writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Sorane 2 Delos - hoofdstuk 26/26

door Jelsi

Sorane

Iedereen staart haar verbaasd aan, terwijl ze zich langzaam glimlachend omdraait. Achter haar klinkt een reutelend geluid. De kogels hebben Vern Ottaan vol in de borst geraakt. Met een bleek gezicht kijkt hij naar Sorane en ziet haar een snelle beweging met haar hand maken. Twee lichtbollen schieten uit haar hand naar de schutters toe. Ontsteld zien de omstaanders de twee mannen, zodra ze geraakt worden, in elkaar krimpen van de pijn. Dan vallen hun lichamen uit elkaar tot stof. Sorane richt dan tot de zwaargewonde misdadiger en merkt dat Terya en Ar-kan enkele mannen en vrouwen onder schot houden.
Haar gedachten scannen Vern Ottaan en glimlacht even.
'Zo ik weet genoeg, Nu je baas, Guon Tavero, nog.'
'Ho..e w…eeet j…ij d…da,' fluistert Ottaan, terwijl het licht in zijn ogen langzaam uitdooft.
Maar Sorane geeft Ar-kan en Terya een teken. Beiden lopen achteruit naar de deur toe. Maar Sorane heeft een energiebol in haar hand gevormd en dat houdt de gangsters op een afstand. Geen van hen wil het lot van hun twee collega's delen. Nadat de deur achter Sorane en haar twee vrienden dicht geklikt is. Bekommeren twee vrouwen zich om hun baas, maar merken dat zijn nietsziende ogen star voor zich uitstaren. Enkele anderen wagen zich naar buiten, maar ze vinden geen enkel spoor meer van Sorane, Deno Ar-kan of Terya.
Intussen zit een jongetje van een jaar of zes boven aan de trap naar beneden te staren. Hij hoort beneden woedende stemmen praten. Hij weet niet wat hij moet doen. Andrea is daar alleen. Als ze hier zou zijn zou ze het wel weten. Plots hoort hij een kreet.
'Andrea,' fluistert hij verschrikt.
Ron is in paniek. Snel haast hij zich naar zijn zusje en verbergt zich met haar op de vuile zolder.
Beneden kruipt Andrea recht, met haar linkerhand tegen haar wang gedrukt.
'Vetan, dat kan je niet doen,' zegt ze met trillende stem.
'Het spijt me, meisje. Maar met dit geld kan ik een hele tijd in luxe leven.'
'Ik vertrouwde je?'
'Ik ben niet te vertrouwen, Andrea. Heel mijn leven ben ik een mislukkeling geweest en dat zal altijd zo blijven.'
'Haal de kinderen, zij hebben nog meer waarde dan die twee.'
'Wat gaat er met hen gebeuren?'
'Dat weet je zelf ook wel. De nuronen houden van jonge blanke slavinnen. Dat is haar lot. De kinderen kunnen pas later verkocht worden, maar zij zullen zeer veel geld opbrengen.'
Vetan buigt zijn hoofd alsof hij zich schaamt. Hij kan het meisje niet meer aankijken.
'Breng deze naar het schip. We halen de kinderen,' zegt de leider van de bende.
'Oké, Dorbin,' antwoordt een andere en grijpt hij Andrea vast.
Andrea probeert zich nog te verweren, maar wordt ruw naar buiten gesleurd. Ze wordt een wagen ingeduwd, de vier mannen blijven wachten, terwijl ze hun wapens op de mensen van deze buurt gericht houden.
In het huis stappen drie mannen de trap op naar de zolder. Ron en Arika zitten ineen gedoken achter en paar dozen als de mannen de deur intrappen. Ze kijken om zich heen.
'Daarachter moeten ze zitten,' lacht de leider.
Ron krimpt ineen van angst en grijpt de hand van zijn zusje harder vast. Als de mannen de dozen wegsleuren is er niemand meer. Woedend rukken ze alle dozen die ze kunnen zien opzij, maar ze vinden de kinderen niet.
'Vetan heeft ons bedrogen,' roept een van hen uit.
'Ik weet het niet. We hebben de kinderen allemaal gezien.'
'Ze zijn er niet, Ebon. Daar moet Vetan voor iets tussen zitten. Kijk in de andere kamer, misschien zitten ze daar.'
De ene kamer na de ander wordt doorzocht, maar ook daar zijn ze niet. Woedend haast de leider zich naar beneden en staat voor Vetan, die hem bevend aankijkt.
'De kinderen, waar zijn ze, Vetan?'
'Ze moeten boven zijn.'
'Daar zijn ze niet en er is ook geen uitgang.'
'De vensters zijn te hoog. Daar kunnen ze niet door naar buiten geraakt zijn, Dorbin.'
Dorbin, de leider kijkt Vetan woedend aan en slaat plots hard toe. De oude man wordt hard geraakt en vliegt tot tegen de muur, waar hij bewusteloos blijft liggen. Dorbin grijpt het pak geld van de tafel en samen met twee anderen loopt hij naar buiten.
'Jullie vriend Vetan, was vroeger een vrouwenhandelaar. Vergeet het niet mensen.'
Even later rijden ze met twee wagens weg, nagestaard door de mensen die in de buurt wonen. Als ze hem aankijken, merkt hij dadelijk hun minachtende blik op. Zonder nog iemand aan te kijken, gaat hij naar binnen. Vanaf die dag wil niemand nog met de oude man spreken, zelfs de paar vrienden niet die hij hier maakte. Vetan durft in de dag niet meer buiten komen en trekt er alleen gedurende de nacht op uit om eten te zoeken. Hij heeft spijt van wat hij gedaan heeft, maar kan er niets meer aan veranderen. De laatste woorden van Andrea galmen steeds maar opnieuw door zijn hoofd. Wij vertrouwden je.
Twee weken later kan hij niet meer. Hij kijkt even rond in de vertrekken waar hij ongeveer vier jaar woonde. Dan richt hij zich op en haast zich naar buiten de donkere nacht in. Zijn weg leidt naar de haven, die niet zo veraf gelegen is. Plots hoort hij stappen achter zich en haast zich nog sneller, maar de stappen blijven hem volgen.
Plots een bevelende stem.
'Vetan!'
Verschrikt blijft hij staan. Hij lijkt wel verstijfd. Als hij zich eindelijk omdraait, staart hij recht in de ogen van een mooie roodharige vrouw. Ze lijken hem wel te doorboren.
'Dank u, Vetan. Ik moet dus Dorbin hebben.'
'Hoe weet jij?'
'Ik ben een telepate, Vetan. Ik kan je gedachten lezen, zonder dat je iets voor mij kan verbergen.'
'Gedachten lezen. Kan dat dan?'
'Kom, volg mij. Jij zult mij helpen, om je daden goed te maken, vrouwenhandelaar.'
