Volg ons op facebook
|
< terug
A-team rukt uit (A staat voor Alcohol)
A-team (A is for alcohol)
'Je moet mij helpen.', hoorde ik via de luidspreker van Abels telefoon.
Abel, Clay en ik hingen aan de toog. Het was zaterdag. 's Ochtends gingen we een uurtje badmintonnen. Dat vonden we al een hele prestatie. En achteraf gingen we een biertje drinken. Een biertje of vijf, zes. Meestal zeven of acht.
'Je moet me echt helpen', klonk het weer door de telefoon. 'O nee, ik geloof dat ze er is', hoorde ik nog en daarna niks meer.
Ik vroeg Abel wat er aan de hand was. Hij keek zorgelijk naar zijn mobiel en keek dan naar mij. Met een diepe zucht zei hij: 'Ik heb een makker die, euhm, bepaalde echtelijke problemen heeft. Al een hele tijd. Maar zo heb ik hem nog nooit horen klinken. Ik denk dat ik er best naar toe kan gaan.'
Alsof er telepathie in het spel was, stuurde de makker nog een sms. Een ware sos-kreet. 'Gevaar. Haast je.'
'Nou, daar moeten we op af', zei Clay.
'We weten wel niet wat er precies aan de hand is,' zei ik.
'Nou, dat ontdekken we dan toch meteen,' zei Clay.
Hij leegde zijn pul bier en kocht van de barmeid drie flessen wijn. Ontkurkt. Ik keek hem zo vragend aan dat hij zei: 'Voor onderweg, kerel. We mogen niet riskeren dat we droog vallen.'
Clay reed in die tijd met een open jeep. Voorin was betrekkelijk weinig plek. Slechts genoeg ruimte voor de bestuurder en de passagier. Eigenlijk was er plaats voor twee passagiers, maar op 1 zetel lag een hele berg cd's. Een grabbelzetel van cd's. Clay hield wel van een stevig rockdeuntje als hij reed.
Ik ging achterop, in de open laadbak. Van dat sporten voelden mijn spieren aangenaam warm en een beetje stram aan. Ik was ook al aangeschoten door die biertjes en die wijn hielp natuurlijk ook niet echt. Bovendien scheen de zon, dus ik legde me languit in die laadbak. En zo met de zon op mijn gezicht, lag ik daar gezellig, terwijl Clay wegscheurde. Het leek wel alsof ik dreef op de oceaan. Fantastisch was dat. En er gebeurde nog eens wat. Af en toe richtte ik me op en wierp een glimp over de rand van de laadbak. Het was lenteweer en dus korterokkentijd. Drie vreemde kwieten in zo'n oude oorlogsjeep dat lokte glimlachjes uit op de snoeten van die hard mooie vrouwen.
'Hoe zit die makker van jou nou precies in de rats?', hoorde ik Clay vragen. Abel zei: 'Nou, dat is dus een hele historie. Een tragische geschiedenis van diepe liefde. Een liefde zo diep, dat wij, als buitenstaander, die niet kunnen begrijpen. Zijn vrouw kent geen maat. En hij is na al die jaren nog steeds zo smoorverliefd op haar dat hij zich door haar laat uitpersen.'
Clay vroeg: 'Moeten wij dat wijfie van hem soms in zijn plaats gaan vogelen?'
Abel: 'God nee, ze is in staat om je hoofd af te bijten. Maar niet vóór je er zeven keer tegenaan bent gegaan.'
Stilte. Ik vroeg me intussen af of ik al wat gebruind was in mijn gezicht. Ik rolde mijn trui op en bolde die als een kussen onder mijn hoofd.
'Nee, nee', ging Abel verder, 'Het is eigenlijk allemaal veel erger. Hij is nu net thuisgekomen en alles is weg.'
'Hoezo, alles is weg?'
'Wel ja, alles is dus weg. Hij kwam net thuis en het hele huis is leeg. Helemaal leeg.'
'En dat heeft zij gedaan?'
'Ja.'
'En de reden?'
'Hij wilde geen kostuum aan op haar tuinfeest laatst.'
'Wat?'
'Ja, echt waar. Hij wilde geen kostuum aantrekken. Daar heeft ie een hartstochtelijk hekel aan. Nu, op het tuinfeest zelf verscheen ie in een rode trui en een yeans. Haar leek het stoïcijns koud te laten, maar nu vandaag, is het zover. Haar grote wraak.'
'En wat doet die vent in het leven?'
Ik hoorde Abel een flinke teug wijn naar binnen klokken.
'Hij doceert geschiedenis. Die man weet echt ontzettend veel. Over alles.'
