Volg ons op facebook
|
< terug
Rode Tranen
Hij zoog de koele avondlucht tot heel diep in zijn longen. De lucht voelde vochtig aan, alsof er een onweer in aantocht was. In de verte namen vluchtige lichtflitsen zijn aandacht mee naar een plek waar hij hoorde te zijn. Een hevig pulserend ritme nam zijn hart op sleeptouw, en zijn gedachten lieten zich gewillig op dezelfde stroom meevoeren. Alsof er nooit iets anders had bestaan dan de grillige dans in zwart en wit, kwam de vorige nacht in zijn geest helemaal opnieuw tot leven. Even was hij erin gestapt, ze had hem gevraagd om mee te bewegen, om zich over te geven aan haar pulserende kracht. Ze had hem totaal overweldigd, hij had zich gewillig laten meevoeren op de wilde golven van haar dierlijke beweging, er was enkel nog dans en kracht en verlangen, in een perfect huwelijk van zwart en wit.
Hij streek zich even over de arm, hij zag een klein rood brandmerk, nauwelijks zichtbaar, maar hij voelde het lichtjes branden. Zij en hij. Ze hadden in hetzelfde continuüm van tijd en ruimte vertoefd, en toch had hij zijn huis niet verlaten. Diep in slaap had hij zelfs niks gedroomd, hij herinnerde zich helemaal niets van die nacht, en toch drong de herinnering van de nachtelijke dans heel helder op het voorplan van zijn gevoel. Hij voelde zich nog dansen temidden van schaduwen en tientallen personages waarvan hij het bestaan nooit vermoed had. Zij was heel dicht bij hem geweest, en ineens was ze verdwenen, op een moment dat de tijd stilstond voor zijn ervaring, en op dat moment vloeide haar geest over in de zijne. Het moment van totale versmelting herinnerde hij zich alsof hij het nu beleefde, en hij zag een helderwitte poort voor zich verschijnen.
Net als die nacht in zwart en wit, onderging hij de magie van het moment met de openheid van een kind: hij wandelde een brede oprijlaan op, beschut door een onrustig wiegend bladerdak van hoge platanen. De helwitte poort was dicht, en heel even keek hij onwillekeurig om, alsof hij voelde dat iemand hem volgde. Zijn benen droegen hem verder vooruit, en op een meter afstand van de poort, zag hij kleine rode druppels van het generfde witte hout afdruipen. Zijn hand ging over het hout, en hij bracht een enkele rode druppel met zijn vinger naar zijn mond.
In een immense schok opende de deur, en in een oorverdovende stilte werd hij verblind door een orgie van kleurflitsen. De intensiteit van de kleuren was zo overweldigend dat hij zijn ogen sloot, en hij wankelde even. Een dodelijke vermoeidheid verplichtte hem om te gaan zitten. De grond was ijskoud, maar die kleuren... Een warmte welde in hem op die hem immens vermoeide, maar een onbeschrijflijk gevoel van diep geluk overviel hem, en deed hem opnieuw opstaan. Hij wist dat de tijd een spelletje met hem speelde, of was hij het die het spel initieerde... om het even, want hij voelde dat de tijd hier niet van tel was. De ruimte voldeed ook niet aan zijn normale beleving, hij stond op de grond, maar zijn voeten zweefden in het ijle.
In de verte stond de hemel - was het wel een hemel, twijfelde hij even, ja, het leek er sterk op - in brand, vuur in de lucht likte met helrode vlammen aan de gele brandende einder, en het hele landschap was rood als bloed. Wat een majestueuze kleur, alles was karmijnrood, en de rode waas van het landschap kroop achter zijn oogleden.
Zij was er. Hij voelde haar zo diep in zich opflakkeren, een nieuw vuur ontstak in de kern van zijn herinnering. Ongetemd, dierlijk en druipend van rode tranen van allesverzengende liefde stond ze voor hem, naakt, ongenaakbaar, een goddelijke verschijning met rode vleugels. Haar huid blonk en schitterde van de schijn van rode vloeistof, ze dampte in een rode waas, haar handen tastten naar zijn borst, ze grepen dwars door zijn hart, alsof hij enkel uit een vluchtige etherische substantie bestond. Tranen van liefde vloeiden uit haar ogen, ze trachtte vruchteloos om hem te omhelzen, vast te houden, te koesteren, haar vleugels sloegen in een machteloos wild molenwieken op en neer. Door de wind die ze opwekten, laaide een verzengende hitte op.
Dezelfde rode tranen vloeiden nu ook uit zijn ogen, hij voelde de vorm van zijn lichaam veranderen in de gedaante van een engel.. Hij reikte naar haar handen, naar haar vleugels, zijn hand streek langs haar volmaakte prachtige rode huid, en zijn hand greep dwars door haar heen in het ijle. Zij was als rode mist, hij was als een nevelwolk. Als twee gevallen engelen stonden ze naar mekaar te kijken, ze smachtten pijnlijk naar het zalvende gevoel om de warmte van mekaars huid te ervaren, hun handen grepen steeds maar dwars door hun etherische gedaante heen. Het regende rode tranen op hun naakte lichamen, ze werden doorweekt door een aanzwellende stroom van tranen die opwelden uit een immense bron van liefde ver boven hen. Hun trillende, smachtende lichamen zochten in een eindeloze vruchteloze bijna wanhopige dans verdichting bij mekaar.
Ze hief haar hoofd op, en hield zijn blik gevangen met haar betraande ogen. Hij opende zijn mond, zijn stem was verdoofd. En de tijd bekommerde zich niet om hen. In een verstild moment leek het of de schimmige gedaanten oneindig in dit rode tafereel gevangen zaten.
Hij herinnerde zich de kadans van vorige nacht, zijn stem kreeg terug kracht, en een gezang ontsnapte aan zijn mond, bijna celestiale klanken begonnen hun weg te zoeken naar haar gehoor. Het timbre van zijn stem bracht haar gestaag terug in het ritme van de nacht, een ijslijke koude ging door haar heen, ze huiverde hevig. Hij voelde nu dat zijn vorm opnieuw veranderde, van binnenuit, en zijn naakte lichaam straalde in een zachte gloed, nog steeds rood, maar iets gedempter van toon dan het hysterische karmijnrode decor. Zijn handen grepen in mekaar, hij loste meteen zijn greep en reikte naar haar schouder.
Het gevoel van haar zijdezachte huid onder zijn hand ontroerde hem, zijn hart werd vervuld van een heel menselijk gevoel van warmte. Zacht streelde hij langs haar arm tot zijn hand de hare ontmoette. Hun vingers verstrengelden zich in mekaar, en de omhelzing was zo intens onder de rode tranenregen, dat hun ogen droog werden.
Het gevoel van mekaars naakte huid tegen mekaar, bracht hen gelijktijdig een heel diepe herinnering, aan een tijdloos moment waar ze eindelijk aankonden, alsof ze al hun hele leven belemmerd werden om terug te keren naar die ene plek waar ze thuishoorden. Een plek waar tijd en ruimte verstilden, waar ze alleen maar konden zijn. Niets meer dan zijn. Een immense dankbaarheid vulde zijn geest om deze omhelzing, en haar blik gaf hem te kennen dat ze er net zo over dacht. De machtige rode storm had hen ergens gebracht waar ze meer dan mens konden zijn, waar hun bestaan bijkomstig was. Een immense kleurenpracht ontvouwde zich rondom hun, ze stonden in het middelpunt van een magistraal ingekleurd landschap, als twee protagonisten in een meesterlijk schilderij, en ze gingen volkomen op in de pure schoonheid van hun nieuwe vorm.
feedback van andere lezers- Pake
Je vertelt meeslepend en boeiend Viona, anders had ik je verhaal niet tot het eind uitgelezen. Ja, meeslepend en boeiend. Toch vraag ik me af of je verhaal niet aan kracht zou winnen als je je wat inhield. Je gebruikt erg vaak de woorden rood, tranen e.d. Rood is uiteraard sowieso een broeierige kleur, daarom gebruik je hem natuurlijk ook. Maar teveel daaarvan en je verhaal staat in brand, dan lopen de mensen (lezers) weg. Ik adviseer je alles daarop nog een grondig uit te kammen, en het alles meer ingehouden te vertellen. Geloof me, je verhaal zal daardoor aan kracht winnen. - Wee
Dag Viona, ik heb je verhaal graag gelezen.
x - julien_maleur
Een tekst die men niet eens vlug doorleest, maar die van de lezer een inspanning vraagt om zich in te leven, om dat gevoel te verwerven dat de schrijver wil overbrengen.
Goed geschreven.
JM
|