De verachtelijke manier dat deze vrouw deze woorden zegt, doet hem in elkaar krimpen. Toch volgt hij haar naar zijn huisje, dat hij voorgoed wou verlaten.
'Zelfmoord laat ik niet toe, Vetan. Jij zal boeten voor wat je gedaan hebt.'
Vetan durft niet meer omhoog te kijken en merkt daardoor Deno niet op, die hem plots vastgrijpt.
'Weet deze schurk iets van Ron of Arika.'
'Nee, Deno. Uit zijn gedachten kan ik opmaken, dat ook de handelaars hen niet meer vonden. Ik denk dat Ron of Arika uit angst hun krachten gebruikt hebben. Maar waar ze dan zijn weet ik niet. Hopelijk weet Andrea iets, anders zal het een moeilijke zoektocht worden. Heel ver kunnen ze niet zijn, want hun krachten zijn nog in een pril stadium.
'Waar vinden we die twee?'
Onze vriend zal ons vrijwillig naar zijn contact personen brengen.'
'En als hij niet wil.'
'Dat zou ik hem niet aanraden, Deno. Ik denk niet dat die behandeling hem zal bevallen.'
'Stop, stop. Ik zal doen wat je vraagt, vreemde.'
'Mijn naam is Ena en dit is Deno. Wij zoeken onze kinderen, Vetan.'
Vetan kijkt beiden even aan en buigt dan zijn hoofd weer.'
'Schaamte kan je daden niet goed maken, man,' zegt Deno streng.
Vetan zegt niets, maar begin plots te stappen. Ena en Deno volgen hem tot ze een uur later aan de grote havenloodsen halthouden. Vetan wijst naar enkele gebouwen. Ena kijkt in de richting en scant telepathisch het doelwit en ontdekt een aantal mannen en vrouwen, die de omgeving moeten bewaker. Dan dringen haar gedachten de gebouwen binnen. Maar ze vindt niet wat ze zoekt.
'Vetan, ben je zeker.'
'Ja, dit is het gebied van Dorbin. Hij moet hen hier in een van de gebouwen vasthouden.'
'Ze zijn er niet, man.'
'Niet hier. Dan kunnen ze alleen op een van zijn schepen zijn.'
'Waar zijn die?' vraagt Deno.
Ena heeft al uit zijn gedachten kunnen opmaken welke schepen het moeten zijn en haar gedachten dringen naar binnen. Al snel weet ze waar Andrea opgesloten zat. Uit de gedachten van enkele bandieten kan ze opmaken dat ze Andrea zijn komen halen.
Voor de ogen van Vetan verandert Ena in een vrouw met zwart haar. De oude man schrik hevig en weet niet meer wat te doen. Als hij naar Deno kijkt schrikt hij nog meer. Ook zijn ogen zijn zo zwart als de nacht.
'Nee, dat niet. Jullie zijn volkors.'
'Ben je geschrokken, Vetan. Ik hou van de mooie ogen van mijn vriend hier' lacht de vrouw.
'Wat is er met mijn ogen?'
'Zo zwart als de nacht, schatje. Volkors boezemen meer angst in.'
'Ha, dat bedoel je,' lacht Deno.
Vetan die van angst in elkaar gekrompen is, kijkt beiden verbaasd aan. Het dringt tot hem door dat deze vreemden toch geen volkors kunnen zijn. Die zouden niet zo spottend met elkaar omgaan.
'Terya, jij blijft met Ar-kan hier, Hou een oog op Vetan. Als hij het waagt om zich uit de voeten te maken, schiet hem dan neer.' zegt Ena dreigend, met een knipoog naar Ar-kan.
Als Ena en Deno weg zijn, kijkt Terya, naar Vetan.
'Denk maar niet aan ontsnappen, oude man. Zelfs als het je zou lukken, dan zou je niet lang vrij zijn. Naar wat ik gehoord heb, is Sorane als ze woedend is nog veel erger dan een volkor.'
De oude man kijkt haar met een angstige blik aan. Dan richt hij zijn blik op de gebouwen en ziet de zwart harige vrouw en de man juist tussen de gebouwen verdwijnen.
'Denk er zelfs niet aan, oude man,' hoort hij plots een stem in zijn hoofd zeggen.
Verschrikt kijkt hij om zich heen, maar ziet alleen de jonge vrouw en Ar-kan, die hij ergens van kent, maar niet kan thuis brengen. De angst zit diep in en met trillende benen gaat hij op een kist zitten, zodat hij niet gemakkelijk te zien is.
De wachters merken al snel de twee mensen op die tussen de gebouwen doorlopen.
'Halt, wie zijn jullie? Niemand heeft hier toegang.'
'Niemand verbied een volkor de toegang. Wapen weg of jullie moeten het met de dood bekopen.'
Verstijfd van angst laten de zes mannen hun wapen vallen en steken hun handen op.
'Wij willen Dorbin spreken. Waar is hij?'
'Dorbin. Die is…'
'Ben je je leven moe, Noan.'
'Dit zijn volkors. Als die Dorbin zoeken, dan wil ik er niets mee te maken hebben.'
'Tja, ik ook liever niet,' zegt de andere en wijst in de richting van een schip.
'Verdwijn van hier, want de hel zal hier over een tijdje losbreken,' zegt Ena met een toonloze volkorstem.
De zes kijken hen verbaasd aan en maken zich snel uit de voeten. Ena en Deno lopen verder naar de aanlegsteiger toe. Langzaam lopen ze de laadbrug op en staan even later op het dek van het schip.
'Kom, Deno. Ik heb Andrea gevonden. We moeten ons haasten.
Andrea is half naakt en heeft verschillende electroden op haar huid, die glanst van het zweet. Het half bewusteloze meisje kijkt haar niet begrijpend aan.
De piraat grijpt zijn wapen, maar verstart als hij in de zwarte ogen kijkt van de zwartharige vrouw. Hij krimpt in elkaar van de pijn en moet zijn wapen laten vallen.
'Deno bekommer je om Andrea ik moet een paar piraten een lesje gaan leren.'
'Oké. Veel plezier. Maar vergeet Andrea niet.'
De man kijkt Deno verbaasd aan, terwijl hij de pijn voelt afnemen.
'Zit en waag het niet meer om te bewegen,' zegt Deno hard.
De man schrikt en gaat op een stoel zitten. Hij ziet dat Deno de electroden van het lichaam van hun slachtoffer losmaakt.
Zonder dat Deno het merkt bukt de man zich en reikt naar een mes dat hij in zijn laars draagt.
'Pas op. Hij heeft een mes,' hoort Deno in zijn hoofd.