De jeep ging aan kant en stopte. Ik hoorde Clay zeggen: 'Sorry jongens, ik moet ook even bij tanken. Ik wierp een blik naar voren en zag hoe Clay zijn fles wijn van Abel overnam. Die jongen kon gestoord snel drinken. Zat dan ook al jaren in diplomatieke dienst. Na het leger, zijn ambassadekringen het beste beroep om vreselijk te leren zuipen. Op een mooie derde plaats, komen theaterkringen. Daar zat ik zelf in, dus ik wist er ook wel weg mee. Abel was een zelfstandige, kinderloze vrijgezel met een passionele liefde voor literatuur en vrouwen. Als die het niet op een zuipen zette, lag hij morgen al op het kerkhof.
'Ok, zo kan ie weer,' zei Clay en hij gaf gas.
Abel gaf instructies.
'Hij woont net buiten het centrum. Je herkent hun huis meteen. Er staat een stalen afspanning afgezoomd met spitse toppen voor hun tuin.'
Een hele tijd was het stil.
Clay riep: 'Zeg, leef jij nog daar achter?'
Ik zei: 'Ja, ja.'
En ik dronk van mijn fles. Ik drink, dus ik leef.
'Is het daar?', vroeg Clay aan Abel.
'Ja, daar heb je de hel.'
Clay ging bruut op de remmen staan. Gelukkig had ie al flink gedronken. Ik zou nooit in de auto gekropen zijn bij een nuchtere Clay. Nuchter rijden was ie niet gewend.
'Lijkt wel een burcht', zei Clay.
Ik had moeite om mij op te richten. Ik kon wel slapen met al die wijn en die zon.
'O jee', zei Abel.
'Wat?', vroeg Clay.
'Kijk daar boven eens.'
'Godsamme, die meid is echt kierriewiet', zei Clay.
Ik stapte toch maar uit en tuurde naar die gevel. Traag maar gestadig klom een zwarte figuur omhoog.
'Wohow, zie die benen aan die griet', zei Clay.
Het was even stil. Zij ging gestaag hoger. Geconcentreerd. Alsof er op de hele wereld niets anders meer was dan zij en die gevel. Wij met onze drie leken wel een nerdig groepje ornithologen dat een adelaar ziet zitten in een hoge sequoiaboom of zoiets. Toen we plots ook een stukje van haar kont zagen, zeiden we om beurt:
'Mooi.'
En dan weer stilte.
'Wat is hier nou de bedoeling van?', vroeg Clay uiteindelijk tussen twee slokken door.
Ik nam zelf ook nog een slok. Clay zien drinken gaf altijd dorst.
Abel zei: 'Kennelijk heeft ze toch nog niet álles.'
'Wat doet zij eigenlijk van beroep?', vroeg ik.
Ik kon me moeilijk voorstellen dat zo'n vurige tante gewoon huisvrouw was.
'O, zij is fundraiser.', zei Abel.
'Fundraiser?', vroegen Clay en ik in koor.
'Ja, voor goede doelen en zo. Alleen niet voor de kankerliga. Dat vindt ze boerenbedrog. De farmaceutische industrie heeft geld genoeg om medicijnen te ontwikkelen. Daar moet niemand verder nog geld in pompen.'
Ondertussen kwam zij eindelijk bij een raam. Beneden waren ook wel ramen, maar daar zaten tralies voor. Smeedwerk met bloemetjes, maar toch onmiskenbaar tralies.
'En nu?', vroeg Clay. 'Gaat ze nou haar vuist door dat raam jagen?'
De vrouw trok behendig een bloedrode schoen met hoge hak uit. En alsof het een hamer was, sloeg ze daarmee het raam aan diggelen. Twee gemene tikken volstonden.
'Hoe heet ze eigenlijk?', vroeg ik.
'Suzanne', zei Abel.
'En hij?'
'Joris', zei Abel, 'maar ik noem hem altijd Job.'
Suzanne plukte wat glasscherven weg en maakte het raamkozijn vrij. Daarna klom ze op de vensterbank en verdween ze als een limboodanseres door het raam.
Meteen daarop zwaaide beneden de voordeur open. Een man spurtte naar ons toe. Hij had een bruin deken over zijn hoofd geslagen. In zijn ene hand droeg hij een plastic box met handvat. In zijn andere een dikke stapel papieren, dichtgebonden met een uitgerafeld stuk touw. Het was veel te lang en wapperde achter hem aan als een staart. Boven hoorden we vloeken. Suzanna hing uit het raam en gooide haar hakken naar hem.
'Vandaar de deken,' legde Abel uit.
'Ach, juist ja.' Clay en ik knikten.
'Makker, waar bleef je toch zo lang?', vroeg die vreemde snuiter. Net een monnik met een rattenstaart.
