< terug
Spider .6
Ik kocht een grijze korte broek en een lichtgroene t-shirt met een afbeelding van een oenig-ogende koala op de achterkant en de woorden 'No worries mate'. Op de voorkant stond 'G'day mate' onder een breedgrijnzende kangoeroe. Ook nam ik een diggershoed, een hoofddeksel met een absurd wijde rand. Mannen uit de tijd van de gold-rush droegen die terwijl ze aan de oevers van rivieren naar korrels en klompjes goud zochten. Met deze spullen ging ik op weg naar het toilet om me te verkleden. Op dat moment zag ik dat Mayes en het meisje opstonden. Ik volgde hen naar de vertrekhal. Bij de incheckbalie namen vader en dochter afscheid van elkaar. Ik wist inmiddels haar naam. Jennifer Pearson. Dat had Spider me zojuist verteld. Na een lang gesprek was de situatie duidelijker geworden. Spider zei dat hij nog een paar dagen in Canberra aan de zaak Howard Mayes moest blijven werken, de financiele kant ervan, maar dat hij daarna naar Sydney zou komen om Jennifer te ontmoeten.
Jennifer stond haar vader na te zwaaien tot hij in de menigte verdween. Ze draaide zich om en liep naar de draaideuren van de vertrekhal. Daarachter lag het uitgestrekte parkeerterrein. Ik moest zorgen dat ik haar niet uit het oog verloor. Op de parkeerplaats, net toen ze op het punt stond in haar kleine Honda te stappen, sprak ik haar aan.
'Jennifer?'
Ze keek verbaasd naar me op.
'Mijn naam is Tim Bradshaw. Spider heeft je al het een en ander verteld, neem ik aan.'
Met een gepijnigde, besluiteloze uitdrukking op haar gezicht staarde ze me aan. 'Stap in,' zei ze toen. 'Please. Laten we ergens heen gaan… praten. Ik heb het niet meer.'
Ik nam naast haar plaats en we reden op de drukke weg in de richting van de hoge kantoorgebouwen van het citycentrum. Ik durfde niets te zeggen, ze moest zich concentreren op het verkeer.
Al gauw verliet ze de hoofdweg en we reden nu door rustige wijken met winkelstraten vol oude gebouwen van twee verdiepingen die nog dateerden uit het eind van de negentiende eeuw of het begin van de twintigste.
'Waar zijn we?' vroeg ik haar.
'Balmain.'
'Ik moet nog een hotel zien te vinden voor vannacht. Morgenvroeg vlieg ik terug naar Melbourne. Dus ik kan niet te lang…'
Ze parkeerde voor een zaak met grote etalageruiten, een eetgelegenheid vol jonge mensen van ongeveer haar leeftijd. We zochten een tafeltje in de hoek waar we rustig konden praten. Om ons heen klonk gezellig geroezemoes. Iemand stak een hand op naar haar en riep Hi Jenny.
'Ik kom hier vaak,' zei ze. 'Na m'n colleges. De universiteit is vlakbij en ik heb een appartement om de hoek.'
We spraken over Spider, Howard Mayes, Edwina Edgerton, over haar adoptie ouders de Murphy's. Urenlang. Laat haar vooral veel praten, had Spider gezegd. Dat zou haar goed doen. Het was haar nu wel duidelijk dat Howard Mayes al die tijd een bedriegelijk spelletje had gespeeld. Tegenover haar biologische moeder in Melbourne had hij gedaan alsof hij op zoek was naar hun adoptiekindje, tegenover Jennifer had hij volgehouden dat hij alles in het werk stelde om haar echte moeder op te sporen. Een verdrietige zaak.
Na een aantal wijntjes hadden we het over Spider en over Lefty Wright die voor Mayes werkte en Spider inside information verschafte. Ze vroeg naar herkomst van die rare namen, Spider en Lefty, en ik legde uit dat je op het internaat vaak zulke scheldnamen toegemeten kreeg, Spider vanwege zijn uiterlijk en Lefty vanwege zijn anatomische afwijking, zijn sterk naar links afbuigend geslacht. Een andere jongen had vier of zes tepels, net als een hond. Woofy Davis noemden ze hem. Als hij naakt door de kleedkamer liep begon iedereen te blaffen. Een jongen met de naam Woolcock werd Fleecy Penis genoemd, een andere jongen die Badcock heette - doodgewone Angelsaksische namen waren het eigenlijk - ging door het leven als Evil Dick.
Hier moest ze hartelijk om lachen. Eindelijk. Ze kon weer ergens om lachen.
'En jij dan? Hoe noemden ze jou? Had jij niet iets waardoor je het mikpunt werd van die plaaggeesten?'
Iets wat ik nog nooit aan iemand had verteld sinds ik van die gehate school af was vertelde ik nu aan haar: dat ze me altijd Miss Timmy noemden.
'Miss Timmy? Waarom?'
Ik kreeg het haast niet uit zijn strot: 'Omdat… omdat er geen haar groeit onder m'n oksels. Nooit. Geen enkel haartje.'
'Geen haar? Laat eens kijken, dat wil ik wel eens zien. Trek je shirt eens uit.'
'Ben je gek? Met al die mensen hier?'
Ik keek in het rond. Het was laat geworden. 'Ik moet weg. Hoe kom ik weer…'
'Je kunt bij mij op de bank slapen; dat doet mijn beste vriendin ook wel eens als we samen ietsje te veel gedronken hebben en het onverantwoord is om in de auto te stappen.'
Ik keek haar aan. 'Vertrouw je me...'
'Vertrouw jij mij?'grijnsde ze. 'Weet je wat? Laten we morgen naar Canberra rijden om Spider te ontmoeten. Als we een beetje vroeg vertrekken zijn we er 's middags.'
|