Bliksemsnel draait hij zich om en slaat toe. De man wankelt achteruit en botst tegen de muur. Het mes valt op de grond. Maar hij geeft zich niet gewonnen. Hij springt vooruit, maar hij lopen recht op de vuisten Deno die hem twee maal hard raakt. Bewusteloos stort hij neer. Deno neemt Terya in zijn armen en draagt haar snel naar buiten.
Ena is op weg naar beneden en loopt op haar hoede door de gangen. Ze richt zich op de stemmen die ze hoort en bereikt een lager geleden verdieping. Haar gedachten scannen intussen de omgeving en zo ontdekt ze twee mannen op die haar vanuit de gang links naderen. Ze doet gewoon alsof ze hier thuishoort en loopt verder. De twee merken haar dadelijk op als ze voorbij loopt.
'He, wat doe jij hier?'
Ze houdt halt en draait zich om.
De twee schrikken dadelijk van haar zwarte ogen en trekken bliksemsnel hun wapen. Ena heeft maar een gedachte nodig om hen door de gang te werpen. Meer dan twintig meter verder knallen ze tegen de vloer en blijven liggen. De stemmen hoort ze op dat moment niet meer. Maar wel geluiden van het trekken van wapens. De mannen twee vrouwen komen met getrokken wapens de gang in. Maar zien niemand meer. Ena is achter hen in de kamer gematerialiseerd en lacht even:
De zes schrikken en draaien zich dadelijk om.
'Hoe kom jij hier?'
'Volkors hebben overal toegang, Gornon,' antwoordt ze.
'Een volkor, hier. Waarom?'
'Een jonge vrouw, piraat. Zij staat op de lijst van gezochte personen. Dorbin heeft haar gekocht van een oude vrouwenhandelaar.
'Wat hebben de volkors daarmee te maken.'
'Iedereen die op de wanted lijst staat hoort ons toe. Of wil je de volkors op je hals halen, Gornon.'
'Jullie zijn maar met twee. Ver van jullie eenheid. Denk je dat je mij angst aanjaagt. Dan hebben jullie het allebei mis.
'Toch zou ik maar op mijn hoede zijn, piraten. De volkors zijn niet te onderschatten. Ze staan in verbinding met elkaar door de symbiont die hen beheerst.'
'Je spreekt alsof je geen volkor bent, vrouw.'
'Mijn naam is Ena Ros, ik ben of beter was een federaal agente.
'Geen volkor. Haaha.. En zij hebben of liever hadden angst van jou en die vent. Maar nu hebben jullie je doodvonnis getekend.'
'Daar zou ik niet zo zeker van zijn, piraat. Ik heb al duizenden volkors uitgeschakeld, dus ik kan jullie allemaal even als ontbijt aan.'
Even is het stil om haar heen, dan barsten ze in lachen uit.
'En nog gek ook.'
Lachen jullie maar rustig verder, piraten. Ik moet Dorbin hebben.
'Dat zal niet gaan, meid. Je blijft gewoon hier. Misschien kan je ons vermaken," zegt Gornon en richt zijn wapen op Ena.
Ook de anderen heffen hun wapens op.
'Tot straks,' zegt Ena nog en is dan verdwenen.
De mannen en de twee vrouwen staren naar de plaats waar ze stond.
'Waar is ze?' stamelt Gornon.
Op dat moment landen overal zwevers en volkorlandingstroepen springen eruit. De piraten openen het vuur op de volkors, maar die beantwoorden het genadeloos. Ena concentreert zich en wordt door een licht blauwe gloed omgeven. De golf verspreid zich en bereikt de eerste volkors, die dadelijk beginnen te beven. De piraten kijken hen verbaasd aan en dan zien ze de symbiont uit hun lichamen stromen.
'Knal ze neer, snel voor ze gevaarlijk worden,' lacht een van de piraten.
Als de piraten hun wapen op de volkors richten, klinkt plots een harde stem.
'Nee!'
Iedereen, ook de drie volkors kijken plots naar Ena en zien haar veranderen. Voor hun ogen staat plots een roodharige vrouw. Even licht haar voorhoofd op en op hetzelfde moment worden de piraten in een rood veld gehuld. Niet alleen deze, maar ook hun lotgenoten in dit gevangen kamp. Hun lichamen schokken van pijn door elkaar, terwijl ze hun wapens laten vallen. Als de rode gloed verdwijnt, storten ze bewusteloos op de vloer.
De drie volkors kijken Sorane smekend aan. Maar die vuurt opnieuw een blauwe golf doorheen de havenloodsen. Meer dan honderd volkors storten in. En willen zich van afgrijzen van het leven beroven.
'Halt. Willen jullie mijn woede opwekken. Ik heb jullie niet bevrijd om zelfmoord te plegen, maar om jullie de vrije keuze te laten.'
Verbaasd luisteren de bevrijde volkors naar haar stem. Ze merken niet dat ze plots in een groen veld gehuld worden en in het niets oplossen, om vele kilometers daarvandaan diep onder de grond te materialiseren in de basis van Sorane. Ze staan in een grote zaal, waar ze dadelijk geholpen worden door de mensen van Raya. Sorane heeft zich intussen weer in de gedaante van Ena bij Deno gevoegd, hij heeft verschillend jonge vrouwen bevrijd. Ena weet niet goed wat te doen.
'Waar zijn die piraten, Ena.'
'Gaan vliegen, lieve schat,' zegt Ena spottend.
Even glimlacht even en schrikt dan op.
'Pas op. Ik hoor politie sirenes.'
'Weet ik.'
Ena kijkt naar de bevrijde meisjes.
'Wacht op de politie. Zij zullen jullie wel naar jullie ouders terug brengen.'
Een meisje, dat een arm om een ander meisje geslagen heeft, knikt.
'Kom, Deno. We moeten verder. De politie zou ons alleen ophouden met hun vragen.'
Beiden haasten zich naar een van de gebouwen toe en stappen naar binnen. Juist op het moment dat Ena wil teleporteren, horen ze een stem.
'Handen op, jullie twee, of jullie vriendin hier is eraan.'
'Dorbin,' zegt Deno fluisterend.
Ena knikt alleen maar zonder om te kijken.
Ze weet dat Dorbin, die een arm omheen Andrea geslagen heeft en een wapen tegen haar hoofd drukt, achter haar staat.
'Ik weet niet welke vreemde dingen hier allemaal gebeuren, maar ik wil hier gewoon weg.'
'Dat kan niet, Dorbin. Jij hebt misdaden begaan en daar moet je voor boeten.'
'Dan moet dit mooi meisje sterven, agente.'
'Zonder kogels zal dat niet gaan, mannetje,' zegt Ena spottend, terwijl ze acht kogels uit haar rechterhand op de grond laat vallen.'