Job zette de plastic box in de laadbak. De stapel papieren knuffelde hij stevig tegen zijn borst. Zijn handen waren vuil, ze zaten onder de aarde. Toen hij zag dat mijn blik op zijn zwarte vingers viel, zei hij:
'Sorry, ik moest mijn manuscript opgraven en de spade was weg.'
Hij keek naar Abel en zei: 'Kunnen we nu alsjeblief weg? Ze is zo beneden, hoor.'
Job wipte in de laadbak. Opvallend kwiek voor iemand met zo'n buik als die van hem. Hij had ook een lange grijze baard. Als ik als kind God moest tekenen van de juf, tekende ik iets dat sterk op deze Job leek.
Clay kroop snel achter het stuur. Zette natuurlijk eerst die fles nog eens aan zijn lippen. In het ergste geval was hij toch diplomatiek onschendbaar. Abel stapte terug in en ik ging terug in de laadbak. Net op tijd, want daar was Suzanne al. Op blote voeten stormde ze op de jeep af.
We reden weg. Zij bleef achter en lachte hysterisch: 'Onze trouwdatum. Haha, onze trouwdatum. Sentimentele vod!'
'Wat bedoelt ze?', vroeg Abel.
'De code van de safe op onze zolder. Ik had onze trouwdatum genomen. Ik wist toch dat ze die safe zou kraken.'
'Wat zat er in die safe?', vroeg ik.
'De orginelen van onze trouwfoto's', zei Job.
'Maar zij verwachtte natuurlijk iets anders?', vroeg Abel.
'Ja, mijn manuscript.Die safe heb ik alleen gekocht als afleidingsmanoeuvre.'
'Waar gaat het over?', vroeg ik.
'Over de val van de Romeinse republiek en de toekomst van de Amerikaanse republiek. Ik trek parallelen. Dar ze mijn manuscript verbrandt, is eigenlijk mijn enige vrees. Mijn manuscript en mijn kat.'
Hij had het manuscript onder zijn hemd gestopt. Die buik van hem leek het nu opgeslokt te hebben.
'Zeg, hebben jullie soms iets te eten? Het is vast geleden van haar tuinfeest dat mijn kat nog iets te eten heeft gekregen. Als ze mij niet kan straffen, werkt ze het uit op mijn Leopold.'
Ik keek in de plastic box. Een grijze kat met zwarte strepen deed alsof hij zijn ogen dicht had en de rust zelve was. We hadden thuis altijd katten gehad, dus ik kon wel zien dat het een pose was. Dat beest was doodsbang.
'Wat doet ze dan met hem?', vroeg ik.
'Geen eten geven. Om te beginnen', zei Job.
'Draait ze niet ook die plaat met dat wolvengehuil? Of doet ze dat niet meer?', vroeg Abel.
'O jawel, ik heb die plaat eens express te lang in de zon gezet, maar de volgende dag had ze al een nieuwe. Geen idee waar ze die koopt. Leopold is er als de dood voor.'
'Ik heb hier ergens wel nog wat salami', zei Clay.
'Mja, maar daar krijgt ie zo dorst van', zei Job. Hij legde de bruine deken over de box. 'Misschien slaapt hij dan wat.'
We reden een tijdje in stilte. Tot Clay vroeg:
'Waar gaan we eigenlijk heen?'
Abel zei: 'Als je hier naar links gaat, weet ik een leuke kroeg zijn.'
In de kroeg vertelde Job wat er gebeurd was. Na dat tuinfeest moest hij een lezing geven op een congres. Toen hij weer thuiskwam, was het huis leeg en zij was pleite. De kat ook. Maar die kon hij terug in huis lokken.
'Als ik de carmina burana zing, weet hij dat hij heel dringend terug moet komen', zei Job terwijl de serveerster drie grote pullen bier bracht. Ik zelf bleef bij wijn. Voor de kat kwam er bloedworst en een schaal water.
'Wat een muzikale kat', zei ik. 'Maar waar haal je die box? Het huis is toch leeg?'
'Die box verstop ik in de struiken achter ons huis. Voor noodgevallen als deze,' zei hij terwijl hij Leopold, door de tralies van de box, stukjes bloedworst voerde.
'En hoe moet het nu verder?', vroeg ik.
'Straks, over een tweetal uurtjes, belt ze. Dan zegt ze dat het een schande is dat ik zo lang van huis blijf. Dat ik dringend thuis moet zijn. Dan vraagt ze om iets te repareren of zo. Dat raam dat ze gebroken heeft bijvoorbeeld afplakken met tape of zo.'
'En dan?', vroeg ik.
'Wel, dan kijkt ze de hele tijd terwijl ik dat raam afplak nog heel kwaad. En dan als het karwei gedaan is, raakt ze mij kort even aan bij mijn bovenarm of zo. Of ze vraagt of ik thee wil. Net of ik de buurman ben die voor het eerst langs komt en iets repareert.'
'En dan?', vroeg ik.
'Keiharde seks', zei Abel.
'Precies', zei Job. 'En dan de volgende dag moet ik mijn lessen aan de unief afblazen, want dan moet ik de verhuiswagen met onze spullen natuurlijk uitladen.'
We dronken nog een rondje en daarna nog eentje. Op den duur waren we zo dronken dat we voor onszelf ook bloedworst bestelden. Met zuurkool. Niet te vreten. Maar het paste bij de dag op de een of andere manier.
Twee uur later kwam inderdaad de sms. Job moest naar huis. Dringend. Het tochtte boven. Aan dat kapotte raam moest echt iets gedaan worden.
Job stond op. Gaf Leopold en het manuscript in bewaring bij Abel. 'Gewoon, voor de zekerheid.'
'Ik ga wel te voet', zei hij. 'Het is beter als ze jullie niet ziet.' En weg was hij.
Terwijl ik eerst medelijden had gehad met die man, wist ik nu niet meer wat ik moest voelen.
'Kijk', zei Abel, 'ik ben opgelucht en tegelijk treurig dat op jullie gezichten de zelfde vraagtekens staan als op het mijne. Als ik afscheid neem van Job heb ik altijd twee bedenkingen: Primo: heb ik eigenlijk ooit echt liefde ervaren? Ik bedoel liefde waarbij je niet meer weet waar jij begint en de andere eindigt. Dat soort liefde. En secundo: zie ik hem ooit nog terug? Want voor het zelfde geld maakt ze hem de volgende keer natuurlijk gewoon koud. Of berijdt ze hem net zolang tot hij een hartstilstand krijgt.'
We verhuisden van een tafeltje naar de toog. Abel zette Leopold op de toog. Zei tegen de barmeid: 'Wees lief voor hem. Hij heeft het niet makkelijk, deze Leopold.'
We bestelden nog een rondje en dronken in stilte. Keken zo hard in ons glas, dat het leek alsof we elk moment verwachtten dat een geluksengel zou oprijzen uit dat alcoholische vocht.
Toen die engel op zich liet wachtten, vroeg ik de barmeid, best een aardig ding, met twee vlechten en zo'n vriendelijke glimlach dat je alleen al daarom een hele dag naar haar kon kijken:
'Kun jij een gevel beklimmen? Met hoge hakken aan?'
'Wat?', vroeg ze.
Ik was al lang blij dat ze mijn vraag niet compleet negeerde en zei verder maar niets meer.
We dronken nog eentje. Ook weer in stilte. Daarna hielden we het voor bekeken. Abel nam het manuscript op. Er dwarrelde een foto uit. Polaroid. Een strand. Suzanne in de nek van Job. Zij als een filmster uit de jaren zestig. Een glimlach als van een tandpastareclame. Hij toen al vet, maar tegelijk toch massief gespierd. Abel raapte hem op en stopte hem terug.
Ik zei: 'Dat hij die kat achter die tralies bij ons laat, is alsof hij tegen die kat wil zeggen: blijf jij nou maar bij die andere drie gekooiden.'
Clay zei: 'Sodemieter toch op, jong. Jij kan iemand die pas het grote lot heeft gewonnen, de zelfde dag nog de strop aanpraten. Ga je roes uitslapen.'
Ook in de jeep was het stil.
De meisjes op straat lachten niet meer.
Die Job had ons het gevoel gegeven alsof wij drie emotionele woestijnen waren, waar geen distels meer groeiden, maar ook geen rozen.
feedback van andere lezers- ivo
ik heb al beter van je gelezen, ook je dialogen kunnen beter, ik weet niet waar je dit hebt opgegraven . noch het verhaal, noch de inkijk, kon ik smaken (maar dat is mijn smaak) de doorleefdheid van het koppel is teveel geplakt (verzonnen) de diepte ontbreekt voor mijn gevoel, samen met de diepe ironie en rust die zulke mensen dragen.
Soit toch een uitstekend, want ik kan zo niet schrijven :) pisatelj: geheel eens met je mening. Noem het masochisme, maar ik wou zeker zijn :-) Merci, Ivo
Enkel ingeschreven gebruikers kunnen stemmen. Totale score: 2Uitstekend: 1 stem(men), 100%Goed: 0 stem(men), 0%Niet goed: 0 stem(men), 0%totaal 1 stem(men)
|