Volg ons op facebook
|
< terug
Aankomst middernacht
Het is midden in de nacht. Na 11 uur vliegen, komen we op Bole Airport aan. Vlucht EA 109 uit Nederland is de laatste die woensdagsnachts landt. In eerste instantie waan ik me in de vroegere DDR. Grauwe blokken en vreemde controlehokjes. De overmaat aan gebiedend roepende uniformen schrikt me af. Norse militairen met imposante geweren had ik niet verwacht en ik moet van alles ondertekenen wat ik niet lezen kan. Legerpersoneel aan wie ik mijn paspoort moet afgeven. Waarom? Wat gaan ze ermee doen?
Als een verdwaald braaf kind volg ik keurig de aanwijzingen en wissel in de niemandslaan tussen aankomst en vertrek 100 Euro aan het enige schaars verlichte bankloket, ontvang er een dikke stapel vuile biljetten voor. Flodderige Birr. De legerjongens blijven me overal volgen, ook als ik in een donker hoekje kronkelend onder mijn kleding moet vissen naar het lederen zakje. Het hangt aan een koord om mijn nek. Ik moet het geld opbergen. Wat een gedoe. Kijk voor je man. Heb ik iets van je aan? Ik sta voor gek met mijn gefriemel en half open hangende kleren. Zie hen allemaal wantrouwig loeren terwijl ik niets verkeerds heb gedaan. Uiteindelijk krijg ik een groot deel van de stapel smoezelige bankbiljetten opgeborgen. Pffft, wat een avontuur.
Waarom moet ik ook in Godsnaam altijd … Ik voel me wel rete moedig, bijzonder. Opgewonden. Jong. Toevallig wel, ja! Me, the lonely verwaarloosde oude taart. But what te heksenketel. Zie mij! Ik durf het verdorie dan toch maar zomaar!
Dan ineens, na minstens een uur rondhangen, wachten op niemand weet wat, is het zover.
De vlucht uit Amsterdam mag naar buiten. Zodra ik met de koffers op het slappe karretje door de matglazen deuren loop rukt een wachtende drukke menigte op. Grote families, incluis mooi uitgedoste baby's en peuters in een vrolijke meute. Men omhelst mijn medereizigers, hartelijk, luidruchtig en even voel ik me volkomen verloren. Voor mij is er niemand, rilling tot in het ruggenmerg. Help! Alles nieuw, voor het eerst hier en moederziel alleen! Wie wacht mijn zielige oude lijf op? Dora, het is hoofdzaak NIET in paniek te raken.
Mij is kort voor vertrek gemaild om een taxi naar het Rashotel te nemen en er beslist NIET meer dan 60 Birr voor neer te tellen. Dik gedrukt. Wie ben ik om dat te negeren? "They will try to make you pay far too much, because you are white." Uiteraard klopt mijn hart in de keel. Daadkrachtig voet bij stuk houden, herhaal ik in mezelf en tracht er zelfverzekerd uit te zien alsof ik hier dagelijks aankom. Makkelijker gezegd dan gedaan. Ik blijk de enige blanke vrouw die alleen reist en de rest wordt opgevangen door een ontvangstcomité, blank of bruin.
Ik ben nog in shock van die militairen en snap niet waarom ik uit de stoet vertrekkende mensen word gepikt. Aan mijn jas word ik er tussenuit getrokken en meteen staat vijf man om me heen door elkaar te roepen. Verward kijk ik de kring rond. Magere donkere mannen, onverzorgde kleren en daar sta ik, hulpeloos overvallen met de mond vol tanden.
"Birr, miss eetie Birr. Teek mie. No Mie, aai, eetie Birr, sikstie, sevventie "
Dat ze me allemaal weg willen brengen is fijn, maar zo? Nee. Ik maak me los uit de kring, zoek mijn bagagekar terug en zie de jonge man een eindje verderop tegen de muur geleund staan. Ik loop naar hem toe om te vragen waar de officiële taxistandplaats is. We kijken elkaar aan. Hij hoopvol, ik radeloos en voor ik ademhaal klinkt het vragend:
"Miss.. siksetiee Birrmiss, me aai teek joe to hotel."
Het is een graatmagere knul, ook in een aangevreten jas, maar hij is rustig, gelaten bijna. Ik knik. Meteen grist hij het bagagekarretje uit mijn handen en ik loop, waarschijnlijk met een verstard gespannen gezicht, achter hem aan terwijl de groep opgewonden taxidrivers beteuterd achterblijft. Vannacht landen er geen vliegtuigen meer. Met de wankele toren koffers rijdt mijn chauffeur door de schuifdeuren de nacht in. Het is veel kouder dan ik had gedacht en de indringende geur buiten overvalt me op onaangename manier. Een onbekend scherpe lucht valt dood op mijn tong waarvan amper te zeggen is waar het op lijkt. Een mengeling van zweet, vermoeide mensen en ja ... is het houtskool dat in mijn ogen prikt? Voor me ligt een immense geasfalteerde vlakte die alleen dichtbij de ingang door oranje lantaarns beschenen wordt. Verder naar achteren is het steeds minder goed verlicht.
Wat is het hier groot, leeg. Alleen onder de lantaarnpalen staan auto's geparkeerd. Als een blinde kip haast ik me achter mijn koffers aan die vastberaden met de jongen oversteken. Hij loopt snel dwars over de rijen onbezette geschilderde parkeervakken en ineens slaat paniek toe, die ik nog nooit eerder ervoer. Het is oerstom wat ik heb gedaan!
Wat als hij me zo direct overvalt, achteraan in het donker? Daar waar die ene auto staat?
Ik vergeet om me heen te kijken, ben teveel bezig mezelf rechtop te houden. Waarom moeten we zo ver lopen? Hij stopt niet bij de blauw-witte auto's, kijkt af en toe om of ik meekom en haast zich onverstoord naar het onverlichte stuk. Twee keer overvalt me de behoefte om te gillen als een kleuter, roepen dat ik geen stap meer verzet. Oh heer waarom moet ik nou toch altijd alles alleen?
Zal ik weigeren mee te lopen? Domweg stil blijven staan? Roepen dat ik NU wil weten wat de bedoeling is! Het lukt me mezelf niet voor gek te zetten vanwege idiote angst. Aan het eind, naast het hek, in het donkerste deel, staat maar één vehikel. Is dat de zijne? Hij is blauw-wit, maar waarom staat hij zo achteraf? In mijn ooghoek zie ik hoge Jeeps wegstuiven, daarna zoeven enkele glimmende donkere wagens naar de uitgang en de familie's die staan te passen en meten om alles in hun auto te krijgen hebben we al lang achter ons gelaten. Mijn hart barst bijna uit de borstkast. Eindelijk staan we naast een drama op vier wielen van minstens dertig jaar oud dat jaren geleden al door de veren lijkt te zijn gezakt. Nu pas kijk ik achterom en zie onder het oranje licht een groot aantal mannen in andere blauw-witte oude knarren stappen. Zonder passagiers. Eén voor één rijden ze langs slagboom bij de uitgang die openstaat. Zonder passagiers lijken ze zwaarbeladen, de uitlaat slaat soms vonken uit de grond. Geen één van die auto's lijkt veel beter dan de Nissan waar ik nu naast sta. Automatisch doe ik een schietgebed en terwijl de jongeman de achterbak opent vraag ik God de greep te zegenen. Met ontzag en heel voorzichtig legt de taxichauffeur mijn bagage in de grote achterbak. Ik bekijk hem eens wat beter. Het lijkt een vriendelijke, wat verlegen man, maar wat zegt dat hier? Wat weet ik eigenlijk van het land waar ik op de bonnefooi, als een dolle Mina zonder enig verstand van zaken, ben neer gestreken?
Nu gaat het gebeuren. Zodra hij die achterklep dichtramt springt hij erin en raast weg voordat ik ben ingestapt. Sta ik hier, al afgegaan voordat ik iets goeds heb gedaan. Voor ik van het vliegveld vertrok.
(wordt vervolgd)
feedback van andere lezers- Wee
Oef, de aankomst kost al stresskilo's! Ja, réte moedig ben je!
(Wilde net foutje aangeven maar 't is al weg :))
x Dora: Dank je wel... - joplin
xxxxxxx Dora: xxx xxx - bessy
Het lijkt alsof ik er zelf sta Ik weet niet of ik ook zo gereageerd zou hebben heftig denk ik.
Nederland is dan ook wel erg ver weg en anders.
Je schrijft bijzonder , beeldend, zoals altijd in jouw verhalen over Ethiopië.
Groetekes Bessy Dora: Reis met me mee, dank je , dan hoef ik het ook niet alleen mee te maken
|