Dorbin kijkt er even naar, maar haalt dan toch de trekker over. Er klinkt alleen een droge klik. Verbaast lost hij zijn greep en kijkt naar Ena. Andrea reageert dadelijk en de man vlieg met een ruk over haar schouder. Met een harde klap komt hij op de stenen terecht. Geschokt richt hij zich op en wil recht springen, maar op hetzelfde moment is hij verdwenen.
'Hé, wat is dat?' stamelt Andrea.
Als Dorbin materialiseert, kijkt hij verbaasd en schrikkend om zich heen. Hij bevindt ergens anders. Dan merkt hij zijn kompanen op, die niet goed wetend wat te doen, hem aankijken.
'Waar zij we hier?' vraagt hij.
'In ieder geval niet meer op Enuron,' zegt een vrouw en wijst naar de lucht die rood van kleur is.
Er zijn twee manen, die de hele dag te zien zijn.
Op Enuron zegt Deno juist.
'Dat was een overbrengingsveld, Andrea.'
'Hier, dat kan toch niet.'
'Zodra je Sorane ontmoet, verandert je wereld, Andrea.'
Ena kijkt Deno even waarschuwend aan. Terwijl intussen politiewagens tussen de gebouwen door rijden. Met piepende remmen komen tot stilstand. Ze verrassen de piraten volledig. De meesten geven zich zonder weerstand over. Enkele worden gedood tijdens een kort vuurgevecht.
'Kom we geen iets eten, Terya en de anderen wachten ons daar al op,' zegt Ena, die de omgeving telepathisch observeerde.
Deno kijkt haar even aan, maar zegt niets meer. Gedrieën lopen ze naar van het terrein af, de straat op.
Een paar straten verder vraagt Andrea plots:
'Wie is Sorane?'
'Sorane Cobanon. Je hebt haar al eens ontmoet in je flat.'
'Dat klopt. Ze is de moeder van Arika en Ron.'
'En ook een esper, Andrea. Ze kan van uiterlijk veranderen wanneer ze wil.'
'Deno, uitleggen kunnen we later nog. Ik moet weten waar onze kinderen nu zijn.'
'Cobanon, dat is toch die huurmoordenares, werd die niet gedood.'
'Later zal je dat wel duidelijk worden, Andrea,' zegt Ena en loopt naar een deur toe.
Even later stappen ze een kleine kantine nabij de haven binnen. Hier wachten Terya, Ar-kan en Vetan hen al op.
'We hadden een beetje honger, Ena. En ik vermoedde dat zij ons niet nodig zou hebben. De drie zetten ze zich aan een tafel, naast die van de anderen. Sorane is teleurgesteld als blijkt dat Andrea niet weet waar Ron en Arika zijn. Sorane kijkt even naar het eten dat voor Terya op de tafel staat en geeft een teken aan een bediende. Die noteert even later hun bestelling.
'Ze waren er plots niet meer; De kopers hebben hen een tijdje gezocht, maar vonden ze ook niet,' zegt Andrea.
Een tijdje later hebben ze alle lekker gegeten.
'Breng ze allemaal naar een hotel, Terya. Ik zie en Deno jullie daar wel.'
'Hoe vind je ons dan, Ena.'
'Ena is een telepate, Andrea.' zegt Deno.
Andrea kijkt nog even naar de zwartharige, maar kan haar en Deno nergens meer zien.
'Kom, we doen wat Ena gezegd heeft,' zegt Terya.
De agente met haar gezel zijn intussen in Mogwan gematerialiseerd en kijkt om zich heen. Haar gedachten scannen de omgeving en vinden al snel haar doel. De basis waar Alonga vroeger de plak zwaaide. Die wordt op het moment door soldaten van Aqunok bemand. Maar de toestand van de gevangenen die er opgesloten zijn, is er nog slechter dan toen de volkors hier de baas waren.
Ena gaat alleen naar de toegangspoort en vraagt toestemming om enkele gevangenen te bezoeken. De bewakers glimlachen, na haar eens goed bekeken te hebben.
'Een mooi lekker katje, dat ik wel eens zou willen pakken. Misschien dat de baas toestemt als ze een maal binnen is,' denkt hij, als hij haar ziet aankomen.
Sorane die zijn gedachten opvangt, moet zich inhouden om hem niet tegen het plafond te laten plakken, met haar telekinetische krachten.
'Ik ben federaal agente Ena Ros. Voor mijn onderzoek naar corruptie is het noodzakelijk dat ik met enkele gevangenen kan spreken,' zegt ze.
De man grijnst haar onbeschaamd toe, terwijl hij denkt:
'Corruptie, Die is goed gek.'
Maar dan opent hij de toegangspoort en laat haar binnen in een klein kaal vertrek met een aantal stoelen.
'Wie wil je spreken, agente.'
'Ovan Denoro, Ilsa Mateo, Vera Motan, Don Qozan en Ara Bolgin,' antwoordt Sorane, die de namen telepathisch van enkele gevangenen te weten kwam.
'Ga zitten, ik zal navraag doen bij de directeur. Hij beslist of je hen te zien krijgt.'
Sorane knikt en gaat zitten. De man kijkt haar nog even aan en gaat naar zijn kantoor. Sorane zucht even terwijl ze wacht. Haar gedachten scannen intussen de omgeving. Nog voor de bewaker terugkomt, weet ze al wat er gaande. De gevangenis in raken is niet zo moeilijk, maar eruit raken zou voor gewone mensen niet zo eenvoudig zijn. De directeur is al aan het onderzoeken of ze is wie ze zegt te zijn. Sorane glimlacht even. Haar plannetje lukt. Over enkele minuten zal de man weten dat ze gezocht wordt en alarm slaan.
De bewaker opent de deur van zijn kantoor.
'Kom maar, agente Ros. U kunt in de ondervragingsruimte op hen wachten. Enkele bewakers halen de gevangenen die je een voor een onder toezicht kan ondervragen.'
'Dank u, officier,' zegt Ena.
Als de gevangenen binnen gebracht worden weet Ena al dat het soldaten zijn, die haar moeten grijpen. Als ze dichterbij komen werpt ze hen telekinetisch achteruit tot tegen de wand. Ze zakken voor de ogen van de andere soldaten in elkaar. Die grijpen hun wapens en schieten op Ena. Die achter een tafel in dekking gaat. De soldaten schieten de tafel aan flarden, maar Ena is al geteleporteerd.
Ze ligt echter achteraan in de hal, kreunend van de pijn, want heel het complex is door een antiparaveld omgeven. De soldaten vinden haar en drukken een rond voorwerp tegen haar voorhoofd. Het voorwerp vormt dadelijk een hoofdband omheen haar hoofd, waardoor haar krachten uitgeschakeld worden. Voor hun ogen verandert de agente in de roodharige Sorane. Enkele uren later land en zestal zwevers. Uit een ervan stapt Aqunok met een paar lijfwachten. De soldaten sleuren hun gevangene tot voor zijn voeten. Aqunok kijkt triomfantelijk op haar neer, terwijl ze in Sorane verandert.
'Welkom in mijn rijk, Sorane. Jij wordt mijn geschenk aan Jakira.'
'Jij zult over korte tijd de dag vervloeken, waarop je de pion van Jakira werd, Aqunok.'
'Misschien, Sorane maar ik vrees dat jij dat niet meer zult meemaken.
Vele kilometers daarvan glimlacht een gedaante even als ze door de ogen van een bewaker zichzelf onder strenge bewaking voor de voeten van Aqunok op haar gehavende knieën ziet zitten.
'Schrik niet teveel. Heer Aqunok.' hoort Aqunok spottend in zijn hoofd zeggen.
Hij staart verbijsterd naar zijn gevangene, die langzaam, voor zijn voeten, tot stof uit elkaar valt. Zijn vuisten knijpt hij van machteloze woede hard tot bloedens toe, dicht. Deno die de hand van Sorane/Ena vastheeft heeft ook alles gezien en lacht:
'Die had je liggen, Sorane. Hij was zo woedend.'
'Dat was mijn bedoeling, Deno. Misschien maakt hij fouten, waardoor we de tijd krijgen om Ron en Arika te zoeken,' zegt Sorane/Ena en concentreert zich opnieuw.
In de hoofdgebouwen van Aqunok materialiseert Sorane opnieuw en loopt door de gangen. De aanwezigen herkennen haar dadelijk en zijn verbaasd dat ze hier zo maar rondloopt. De bevelhebber van de bewaker activeert dadelijk een antiparaveld omheen het gebouw, zodat ze niet meer weg kan. Dan zend hij soldaten naar haar toe. Aqunok die intussen op de terugweg is, krijgt het nieuws al snel te horen.
'Sneller. We moeten het hoofdkwartier zo snel mogelijk bereiken,' beveelt hij.
De bestuurder van de zwever, duwt de gashendel helemaal naar voor waardoor het toestel versnelt. De vier andere zwevers passen ook hun snelheid aan.
Sorane wordt intussen door soldaten opgewacht, maar teleporteert. Ze komt echter half bewusteloos een paar meter verder op de vloer terecht.
'Dat was een verrassing, hé. Katje. Je kunt hier niet meer weg,' grijnst een soldaat, maar ziet Sorane alweer verdwijnen.
Deze maal blijft ze binnen het veld en begint een kat en muis spelletje met de soldaten die haar maar niet kunnen grijpen. Enkelen hebben al raken klappen gekregen, toen ze haar aanvielen. De jacht op Sorane is open, maar ze slagen er maar niet in om haar in de val te lokken. Ook hun schoten lijken hun prooi niet te deren. Iets beschermt haar, zelfs tegen energiewapens. De weinige keren dat ze de schoten beantwoordde werden enkelen van de bewakers gewond. Als de zwevers van Aqunok twee uur later landen, is Sorane nog steeds niet gegrepen. Plots duikt ze op in de bestuur cabine van de eerste zwever. Ze vernietigd met haar telekinetische krachten de besturing en werpt Aqunok haar tot tegen de wand. Dan is ze verdwenen.
'Verklein het antiveld telkens als Sorane ergens opduikt,' beveelt hij woedend.
Sorane schrikt als ze tijdens een sprong tegen een ondoordringbare wand opbotst. Ze beseft dat het gebied waarin ze gevangen zit bij elke sprong kleiner wordt.
Haar laatste sprong brengt haar in de hangaar waar Aqunok zich bevindt en stapt langzaam met geheven handen op hem toe.
'Pech, Aqunok. Een kloon kan je niet pakken,' zegt ze spottend en valt op hetzelfde moment tot stof uit elkaar.'
Aqunok staart gelaten naar de plaats waar ze liep en beseft dat Sorane met hem aan het spelen is. Zijn woede zakt weg als hij plots op een idee komt. Als Sorane een kloon kan scheppen, dan moet ook uit te zoeken zijn waar ze zich bevindt. Snel neemt hij contact op met de centrale dienst van Jakira.
Het duurt een tijdje en ene beetje overtuigingskracht, maar uiteindelijk krijgt hij de man te spreken die hij moet hebben.
'Her Ador. Hier, President Aqunok. Sorane is op Enuron binnen het scherm gevangen, maar alle pogingen om haar te grijpen zijn tot nu niet geslaagd. Ze speelt een soort spelletje met ons, daar telkens een kloon te gebruiken. Nu had ik het idee om Espers in te zetten om haar op te sporen door middel van een kloon.'
Even is het stil aan de beeldtelefoon. De man aan de andere kant denkt diep na.
'Voorstel aangenomen, Her Aqunok. Drie gespecialiseerde espers zullen zo snel mogelijk contact met u opnemen.'
Terwijl Aqunok op de espers wacht, treft hij met enkele volgelingen al verschillende voorbereidingen. Als twee mannen en een vrouw zich bij hem melden, zucht hij opgelucht. Kalm legt hij zijn plan uit. De drie in zwarte geklede esper knikken en gaan in een zetel zitten. Dan richten ze hun blik op de schermen waarop Sorane te zien, deze maal op twee verschillende plaatsen. Ze concentreren zich diep en nog dieper tot ze de energielijnen omheen de klonen kunnen waarnemen. De vrouw glimlacht even en tikt enkele data's in op een 3d keyboard. Aqunok volgt wat zij tipt en geeft een teken met zijn hand aan een van zijn ondergeschikten. De bediende kijkt even naar de schermen voor zich en begint ijverig te tippen. Even later schuiven verschillende papieren uit een speciale printer die op een plastiekfolie afdrukt. Aqunok neemt er eentje op en leest het snel door.
Intussen krijgt een speciaal commando de bevelen binnen en haast zich naar drie zwevers. De drie espers die zich bij Aqunok bevinden zijn plots verdwenen en materialiseren elk aan boort van een zwever.
Terwijl de soldaten op de locatie waar Sorane actief is haar proberen te grijpen, vliegt het speciaal commando naar het noorden. Meer dan een uur zijn ze onderweg om dan met ingeschakelde deflectors Tefloon, een klein dorp te naderen. Een van de Espers grijnst als hij op de zoeker Sorane opmerkt, die in diepe concentratie op de grond zit. Hij geeft telepathisch het sein aan beide anderen en de zwevers dalen gelijktijdig op drie verschillende plaatsen, met Sorane en haar medeplichtige in het midden tussen hen in. Zodra ze de grond raken word automatisch een energiescherm opgebouwd vanuit de drie zwevers. Dit scherm omspant het hele gebied tussen de zwevers. De drie espers activeren hun energiezwaarden en lopen doorheen het scherm. De soldaten van het speciale commando trekken hun wapens en blijven omheen het scherm staan.
Sorane en Deno hebben hier nog niets van gemerkt en zitten nog steeds op dezelfde plaats. Plots heft Sorane haar hoofd op en kijkt om zich heen. Ze schrikt en grijpt snel Deno's rechterhand vast en op hetzelfde moment zijn ze verdwenen. Maar een seconde later materialiseren ze kreunend van de pijn opnieuw. Deno wankelt achteruit en valt neer in het gras. Sorane houdt zich staande al in ze zwaar aangeslagen. De drie espers stappen uit drie richtingen op de roodharige toe. Sorane merkt hen dadelijk op en probeert zich te concentreren.
Langzaam maar zeker verdwijnt de pijn en ze kan zich beter en beter concentreren. De drie wachten echter niet langer, maar vallen Sorane aan. Hun wapens worden echter door een energiescherm dat Sorane omgeeft een paar ogenblikken tegengehouden. Dan activeert Sorane haar eigen energiezwaard en valt plots aan. De man links van haar moet achteruit wijken. Aqunok, die vanuit zijn hoofdkwartier toekijkt, schrikt ervan. Hij beseft dat Sorane nog niet verslagen is. De drie espers zullen training in daden moeten omzetten om haar te verslaan.
Hij kan zien dat ze hun uiterste best doen, maar Sorane is eenvoudig beter. Ze raakt een van de twee mannen plots in de borst en terwijl hij kreunend in elkaar zakt duikt ze onder de slag van de vrouw door. Om haar as draaiend haalt ze uit naar de vrouw en raakt haar bijna. De vrouw reageerde tijdig, waardoor ze de slag op het nippertje kon opvangen. Maar de slag is zo hevig dat haar energiezwaard uit haar hand geslagen wordt. Terwijl ze achteruit wijkt, schiet de tweede man, ter hulp. Hij slaagt erin om Sorane achteruit te drijven, terwijl de vrouw naar haar wapen reikt. De cilinder schiet op haar hand toe, maar bereikt die niet. De cilinder schiet, tot haar ontsteltenis, op de linkerhand van Sorane toe.
Ook de man schrikt als zijn tegenstandster plots twee zwaarden heeft. Toch geeft hij het nog niet op en doet een uitval, maar Sorane vangt deze bliksemsnel op en beweegt zich nu zo snel, dat hij moet wijken. De slagen van de roodharige volgen elkaar zo snel op, dat de man bijna kans meer heeft. De vrouw merkt het en kijkt angstig om zich heen. Als ze het zwaard van haar dode collega opmerkt, reikt ze er met haar hand naar. De cilinder schiet op haar toe en ze activeert hem dadelijk. Maar gebruiken kan ze hem niet. Sorane heeft twee energiebollen op haar afgevuurd. Eentje kan ze op het nippertje ontwijken, maar de tweede treft haar vol. Haar lichaam verheft zich even van de grond, om dan met een luidde smak in het gras neer te vallen. De man teleporteert snel achteruit buiten het bereik van Sorane. Maar hij beseft dat geen van hen een kans heeft tegen Sorane.
En een mislukking duldt hun meesteres niet. Als hij merkt dat Sorane een blik werpt op Ailane, zijn collega, die zich moeizaam opricht, waagt hij zijn kans. Een korte teleportatiesprong brengt hem tot vlakbij Sorane. Maar die reageert dadelijk met een telekinetische schok. Hij vliegt achteruit door de lucht en botst tegen een boom aan. De klap is zo hevig dat hij bewusteloos blijft liggen. Sorane wend zich naar de vrouw en glimlacht.
'Oefening baart kunst. Misschien dat jullie ooit een kans tegen mij hebben, Ailane. Maar op dit moment heb ik alleen met jullie gespeeld om mij een beetje te vermaken.'
De vrouw kijkt Sorane verbaasd.
'Gespeeld, noem je dat spelen.' luistert ze.
'Voor mij wel, Ailane.'
Ailane merkt dat Sorane plots opkijkt en even doorzichtig wordt. Dan hoort ze het geluid van een zwever die op een paar meter achter haar neerdaalt. Sorane die voor Ailane staat kijkt glimlachend naar de man die als eerste uit de zwever stapt. Aqunok.
'Nu heb ik je, Sorane Cobanon.'
'Nog niet zo zeker van, Aqunok,' zegt Sorane.
Ailane maakt van haar kans gebruik en concentreert zich. Haar krachten grijpen naar Sorane en doen hun werk diep in het lichaam van Sorane. De roodharige merkt het gevaar te laat op en voelt haar ruggengraat kraken. Plots kan ze zich niet meer rechthouden en zakt in elkaar. Een seconde later ligt ze kronkelend van de pijn in het gras een meter of twee van Aqunok. Die haast zich snel naar haar toe en grijpt haar bij de keel vast. Hulpeloos hangt ze in de lucht, alleen omhoog gehouden door de kracht van Aqunok. Hij grijnst als hij een rond voorwerp tegen haar voorhoofd drukt. Dadelijk verandert dit van vorm en neemt de vorm aan van een hoofdband. Dan laat hij Sorane gewoon in het gras vallen, waar ze kreunend blijft liggen. Aqunok staat nog steeds te genieten van zijn overwinning. Zijn ogen zijn op de roodharige gericht, terwijl hij zijn gevoelens probeert te bedwingen. Ailane, die haar kracht opgebruikt heeft, wordt door haar collega geholpen.
'Ailane, ben jij in orde.'
'Zeker, Oceron. Nog even en ik ben weer de oude.'
Op dat moment materialiseert Jakira op een paar passen van Sorane en kijkt op haar neer.
'Dat was goed werk, Aqunok, al was het maar op het nippertje.'
Oceron die zich onrustig voelt, kijkt om zich heen. Maar dan weet hij plots waarom. De man die bij Sorane was, is nergens meer te zien.
'Die man is weg,' stamelt hij met trillende stem.
Jakira kijkt Oceron met een kwade blik aan, maar dan scant ze snel de omgeving. Ook zij vindt geen spoor van Deno. Dan richt ze haar blik op Sorane, die hulpeloos in het gras ligt.
'Wat hebben je krachten gedaan, Ailane.?'
'Haar ruggengraat gebroken, meesteres. Ze zal nooit meer kunnen lopen, tenzij ze zichzelf kan genezen, maar dan moet ze haar hoofdband kunnen uitschakelen.'
Even kijkt Jakira Ailane aan.
'Goed werk, Ailane. Misschien heb ik een plaatsje voor jou bij mijn elite strijders.'
'Ik zou vereert zijn, Hera.'
Jakira knikt even en richt haar ogen grijnzend naar de hulpeloze Sorane, die haar met een gekwelde blik aankijkt, neer.
'De belangrijkste van de twee hebben we toch in handen,' zegt ze met trillende stem en geeft een teken aan twee van haar mensen.
Twee volkors grijpen de weerloze Sorane vast. Op dat moment schrikt Jakira. Sorane glimlacht weer met die vreemde grijns. Even kijkt ze naar Aqunok. Zijn gezicht verandert op hetzelfde moment van uitdrukking en hij wordt lijkbleek. Als ze zich weer naar Sorane omkijkt, weet ze al wat ze zal zien.
Woedend balt ze haar vuisten en kijkt naar de resten van de kloon die langzaam verdwijnen. Met een ruk draait ze zich om. Aqunok schrikt hevig van haar blik, waarin hij zijn doodvonnis kan lezen en wijkt achteruit.
'Ik duld geen mislukkeling, van niemand,' sist ze en concentreert zich.
Aqunok krimpt in elkaar van de pijn, als zijn lichaam op verschillende plaatsen uit elkaar lijkt te barsten. Jakira lacht, terwijl ze van zijn pijn geniet. Dan valt haar blik op Ailane. De esper schrikt en kijkt even naar haar Oceron, haar collega. Ze zien beide de blondine grijnzen, voor ze in elkaar krimpen. Hun beenderen van hun benen worden samengeperst op verschillende plaatsen. Het botten versplinteren onder de krachten van Jakira, waardoor ze in het gras neestorten. Ailane verliest bijna het bewustzijn van de pijn, maar Jakira houdt niet op. Haar lichaam en dat van de tweede esper kronkelt en schokt over de grond. Meer dan tien minuten teistert Jakira hun lichamen, terwijl de volkors gevoelloos toekijken. De soldaten van Aqunok hebben zich aan boord van de zwevers terug getrokken. Ze kijken ontsteld toe.
'Die twee mogen hun laatste uren in elkaars gezelschap doorbrengen, maar jij Aqunok, jij zult nog genieten van je straf,' zegt Jakira plots.
Maar Aqunok hoort het maar half. De pijn zindert nog in zijn geteisterde lichaam.
'Kom, jullie meester halen, soldaten. Of willen jullie ook eens van deze pijn genieten.'
Drie mannen komen voorzichtig uit de zwever van Aqunok en lopen op hun meester toe. Jakira houdt hen, genietend van hun angst, in het oog. Een paar minuten later stijgen de zwevers op. Even later gevolgd door de toestellen van de volkors.
Jakira kijkt nog even naar de twee espers, die stervend in het gras liggen.
'Vergeef ons, meesteres,' smeekt Oceron.
'Geniet van je laatste minuten, mislukkeling. Ik geloof dat je vriendin al de geest gegeven heeft,' spot ze.
Oceron ziet hoort haar lachen en dan is ze plots verdwenen.
'Ailane, leef je nog,' roept hij hees.
Het duurt een tijdje, maar dan hoort hij een kreun.
'Ailane, hoor je mij?'
Maar weer hoort hij niets. Hij probeert zijn arm te bewegen, maar de pijn is zo hevig, dat hij maar stil blijft liggen. Oceron beseft dat niemand hen kan helpen. Alles lijkt in zijn lichaam gebroken en gescheurd. Als hij zijn hoofd naar Ailane draait kan hij zien dat het groene gras onder haar verwrongen lichaam rood gekleurd. Dus hij veronderstelt dat het bij hem ook zo zal zijn. Ze kunnen alleen op de dood, die hen van hun pijn zal verlossen, wachten.
'Ik h….aat Jakira,' hoort hij Ailane plots fluisteren.
'Haat is niet goed, meisje.'
'Ik kan aan niets anders denken, Oceron. Ze is een monster.'
'Oceron heeft gelijk, Ailane. Haat leidt naar de zwarte weg,' zegt een vreemde stem plots.
Ailane heft moeizaam haar hoofd omhoog en merkt Sorane op, die op hen neerkijkt.
'Laat ons, Sorane. Wij stonden aan de verkeerde zijde. Als je echt hier geweest was en niet je kloon, dan zou ik je aan dat monster weerloos uitgeleverd hebben.'
'Ik weet het, Ailane. Je hebt de rug van mijn kloon verpulverd met je krachten. Maar diep in je binnenste haatte je jezelf voor wat je dacht te moeten doen.'
'Misschien, maar dat maakt mijn daad niet goed. Spijtig genoeg kan ik het met de beste wil niet meer goedmaken.'
'Je moest eens weten tot wat je in staat bent Ailane. Alleen hebben jullie beiden de juiste training nodig.'
'Spot niet met ons, Sorane. Ik weet dat we je minachting verdienen, maar ik wil niet dat er met ons gespot wordt.'
'Ik spot niet, Oceron. Ik heb jullie hulp nodig.'
'Hulp, zeg je. In deze toestand zal je niet veel aan ons hebben.'
'Dat klopt, Ailane,' zegt Sorane en knielt naast de jonge esper.
Ailane kijkt naar Sorane, maar die kijkt naar Oceron, die plots voelt dat hij zich van de grond verheft. Zonder dat hij pijn voelt zweeft hij naar Ailane toe en daalt langzaam naast haar neer. Hij ligt zo dicht bij haar dat hij voelt dat zijn hand de hare raakt. Hij probeert haar hand vast te nemen, maar de pijn in zijn arm is te hevig. Toch geeft het hem een troostend gevoel. Hij voelt zich niet meer alleen in de naderende dood.
'Arme Oceron. Ik denk dat je nog niet uit je leiden verlost bent,' hoort hij een man zeggen.
'Jij bent die man,' stamelt Ailane, terwijl ze verbaasd naar de handen van Sorane, die boven haar lichaam gehouden worden, staart.
Plots vloeit er een groen licht uit de handen naar haar lichaam toe. Even later lijkt heel haar lichaam te trillen, terwijl ze een lichte pijn voelt. De groene gloed dringt ook in het lichaam van Oceron, die Sorane verbaast aankijkt. Ook hij voelt de vreemde genezende kracht doorheen zijn lichaam glijden. Als de roodharige haar handen terugtrekt en opstaat, voelen beide espers zich plots veel beter. Ze kunnen niet begrijpen wat er gebeurd is. Terwijl Deno Oceron helpt om voorzichtig rechtop te gaan zitten, helpt Sorane Ailane opstaan. De jonge vrouw wankelt lichtjes en voelt zich zwak.
Op hetzelfde moment zijn ze alle vier in een groene gloed gehuld en lossen op in het niets. Ze materialiseren op een eenzame weg in de buurt van Taiyen. Ailane doet enkele aarzelende stappen. Ze kan niet geloven dat ze weer kan lopen. Ze durft Sorane niet aan te kijken. In haar binnenste woedt een strijd. Trouw blijven aan haar eed, maar dat betekent dat ze dat monster zou moeten dienen of een andere weg inslaan.
