3. Jacobius en Amalia
Nu, na tweehonderd drieëntwintig jaar had ze eindelijk de man van haar leven gevonden. Heel ooit had ze gesmeekt om niet te hoeven sterven, nu zovele jaren later had ze ingezien dat dat geen garantie was op geluk. Het bleek eerder een last dan een zegen. Nooit kon ze langer dan vijftien jaar ter plaatse blijven of de mensen begonnen zich vragen te stellen over hoe het kwam dat iedereen verouderde behalve zij. Bijna had het haar dood geweest. Althans, haar bijna dood, want sterven kon ze niet.
Gelukkig had haar echtgenoot zich in de oorlog tegen haar geworpen en was die er in geslaagd haar te bevrijden. Anders was ze genoodzaakt geweest bijna te sterven en die pijnen eeuwig te dragen zonder echt dood te gaan. Ze zouden haar mishandeld hebben, verbrand, gestenigd,… en steeds zou ze blijven zweven zijn op die grens van meer dood dan levend zonder haar laatste zucht te kunnen laten. Haar man Saul, had haar toen kunnen bevrijden waarna ze elkaar innig omhelst hadden voor zij het bos was ingelopen om nooit meer terug te keren.
Vanaf die dag wist ze dat ze nooit meer veilig kon zijn. Ze zou altijd moeten verdwijnen voor ze dit weer moest meemaken. Zo was ze al aan haar zesde echtgenoot geraakt en de laatste was ondertussen ook alweer veertien jaar geleden. Ze begon het beu te worden telkens te moeten vluchten voor zichzelf, ook al had ze het enkel aan haarzelf te danken. Een mens om mens te zijn, dat had ze nodig wist ze nu. Maar het leek een onmogelijke queeste. Reeds drie keer was ze al een zogenaamde verdrinkingsdood gestorven, een keer was ze in het moeras geraakt en zogezegd nooit meer teruggeraakt voor de vloed op kwam zetten, een keer was ze gewoon verdwenen en dan die ene keer waar ze nog steeds blij om was dat ze Saul had gehad.
Die lieve Saul, die nu vast ook al grijs en stijf zou zijn wijl zij hem nog steeds meer dan een warm hart toedroeg, maar nooit of nimmer mocht hij haar nog te zien krijgen. Zijn hart zou het niet aankunnen. Dat was de enige reden waarom ze nooit was teruggekeerd naar de man van wie ze nog steeds hield. Toen was Jacobius naar Vlassenbroek gekomen. Die mooie jonge, sterke Jacobius, die alleen achtergebleven was toen zijn vrouw in het vijfde kinderbed was gebleven. Die mooie Jacobius die zo hard werkte om zijn kroost te onderhouden. En zij die geschikt werd bevonden door de dorpelingen om hem daarbij bij te staan.
Hoewel ze nooit gewild had dat ze zou uitgehuwelijkt worden, dachten de dorpelingen dat zij een weduwe was die kinderloos gebleven was en steeds alleen gebleven was doordat het verdriet onverwerkt bleek. Van de tijd voor ze in Vlassenbroek aankwam was niets geweten. De mensen dachten en zij had ze in de waan gelaten. Dat had veel vervelende vragen ontlopen. Met de komst van Jacobius in het dorp was er veel veranderd. Ze had zich geopend voor mannelijke aandacht. Tot zelfs de pastoor zich geroepen had gevonden om deze twee mensen bij elkaar te brengen. Hoewel Amalia wist dat ze binnen enkele jaren die arme Jacobius zou moeten aandoen wat ze Saul had aangedaan, won haar hart het van haar verstand.
Na nachtenlang woelen en draaien had ze besloten het kwaad op te zoeken om de wens die ze ooit verkregen had proberen te niet te doen. Het werd trouwens tijd om weer haarzelf te kunnen zijn. Hoewel ze heel goed besefte dat ze daarmee haar doodvonnis zou tekenen. Het vluchten moe had ze zich minder stekelig opgesteld tegenover Jacobius als tegen de andere mannen die haar hand waren komen vragen.
Ze voelde hoe haar lichaam verkrampte, hoe haar slapen klopten en haar geest bleef vechten tegen de overmacht van deze mystieke wereld. Ze voelde hoe riet tegen haar sloeg wanneer een onzichtbare kracht haar half zwevend over de grond sleepte. Modder vulde haar neusgaten, ze wilde gillen, voelde hoe de snelheid en het snijden van zwiepend helmgras haar de adem benam en toch leek dit alles nog steeds in een vertraagd tempo te gebeuren. Haar zintuigen stonden op scherp hoewel haar geest de grootste moeite had niet af te dwalen. Ze dacht aan de Taveerne, aan de kleine notelaar, aan Jacobius, aan de kinderen en focuste op het feit dat zij het niet verdienden weer achtergelaten te worden. Ze moest doorbijten, ze moest, ze moest. Of ze bleef eeuwig wees van haar eigen machtlust en kind van de wind.
stemresultatenEnkel ingeschreven gebruikers kunnen stemmen.
1. Heeft de morf groene poten?totaal 6 stemmen 2. Moet Amalia de ellende eenmalig ondergaan voor haar oprechtheid zal bevestigd worden door de Dijktotaal 6 stemmen 3. Moet Amalia drie keer ellende doorstaan voor haar oprechtheid gemeten wordt?totaal 6 stemmen 5. Is Jacobius weduwnaar van 4 kinderen waarvan de oudste een meisje van 15 is?totaal 6 stemmen 6. Is Jacobius een stiekem prakkizerende heks?totaal 6 stemmen 4.Stierf de eerste vrouw van Jacobius in het kinderbed door aanraking met "de kwade hand"?totaal 6 stemmen
|