Passie voor schrijven
|
||
home wat is writehi(s)story? bladeren uitgeven gezamenlijke publicaties boekenwinkel manuscriptanalyse inschrijven contact | ||
top 10 wedstrijden forum hulp |
Volg ons op facebookGa naar chat |
De ongecensureerde Marcus Antonius (6)door Mephistopheles
Toen Gaius Octavius na de moord op zijn nonkel Caesar in de havenstad Brundisium arriveerde, wist hij nog niet dat hij aangesteld was als diens voornaamste erfgenaam en op de koop toe als zijn adoptiezoon erkend werd. Voor Octavius was Caesar een charmant en betamelijk iemand geweest. Hij had hem eenvoudigweg gekend als nonkel Gaius, die na zijn terugkeer uit Gallië al de macht naar zich toegetrokken had en in zijn vrije uren een hoogst aimabele man bleek te zijn met wie hij vaak diepgaande gesprekken gevoerd had. Hoewel Octavius aan hem terugdacht met een warm hart en wist dat hij altijd op een goed blaadje gestaan had bij zijn nonkel kon hij zijn verbazing niet onder stoelen of banken steken toen hem verteld werd dat deze hem geadopteerd had. 'Fortuna begunstigt me!' had hij gedeclameerd, 'ik wist niet dat Caesar mij zo hoogachtte. Waarlijk jammer hoe hij aan zijn einde gekomen is. En wat mij nog het meest van allemaal tegen de borst stuit, is het feit dat de moordenaars amnestie gekregen hebben. Om deze schandvlek ongedaan te maken, zal ik mij tot het uiterste van mijn kunnen inspannen om die schurken te laten boeten voor wat ze mijn vader aangedaan hebben!' Bij aankomst in de haven in Brundisium was de jongen tot zijn verbazing en stijgend jolijt ontvangen geweest door de daar aanwezige soldaten die hem verwelkomden als de zoon van Caesar. Van daaruit ging hij over de Via Appia naar Capua en verder naar Rome, waar een grote halo met de kleuren van een regenboog om de zon verscheen toen hij de stad binnenreed. Het werd als een gunstig teken beschouwd. Vastberaden werk te maken van zijn nieuwverworven positie nam hij de naam Gaius Julius Caesar Octavianus aan, waarbij de overgang van Octavius naar Octavianus de overgang van de ene familie naar de andere markeerde. Daarna stortte hij zich op zijn zaken en vroeg hij een gesprek aan met Marcus Antonius, die sinds de dood van de dictator diens administratie beheerd had. 'Wanneer ik het geld heb, zal ik beginnen met Caesars veteranen uit te betalen,' zei Octavianus tot zijn goede vriend en vertrouweling Maecenas, die hem vergezelde naar de woonst van de consul om extra steun te bieden, 'wanneer ze beseffen dat de zoon van Caesar een gulle hand heeft, zullen ze zich achter mijn zaak scharen.' 'Men zegt dat consul Antonius een driftkikker is,' reageerde Maecenas, die eerder aan een homofiele Griek dan aan een heteroseksuele Romein deed denken, 'en dat hij onvoorspelbaar is en vele drinkgelagen en andere schaamteloze uitspattingen op zijn naam heeft staan.' 'Klinkt als een wereld waar jij graag bij zou zijn, Maecenas,' antwoordde Octavianus, die zijn vertrouweling goed genoeg kende om te weten wat diens zwakheden waren, 'het maakt me niet uit wat de ongesteldheden van de consul zijn. Zo lang hij me hulp verleent bij wat me rechtens toekomt, ben ik een tevreden mens.' Marcus Antonius had de hele nacht wijn gedronken en verkeerde niet in opperbest humeur toen zijn twee bezoekers bij hem ontboden werden. Hij was al enkele uren bezig met het ontvangen van gasten die gunsten van hem verlangden en begon er genoeg van te krijgen. Toen Octavianus en Maecenas zijn werkkamer betraden, werden ze dan ook allerminst ontvangen door een vriendelijk glimlachende Antonius die ten alle koste bereid was hen van dienst te zijn. Hij was chagrijnig en prikkelbaar, en niet in het minst omdat hij nog steeds niet verteerd had dat Caesar hem niet eens in zijn testament vermeld had en alles nagelaten had aan een knaap die hij als verre van zijn gelijke beschouwde. Octavianus en Maecenas gingen zitten toen ze na het binnenlaten enkele plaatsen aangewezen kregen. Octavianus was duidelijk nerveus, en Maecenas, die een veel handiger spreker was, nam daarom als eerste het woord. 'Consul Antonius,' bracht hij uit, 'allereerst dank dat u ons wil ontvangen, ondanks uw drukke schema. Ik denk dat…' 'Het kan me niet schelen wat je denkt, jochie,' onderbrak Antonius hem, 'zeg me nu maar gewoon wat je van me nodig hebt. Ik heb geen tijd voor praatjes.' 'We zijn hier om een aantal zaken met u te bespreken,' zei Octavianus, die plots de moed vond zijn tong te gebruiken, 'en niet in het minst de erfenis van mijn vader.' 'Je bedoelt je adoptievader?' 'Mijn rechtsgeldige vader,' reageerde Octavianus met klem, 'ten eerste wil ik het graag over zijn nalatenschap hebben.' 'Zijn nalatenschap zeg je?' 'Wees niet opzettelijk obstinaat, consul Antonius. Dat siert uw ambt niet. De lezing van mijn vaders testament vond plaats hier in uw huis. U weet ongetwijfeld wat erin stond en waarom ik hier ben.' 'Dat weet ik ja,' reageerde Antonius minachtend, 'en waarom Caesar alles aan jou nagelaten heeft gaat mijn verstand te boven.' 'U bedoelt dat u het betreurt dat hij mij gekozen heeft in plaats van u,' durfde Octavianus zeggen. 'Caesar zal zijn redenen gehad hebben daarvoor en het is van belang dat we zijn laatste wens eren. Ik weet onder meer dat hij driehonderd sestertiën aan elke burger van Rome nagelaten heeft en dat u tot nu toe nog geen stappen ondernomen hebt dit aan hen uit te betalen. Daarom dat ik hier en nu mijn erfenis wil opstrijken, om erop toe te zien dat deze in overeenstemming met Caesars laatste wensen beheerd wordt.'
feedback van andere lezers
|