Passie voor schrijven
|
||
home wat is writehi(s)story? bladeren uitgeven gezamenlijke publicaties boekenwinkel manuscriptanalyse inschrijven contact | ||
top 10 wedstrijden forum hulp |
Volg ons op facebookGa naar chat |
Vlier-2door arwennToen Huna wakker werd, legden ze net aan in de haven van Thelach. De bemanning was al aan land; Bogar stond nog op het dek. Hij glimlachte naar haar en sloeg een arm rond haar schouders. `Vanavond is jouw avond.` lachte hij, en liep met haar het dek af, het land op. In een herberg die Devils Daughter heette, ontmoetten ze de rest van de bemanning weer, die al aan de brandewijn was gegaan. De dienstmeisjes repten zich heen en weer, de kneepjes in hun billen negerend terwijl ze tussen de tafels en stoelen door schoten. Bogar drukte Huna een beker brandewijn in de handen en proostte op haar. `Op Huna, die eens de grootste windmeester van de negen zeeën zal zijn!' bulderde hij. De hele bemanning bulderde 'Op Huna!' en klokten de brandewijn naar binnen alsof het water was. Huna lachte en hief haar beker ookvoordat ze een slok nam en weer van de tafel af sprong waar ze op was gezet door Elias. Ze deed lang genoeg met haar beker brandewijn om iedereen dronken te zien worden; ze werd door meerdere mannen op schoot getrokken, wat ze beantwoordde met een flinke stoot in hun gezicht alvorens ze opstond en wegliep. Een paar uur en heel veel brandewijn later vond Huna het moment. Ze glipte de Devils Daughter uit en rende door de uitgestorven straten van het kleine stadje. Weg van het water, het schip en zijn bemanning. Weg van haar vader en Elias. Ze wilde geen windmeester zijn. Ze wilde niets zijn van wat zij haar leerden. De kunsten zouden haar goed van pas komen, maar ze wilde niet altijd op één en hetzelfde schip vertoeven, dag in dag uit hetzelfde doen, en alleen havens zien. Ze wilde reizen over land, leren over de mensen die daar woonden en hun manieren. Uitrusten deed ze niet; ze wist dat dat haar fataal kon worden als een van de bemanningsleden zo slim was geweest haar te volgen. Ze rende een volle dag nonstop, de eerste zonnestralen op haar rug, voelde de zon klimmen en aan warmte winnen, tot haar schaduw zo klein was dat ze hem niet meer zag, en ze daarna de zon voor zich zag verschijnen, langzaam zakkend, steeds dichterbij de horizon. pas toen de zon achter die horizon was verdwenen minderde ze vaart tot ze stilstond midden in een open veld. Ze keek om zich heen. Links van haar was er enkel open veld te zien; hetzelfde als ze deze koers zou volgens. Ze keek naar de rechterkant, haar oogjes tot spleetjes knijpend; daar, in de verte, zag ze de contouren van een bos. Ze kon het niet goed onderscheiden nu de nacht was ingevallen, maar het was het proberen waard. Alles beter dan op een open veld overnachten. Ze rende in de richting van het donkere silhouet, zich niet bewust van de man die steeds dichterbij kwam. Toen ze bij de zoom van het woud kwam voelde ze iets langs haar oor strijken; een dolk met het embleem van Bogar trilde in de boom vlak naast haar hoofd. Ze voelde aan haar oor; die bloedde. Ze keek om en kon nog net de takken in springen om een tweede dolk te ontwijken. 'Hier zal je voor boeten, feeks! Sterven zal je!' bulderde Elias. Niet bekend met het bos en de bomen bewoog Huna zich moeizaam door de takken; hier had ze niets aan de snelheid die ze in het open veld had gehad. ze hoorde Elias haar naam brullen; hij had de dolk uit het hout getrokken. Vlak voor haar gezicht suisde deze nog eens langs; ze kon niet zien waar hij terecht kwam. Elias krijste van frustratie en probeerde haar te volgen, maar hij kon haar nauwelijks zien bovenin de takken. Nog steeds kwam Huna maar langzaam vooruit; ze had niets behalve haar dolk om Elias te lijf te gaan, en die dolk wilde ze graag houden. Plotseling zag ze, vlak onder de boom waar ze in zat, een man verschijnen. Hij had spierwit haar; het enige wat er goed aan hem te zien was in het donker. Hij richtte iets op Elias; een zachte klik volgde en Elias' geschreeuw stierf weg. De man keek omhoog. 'Kom maar naar beneden jonkie. Die is morsdood.' Huna liet zich onwennig uit de boom zakken en liep naar Elias toe. Dode ogen keken in het niets; een pijl had zich diep in zijn nek geboord. 'Geen dank' zei de man, en hij trok de pijl uit Elias' nek voordat hij zich op zijn hakken naar Huna omdraaide. 'Met wie heb ik het genoegen? vroeg hij vriendelijk, alsof er niets was gebeurd. 'Huna.' mompelde ze. Ze herstelde zich. 'Ik ben Huna Ileth. En wie bent u?' De man keek haar met een kleine glimlach aan. 'Ileth. Die naam ken ik wel. Piraterij, is het niet?' Huna hield haar hoofd een beetje schuin en keek de man recht in zijn ogen aan. 'U beantwoordde mijn vraag niet. Onbeleefd, is het niet?' De man bulderde van het lachen. 'Pittig meisje ben je, Huna. Ik ben Ortas. Ga met me mee, je ziet eruit alsof je wel wat rust en een goed maal kan gebruiken.' Zonder op haar antwoord te wachten liep hij weg, dieper het woud in. Huna bedacht zich niet en liep achter hem aan tot ze aan zijn zijde liep. 'Waar ben ik hier eigenlijk?' vroeg ze. 'Dit? Dit is het Gamish Woud. Gamish betekent dood in oud Vliers. Bijna niemand kent de taal nog. Het woud is berucht vanwege de vele doden die het heeft geëist. Ze beslaat ongeveer een vijfde van heel vlier, en zit vol met magie en dieren die je nog nooit hebt gezien. Die je liever ook niet wil zien.' Ortas grinnikte. 'Ik was aan het jagen, toen die idioot die achter jou aanzat mijn prooi wegjoeg. Dat kwam hem duur te staan.' Huna mocht deze man wel.
feedback van andere lezers
|