik voort naast de kist waar de prinses in lag. Zijne Koninklijke Hoogheid, die onder normale omstandigheden altijd al benauwd en vies keek - alsof hij poep rook - keek nu wel héél vies. Alsof hij ergens een lijk rook. Robert-Jan werd er niet vrolijk van, zijn erectie begon al af te zakken. Bij Maria liepen de tranen over de wangen. Vocht liep uit haar neus. Robert-Jan bedacht dat hij wel een kopje van haar neus- en oogvocht kon opvangen, zoals hij bij een vorige gelegenheid op speelse wijze had gedaan met het lustvocht dat bij haar van onderen altijd rijkelijk vloeide als hij haar met zijn vingers verlekkerde. Met zijn lege koffiekop had hij haar vulvavocht verzameld - nou ja, een half kopje dan, of misschien een kwart - zogenaamd om aan een vriend door te spelen, een scheikundestudent, die op een laboratorium werkte en onderzoek deed naar... Naar wat eigenlijk? Wat had hij haar ook al weer wijsgemaakt? In ieder geval zou het onderzoek van zijn vriend dankzij haar kopje genotsvocht tot een medische doorbraak leiden, zijn vriend zou de Nobelprijs krijgen... Ze moest erom lachen. Hoe heette die vriend, had ze gevraagd, neem hem eens hierheen. Daniël Polak, had hij gezegd. Ons slimme joodje, het paradepaardje van onze studentenvereniging. Ein Einsteinchen. Hij had de inhoud van het kopje overgegoten in een glas, het eerst nog eens goed tegen het licht bekeken, het toen aangelengd met sinaasappelsap en het vervolgens in één teug opgedronken.
Hij kneedde zachtjes haar gigantische puddingborsten. De speentopjes, die eerst nog slaperig weggezonken lagen, kwamen nu als vlezige vingerhoedjes nieuwsgierig omhoog. Net kaboutermutsjes. Maria scheen niets te merken. Ze begon nog meer te huilen. Ze vond het furchtbar zoals de hübsche prinses, constant belaagd en opgejaagd door al die pavarotti's met camera's op snelle motoren, plotseling aan haar eind was gekomen in die tunnel. En zelfs bij het autowrak hadden haar achtervolgers nog kans gezien om sexy foto's te maken van haar verminkte lichaam.
`Die Knospen schwellen,' mompelde hij. Hij liet zijn wijs- en middelvinger als een klein mannetje bergafwaarts wandelen terwijl hij een vrolijk deuntje floot. Niemand weet, niemand weet dat ik Repelsteeltje heet. Dass ich Rumpelstilzchen heiss.' Vanaf de bergtop maakte het tweevingerkereltje einen Spaziergang naar beneden, over de grote buikheuvel en toen plotseling door een woud, eine tiefe Talfahrt naar... een vochtige streek, een monding, een onderaardse spelonk.
Maria scheen niks te voelen, zo ging ze op in het begrafenisgebeuren. Al dat verhevens en droevigs op de televisie - daar waren haar ogen van volgeschoten. Hij keek naar haar mooie, bedroefde gezicht. Waar het hart vol van is, daar stroomt de vulva van over, bedacht hij. Althans, bij haar. Hij liet zijn hand rusten op zijn geliefde plekje. Ze was ruim - ruim van opvatting, ruimhartig, ruim van schoot: ruimschoots. Zijn hand, gekromd als een bootje, zocht haar ruime sop. Terwijl haar ogen helle Tränen weinten om de gestorven prinses, scheidde ze van onderen eenzelfde hoeveelheid schaamvocht af. Van verdriet? Alles vloeide. Pantha Rei. Hilfe! Wir werden überflutet! Februari 1953. Hij stak zijn hand in haar vuistgrote holte. Het was alsof hij zijn hand in de kwijlende, zachte muil deed van een of ander zeedier. Zo'n traagbewegend, zachtroze weekdier dat zich met langzaam-flappende bewegingen nauwelijks voortbeweegt in een zeeaquarium. Hij hoorde klokkende geluiden die nieuw voor hem waren. Hij zou eigenlijk een microfoontje moeten plaatsen in de buurt van zijn hand, zodat hij ook deze geluiden op de band kon opnemen. Zoals hij toen gedaan had met haar lage lang aangehouden genotskreunen - haar walvisgeluiden - die altijd voorafgingen aan het gejubeljodel dat gepaard ging met haar hevige Orgasmus. Die keelgeluiden stonden al op het bandje dat hij zou opsturen naar het dolfinarium met het verzoek om het onder water ten gehore te brengen aan orka's en dofijnen om te kijken hoe de dieren erop zouden reageren.
Maria bleef zachtjes jammerend, met van verdriet verdwaasde, vochtige ogen, naar de beelden op de buis staren. Loodzware, stemmige kerkorgelmuziek klonk op en zwol aan. Hij bleef haar maar met zijn hand verlekkeren, zonder dat ze er maar iets van scheen te merken. Met een natte vinger peilde hij haar diepte. Ze gaf geen kik.
Hij sloeg het beddegoed terzijde, opdat hij duidelijk kon zien waar hij mee bezig was, en hij bracht zijn gezicht dichtbij haar opening. Brondevotie, een lust voor het oog. In zijn gedachten zag hij hoe hij daar met huid en haar door Maria's verslindende vulva naar binnen werd gezogen terwijl ze er zelf niets van merkte. Zij zou even later opstaan en zich afvragen: Wo ist der Robert-Jan? Ze zou hem overal in het huis zoeken en niet weten dat ze hem zelf van onderen had opgeslokt.
Hij veegde zijn vingers af aan haar schaamvacht en probeerde er een mooie spuugkrul in te maken - een Schnörkel. Met haar geilvocht als gel kamde hij vervolgens met zijn vingers het schaamhaar op zodat het recht omhoog stond in een lange hanekam. Niets scheen ze ervan te merken, ze gaf althans geen asem. Om haar het zicht op de begrafenisceremonie niet te ontnemen, ging hij zo liggen dat zijn lichaam een hoek van negentig graden maakte met het hare. Op zijn zij liggend kon hij, met zijn benen onder haar opgeheven knieën door, zijn lange zaligmaker bij haar inbrengen zonder dat ze maar iets van het televisieprogramma hoefde te missen. Ook nu reageerde ze nauwelijks. Ze schikte zich automatisch naar zijn wensen en gaf hem ruim baan. Haar ogen bleven gefixeerd op het scherm. Misschien wist ze werkelijk niet wat er met haar gebeurde, dacht hij. Misschien voelde ze helemaal niks, was haar riesige, nasse Muschi door al dat prinsessenverdriet daarvoor te ruim geworden. Ook hijzelf voelde weinig, alsof hij met zijn lange aal in een vat vruchtensap glibberde. Hij voelde de wanden van haar holte niet, hij neukte maar wat ins Blaue hinein. De genotsgeluidjes waar hij zo verzot op was, die hem altijd weer als muziek in de oren klonken, bleven deze keer achterwege, hoe hij ook zijn best deed om haar zover te krijgen. Zelf moest hij zich in toom houden, zichzelf bedwingen, om niet vroegtijdig... Hij dacht met opzet aan onplezierige dingen. Aan Rietje Spakman. Haar magere geraamte. Hij probeerde haar ribben te tellen. Rietje die een lijf had van iemand net uit Auschwitz, was bezig jodin te worden, had hij van Daniël Polak gehoord. Maar jood, dat werd je zomaar niet. In ieder geval at ze nu geen varkensvlees meer, en hield ze zich strikt aan de orthodoxe spijswetten.
Nog steeds geen lichamelijke tekenen van Maria, of verbale, waarmee ze hem gewoonlijk liet weten dat ze gelijktijdig met hem, of eerder natuurlijk - dat was ook goed - de eindstreep zou halen. Nog langer uitstellen lukte haast niet. Hij stond op springen. Hij probeerde nog de zaak op te houden, te rekken, door in gedachten Duitse voorzetzels die de derde naamval regeren op te zeggen: mit, nach, bei, seit, von, zu, zuwider, ausser, aus, gegenüber... En toen dit niets hielp voorzetzels van de vierde naamval: durch, für, ohne, um, bis, gegen... Terug naar Rietje. Rietje zonder tietje... die zich maar gauw moest aanmelden bij de platte landsvrouwen. Beslist een flat character, niet zoals Maria die met haar geweldige diepgang gerust een round character genoemd mocht worden. Arme Rietje, die van gereformeerden huize was, maar na de onthullingen over haar overgrootvader in therapie was gegaan - regressietherapie deze keer - en tot de ontdekking kwam dat ze in haar vorige leven een orthodoxe jodin was. Die verrassend veel op Anne Frank leek. . Hoewel die niet echt orthodox was. En net als Anne Frank was Rietje in Bergen-Belsen omgekomen.
Nog geen Maria. Behalve de zachte deining in haar grote lijf, veroorzaakt door zijn bewegingen, en korte rillingen als windvlagen over een vijver. Maria, Maria, Maria. Ze moest nu wel komen. Of ze wilde of niet. Laat iets van je horen... It's not over till the fat lady has sung! Er was geen houden meer aan. Goed, we gaan ervoor - TSJAKKAAAAHHH!
|