'Ik wil niet terug, Ailane. Ik wil dat monster bestrijden. Nooit zal ik die afschuwelijke pijn vergeten. En die blondine genoot er nog van ook. Nee, die dien ik nooit meer/'
De jonge esper kijkt Oceron twijfelend aan.
'Ik ook niet, maar Yaino is nog in het trainingskamp. Je weet dat wij van plan waren te trouwen.
Aan de rand van de haven materialiseren ze.
'Ik ga even op controle in het doelgebied,' zegt ze.
'Kunnen we niet beter meegaan, Sorane.'
'Te gevaarlijk. Ik kan van hieruit door dat scherm niet scannen of er iemand in de omgeving is. Dus lijkt het mij beter dat ik eerst een ga kijken.'
'In orde, ga maar. We wachten hier op jou,' zegt Deno.
Oceron kijkt even naar hem, als ze Sorane niet meer opmerken.'
Maar Deno trekt zijn schouders op.
'Sorane is er even op haar eentje op uit,' glimlacht hij.
Maar Sorane is ergens terechtgekomen waar ze zich beter niet had kunnen bevinden. Om zich te oriënteren sprong ze naar een hoogte van tienduizend meter. Maar het scherm dat de planeet omgeeft is intussen versterkt en uitgebreid, waardoor de rand van het scherm zich op een hoogte van achtduizend meter bevindt. Sorane is er middenin beland en ondergaat ondragelijke pijnen, tot ze plots weer uitgestraald wordt. Ze materialiseert bewusteloos op een hoogte van zevenduizend meter. Dadelijk begint ze met steeds groter wordende snelheid te vallen.
Ver daarvandaan op het Nuroonse continent zijn Ron en Arika een week of twee geleden nabij een groot landhuis gematerialiseerd. De kinderen weten niet dat dit grote huis aan een gezochte misdadiger toebehoort. Een man die geen genade kent en al vele moorden op zijn geweten heeft
Ze merken enkele mannen en vrouwen, waarvan sommigen gewapend zijn, op die voor het huis staan. Ze weten echter niet goed hoe ze hier terecht gekomen zijn. Eerst waren ze beide zeer verbaasd, maar dan herinnerde Arika zich dat hun moeder ook plots verscheen en daarna weer verdween. Ze noemde het Teleportatie of zoiets. Ron aarzelde, zou hij naar die mensen gaan en hulp vragen of zich met zijn zus verbergen. De jongen staat plots op en loopt door het gras naar de mensen toe, maar als hij naar hun wapens kijkt, begint hij te twijfelen.
'Broertje. Ik heb angst. Die wapens,' hoort hij de stem van Arika.
Een paar seconden later stopt hij en kijkt nog even naar die gewapende mannen. Dan schudt hij met zijn hoofd en draait zich om. Als haar broertje naar haar toegelopen komt, staat Arika op.
'Ron, wat?'
'Kom, zus. We gaan,' zegt hij.
Hij neemt de hand van Arika en loopt met haar naar de muur toe. Langs de achterdeur raakten ze binnen en zoeken een plaats om zich te verbergen. Arika, die een flesje water gevonden heeft, hoort plots stemmen en trekt aan de mouw van de bloes van haar broertje. Ron kijkt naar haar en hoort het nu ook. Snel neemt hij haar hand en trekt haar mee de trap op. Als hij haar loslaat, rent ze alleen verder tot ze niet meer verder kunnen. Er zijn twee deuren. Ron opent voorzichtig de rechtse en schrikt van de rommel. Arika volgt hem naar binnen. Hij ziet rommel overal in het vertrek liggen. Eerst verbergen ze zich tussen de rommel, maar toen bleek dat niemand naar hen zocht, drong zijn zusje aan om naar de andere deur te gaan kijken. Ron gaat alleen en luistert even, maar hij hoort niemand naar boven komen. Voorzichtig stapt hij op de deur toe en opent ze. Opgelucht kijkt hij naar binnen. Deze kamer is zo goed als leeg. Snel geeft hij zijn zusje een teken en Arika komt naar hem toe. Ze sluit de deur voorzichtig achter zich en kruipt tegen haar broertje aan in een hoek van de zolder. Beiden drinken even van het flesje water, dat maar voor de helft vol is. Als Ron het flesje naast zich neerzet kijkt hij Arika aan. Beiden trillen van angst, al beseffen ze dat er voorlopig geen gevaar is.
Ron moet denken aan wat er gebeurd is. Het boezemt hem angst in. Ze bevonden zich in een kleine flat. Andrea zorgde voor hen. Soms kwam hun moeder op bezoek. En deed oefeningen met hen, die ze niet goed begrijpen, maar later oefenden ze ook als ze alleen waren. Op een dag kwamen die vreemde boze mannen. Andrea kreeg slaag en viel op de vloer. Dan doorzochten ze de ander vertrekken van de flat en naderde de kamer waar wij waren. Ik greep trillend de hand Arika en plots waren we beiden ergens anders. Zoiets deed zijn echte moeder ook, gelooft hij. Pas na een hele tijd valt ook Ron in slaap.
De volgende morgen wordt hij van honger wakker en kijkt naar zijn zusje. Zij heeft de deur geopend en is aan het luisteren. Even kijkt hij naar het flesje dat ze beneden vonden. Maar het is bijna leeg. Hij heeft angst om naar beneden te gaan, maar hij beseft dat het wel moet, willen ze iets eten. Dan hoorden stappen en stemmen, die naderden.
'Ron, ik heb honger.'
'Ik ook, zusje. Blijf hier, ik probeer iets te vinden.'
'Wees voorzichtig,'
'Ik denk dat ze weg zijn, Arika. Ik zag een paar auto's wegrijden.'
Voorzichtig stapt de jongen de trap af en bereikt een paar minuten later de gelijksvloer. Even concentreert hij zich, zoals hij van zijn moeder leerde. Telepathie noemde ze dat. In zijn nabije omgeving vangt hij geen gedachten op. Dus zet hij zijn zoektocht verder.
Plots blijft hij staan en kijkt om zich heen. Hij heeft de keuken gevonden. Snel opent hij een kast en zucht opgelucht als hij een brood en koeken ziet liggen. Hij neemt er ene zak met een zestal koeken er uit; Dan valt zijn blik op de koelkast. Hij legt de zak er naast op de vloer en opent de koelkast. Voorzichtig opent hij ze en ziet een overvloed aan eten liggen.
Op dat moment hoort hij een wagen stoppen en schrikt. Snel grijpt hij de koeken op en neemt twee flesjes drank. Dan rent hij zo snel hij kan naar de trap.

 

Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .