writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Dag, Bron en...opgedeelde versie 42

door katrijn

Bron tuurt een beetje groen in de overvolle schuur. Ieder gezicht is naar hen gekeerd, het is doodstil.
'Lap, bijten ze?' fluistert hij een tikje zenuwachtig. Dag draait zich om. ' Niet zolang ik het zeg.'
Bron voelt zich niet bepaald gerustgesteld. Met een angstig voorgevoel kijkt hij naar het gezicht van zijn broer. Dag ziet er niet bepaald vrolijk uit. 'O, trouwens, broertje,' Brons stem klinkt luchtigerer dan hij zich voelt en Dag kijkt op. 'dat was een knappe speech van je, daarnet. Ik voel me gevleid.'
'Hoe lang sta je daar al?' Bron stem zakt tot een gefluister. Ernstig. ' Lang genoeg om te horen dat het nogal diep zit voor je. Is alles wel goed met je, Dag?'
Dag kijkt weg en propt zijn handen in zijn zakken. ' Ja, waarom niet?'
'Laat maar…' Bron houdt zijn mond als er een grote, baardige man rechtstaat, over de bankjes heen klimt en naar hen toekomt. Dag lijkt de man te vertrouwen dus Bron blijft staan.
'Hallo,' groet hij, een beetje nerveus. Hij weet nooit precies hoe leden van Het Oude volk tegen over mensen staan, volgens Dag leren deze lui zowat dat mensen het slechtste zijn wat de aardbol ooit heeft voortgebracht. Maar de man glimlacht oprecht.
'Bron, dit is Yannick. Hij is…ok. Yannick, dit is Bron, mijn broer.'
'En de laatste regels van je donderpreek,' glimlacht Yannick terwijl hij Bron de hand schudt. ' Aangenaam kennis te maken, Bron. Jij bent mijn eerste mens, als ik het zo mag zeggen.'
'Euh, dat mag. Denk ik.' Yannick werpt een nieuwsgierige blik op Dag en voelt de merkbare verandering in zijn nieuwe huisgenoot. Het lijkt erop dat Dag alles van zich afschudt en de zorg over zijn persoontje volledig toevertrouwd aan de lange vreemdeling. Hij grijnst als een kind op zijn verjaardag en maakt nog net geen vreugdedansje. De lange jongeman kijkt hoofdschuddend naar de uitgelaten stemming van zijn broer.
'Dag, kalmeer nu eens. Je maakte me nerveus.' Yannick fronst zijn wenkbrauwen. Niemand van hen had Dag zo durven toespreken. Maar het stoort Dag duidelijk niet. Hij haalt diep adem en blijft met blinkende ogen staan, naast Bron. De gelijkenis slaat Yannick met verstomming. Ongelofelijk.
'Kom binnen, blijf daar niet in de koude staan. Kom binnen.' Bron kijkt snel naar Dag maar die haalt nonchalant zijn schouders op. Bron glimlacht, hij moet er nog aan wennen dat Dag hier een heel andere reputatie heeft.
Het is warm in de schuur na de verhitte discussies van de avond. Bron volgt Dag op de voet, bang om zijn broer uit het oog te verliezen en verloren te lopen in deze dreigende massa.
Ogen staren naar hem.
Vijandig en wantrouwig.
Zo moet Dag zich voelen bij ons, gaat het door heen. Argwanend bekeken. Als een stuk vuil.
'Dag, misschien wacht ik beter buiten.' Dag draait zich verrast om. ' Waarom?'
Bron slikt iets weg. ' Ik denk niet dat ze me mogen.'
'Dat, Bron is hun probleem, niet het jouwe.'
'O, als je het zo bekijkt.' Maar het voelt vooral aan als zijn probleem. Ze volgen Yannick tot ergens in het midden. De broeierige ogen op de eerste rij staren hem vijandig aan.
Bron kijkt weg.
Dag staart uitdagend terug.
Ze kijken verslagen weg, terwijl ze de woorden van daarnet nog goed herinneren.
De rest van de bijeenkomst wordt ongehoord snel afgehandeld. Over de maïs, het vee dat systematisch verdwijnt en 2 aanvallen van Woudstammen.
Het laatste onderwerp wordt aan de kant geschoven. Iedereen gluurt naar Dag, met een nieuw soort respect. Dag blijft met rechte rug zitten.

…Maak wat tijd voor me vrij…liefst op het ideale moment.

Nog 6 dagen te gaan voor Bron
Er zijn kinderen.
Bron opent één oog, knort humeurig en draait zich om.
Er zijn overal kinderen.
Ze gluren door het venster en giechelen terwijl ze fluisteren. Bron blijft nog vier minuten liggen en geeft ze dan hun zin.
Hij tuurt door zijn oog naar de kinderen, snuffelt even alsof hij iets lekkers ruikt en springt dan luid brullend uit zijn bed.
De kinderen stoven gierend weg en blijven enkele meters verder opgewonden staan. Al vier dagen hetzelfde ochtendritueel.
Bron schudt de slaap van zich af, rekt zich uitgebreid uit, kleedt zich aan en gaat op zoek naar de rest van zijn huisgenoten. De deuren van de 2 andere kamers staan wagenwijd open. Eentje met 5 strozakken voor de kinderen en een kamer voor Yannick en Hannah. Brons stappen kraken op de houten sporten van de ladder als hij naar beneden gaat.
Hij vindt de vrouw des huizes bij de open haard, zoals steeds roerend in een grote kom. Ze kijkt op als ze hem hoort en glimlacht. Bron mag de vrouw wel. Ze heeft haar handen vol met het bestieren van een enorm huishouden en doet alles met een liefde die hij niet kent. Vrouw aan de haard lijkt hier het motto. Maar de haard is wel de meest belangrijke plek in het huis.
'Ha, Bron, wakker?' Ze giet een pollepel verse melk in een mok en zet het op tafel. Met brood en kaas. ' Zonder ontbijt ga je de deur niet uit, jongen.'
Bron woelt door de haren van één van de kinderen en neemt de jongste over van de vrouw. Hij houdt het ventje even omgekeerd tot het gilt van het lachen en zet het dan op zijn voeten. Het kind klemt zijn armpjes rond zijn benen in een poging om te blijven staan. Vol verwachting kijkt hij naar Brons gezicht.
'Helemaal wakker, Hanna, dank u wel.'
'Hebben de kinderen je wakker gemaakt?' Ze kijkt even op van haar snij en roerwerk en kijkt geamuseerd naar haar jongste telg, die duidelijk een nieuw vriendje gemaakt heeft. Bron neemt de kleine gedwee op en draait hem in het rond tot hij giert van het lachen.
'O, euh, nee, absoluut niet.' Hij neemt een homp van het overheerlijke, versgebakken brood en een slok uit beker melk. Zo uit de koe, af welk beest er hier door gaat voor koeien. Want al bij al is alles hier net iets vijandiger en minder tembaar dan hij gewoon is. De kennismaking met de huiskoe hier was niet van een leien dakje gelopen. Het beest, een mottig zwart exemplaar met kapstokken van hoorns en ogen vooraan op de kop, had hem een stoot verkocht waarvan zijn dijbeen nog steeds schrijnde. Ze hadden vier man nodig gehad om het beest naar de weide te loodsen. En 's avonds weer naar binnen. En het dorp telde zeven van die moordzuchtige beesten. Iedere dag opnieuw dat gevecht. Ook al lijken de mannen het hier als normaal te beschouwen dat hun veestapel ronduit vijandig is.
'Heb je mijn broer gezien?'
De vrouw van Yannick legt haar pollepel neer, zet in één zwaai een klein meisje op de tafel en begint de haartjes te vlechten. ' Ja, hij was al vroeg op. Dag slaapt niet veel hé.' Het is geen vraag. ' hij is vertrokken voor de zon nog maar aan opstaan dacht. Het was zo goed als midden in de nacht. Hij nam wat eten mee en is zonder meer vertrokken, denk ik. Ik weet niet naar waar.'

 

Enkel ingeschreven gebruikers kunnen stemmen.

Totale score: 1

Uitstekend: 0 stem(men), 0%
Goed: 1 stem(men), 100%
Niet goed: 0 stem(men), 0%

totaal 1 stem(men)
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .