Volg ons op facebook
|
< terug
Ochtendlicht
In een dicht woud jaagt een rode schim door het duister. Het losse gewaad waaiert machtig over de flanken van een waanzinnig dravend zwart ros. Een korte ruk aan de teugels doet het paard vertragen tot een draf. De ruiter neemt even de omgeving in zich op, het gezicht volledig omhuld door een rode kap, en jaagt het paard opnieuw naar volle galop. Het doffe ritme van de hoefslag verstoort de rust in het woud, en vroege vogels fladderen opgejaagd op. De maan werpt zijn laatste dramatische licht door een hemel van ineengevlochten takken, en transformeert de verschijning van ruiter en paard in een theatraal schouwspel. De vochtige flanken van het paard glinsteren onder de ruiter, die daardoor schijnt te zweven op flitsen van licht.
Dan houdt de ruiter het paard in. De jagende ademhaling van het dier is het enige hoorbare geluid, terwijl een wolk van dampende hitte de ritmisch opwellende flanken omhult. De ruiter draait het paard een kwartslag en stapvoets gaan zij daar een bospad in, niet meer dan een bijna onzichtbaar zwart hol in de massieve wand van struikgewas naast de holle weg.
Ik hoor de hoefstap vlakbij, en in een opwelling van angst denk ik eraan om hard weg te rennen, maar mijn benen gehoorzamen niet. De rode schim komt nu uit het gebladerte tevoorschijn, en tekent zich steeds lichter en scherper af tegenover de zwarte achtergrond. Gehuld in een stomende mist, komt de ruiter naderbij. Vlak voor mij blijven paard en ruiter staan. De hete damp van het paard dringt door mijn zwarte linnen broek en hemd binnen en streelt zacht langs mijn huid. Een huivering kruipt traag en sterk langs mijn ruggegraat omhoog, de spieren in mijn nek verstijven. Ik kijk omhoog naar de plek waar de rode kap twee blinkende ogen prijsgeven.
Zo blijf ik een tijdlang oog in ook met de ruiter staan. De stilte rondom ons klinkt oorverdovend en het geluid van mijn hartslag vult heel mijn hoofd. Onze ogen laten elkaar niet los. Ik zie de ademhaling van de ruiter door de rode stof opstijgen. De handen van de ruiter hebben de teugels los in de hand, en rusten op de schoft van het paard. De ogen van de ruiter lijken steeds feller te schitteren. Ik hoor nu een hese ademtocht, en zie de rode stof tegen het gelaat kleven. Ik ontwaar een open mond onder de stof, de teugels glijden uit de handen wanneer de armen traag omhoog gaan, tot ze vlak voor mijn hoofd stil blijven staan. Witte handen trillen vlakbij mijn gezicht. Onze ogen laten elkaar niet los, ik zet een stap dichter en hef heel traag en behoedzaam mijn handen op. Onze handen zijn centimeters van elkaar verwijderd, ik kan de warmte van de handen van de ruiter voelen stralen. Het paard laat zijn hoofd zakken als onze handen in elkaar glijden. Voorzichtig maar in een zekere greep. Alsof daar een beslissing wordt genomen die ons beiden aangaat.
De ruiter laat de kap neer. Een blank gelaat met fijne gelaatstrekken, zachte wangen blinkend van tranen. Ik kom dichterbij en help haar bij het afstijgen. Ze steunt op mijn armen en de warmte van haar handen dringt diep door tot in mijn hart. Onze ogen spreken, en onze tranen vermengen zich bij de omhelzing. We blijven zo lang staan, tot de tijd niet meer van tel is. Het ochtendlicht kleurt ons gelaat in een zachtblauwe zweem. Ogen strelen gezichten, warmte hangt uitnodigend tussen dorstige lippen. Lippen vinden elkaar vanzelf, willen niet meer los, en het verhaal neemt een nieuwe vlucht, zoet, warm en natuurlijk. Twee zachte monden vertellen alles wat er te zeggen valt, en de stilte werpt een behaaglijk vertrouwde deken over onze vermoeide lichamen.
Ze kijkt hem recht in de ogen, tot voorbij zijn brein. Haar dwingende blik bemonstert fragmenten van zijn ziel, en bij de stukken die hij geheim wilt houden, houdt ze stil. Haar blik heeft de heilzame werking van warme handen die een zere plek krachtig masseren. Ze leest zijn geheimen alsof ze de hare zijn, en zo doet ze die hele innerlijke wereld, waarin hij al zijn leven lang een verwoed achterhoedegevecht voert met zijn eigen demonen, daveren op zijn grondvesten. Niemand was hem ooit komen opzoeken in deze plek vol vervallen muren, gekantelde ruines, omgerolde stenen waar allerlei vermetele broedselen onder wegschoten bij het kleinste straaltje licht. Nu kijkt ze recht in zijn ogen, zonder een woord te spreken, en ze raakt de kern van zijn diepste wezen. Een storm van hevige emoties laait op in heel zijn lijf, hij klemt zijn handen vast rond de hare en trekt haar stevig tegen zijn lichaam aan. Haar priemende ogen laten hem oases zien van begrip, in een woestijnlandschap van hunkerende eenzaamheid. Begeerte welt op als een laaiend vuur in hun beider harten. Ze beantwoordt zijn omhelzing met de vurigste kus die zijn lippen ooit mochten voelen, en hij begrijpt dat zij het is, die Ene, die steedsweerkende goddelijke verschijning uit zijn dromen, in vlees en bloed.
Zijn handen vinden vanzelf de weg in het prachtige landschap van haar veerkrachtige lichaam, alsof hij en zij daar al lang thuis zijn.
Ze voelt een onbeschrijflijke begeerte opwellen als ze in zijn ogen ziet hoe zijn demonen als waanzinnigen tekeergaan diep in zijn binnenste, terwijl ze hem aanraakt. De monsterlijke wezens kruipen dicht bij elkaar, naar het licht, en bij elke kus gaat er een bliksemschicht door hen heen, elke werveling van haar lichaam doet hen oplichten als fosforiscerende schimmen, als waanzinnig op zoek naar helend licht.
Haar gevoelens kleuren zijn ziel in een weergaloos palet van goddelijk prachtige tinten. Een nevel van aurura borealis dringt zijn brein binnen, en tart al zijn zinnelijke vermogens tot het uiterste. De vurigheid waarmee zij hem bespeelt, doet kronkelen, sust, dan weer opzweept en aanvuurt, brengt elke vezel van zijn lichaam tot leven. Ze brengt hem in een staat van magische overgave, heel zijn lichaam schreeuwt het uit van genot, ze bespeelt hem als een muziekstuk waarvan ze de partituur perfect kent. Meer nog, ze geeft hem het inzicht om elke plek van haar geraffineerde lichaam te bespelen zodat ze zelf in een hogere staat van bewustzijn komt. Ze brengen elkaar samen tot in een magische verenigde staat van overstijging, met hun lichamen als kathedralen waarbinnen een hooglied van alomvattend begrip en zielsvereniging wordt aangeven door een duizendkoppig koor.
Geest en materie verenigd in lichaam en ziel, de zuivere magie zien ze door elkaars ogen tot diep in hun kern uitzwermen. Hun lichamen vertellen elkaar alles wat ze willen horen, ze overstijgen de kracht van het woord. Het liedesbedrijf is hun thuis, de magische tempel waar ze mekaars diepste regionen binnenwandelen zonder reserve.
Een warme golf van oneindige dankbaarheid welt op uit zijn hart. Hij hoeft niets te zeggen, ze voelt het, maar de overbodigheid van woorden maakt de herhaling ervan vaak zo prachtig. Hij kijkt haar lang aan, en zegt dan heel stil: ''Dankjewel''. Dankjewel om je weg te vinden in mijn dromen, dankjewel om hier in deze verborgen stad te komen, ondanks je vurige angst. Dankjewel om samen je lippen te willen zetten aan de smeltkroes van demonische en liefdevolle krachten. Dankjewel om het licht van achter wolken te blijven zien. Ze zegt niets, kijkt hem enige tijd aan en drukt haar lippen zacht op de zijne.
feedback van andere lezers- Annelies
Mooi, hoe de twee personages steeds worden afgewisseld. Graag gelezen. x
|