Volg ons op facebook
|
< terug
het geheim van het zout en pepervaatje
Een zout en pepervaatje in goedkoop inox bovenop een stijf gestreken damast tafellaken met een stijlvolle menukaart. De stenenvloer in dambordmotief, blinkend versleten door het vele schrobben en aan het plafond een ventilator die nog dateerde uit de tijd dat zo'n dingen mode waren.
De ramen waren gezeemd en de gordijnen waren net lang genoeg, alsof het erom gedaan was,de zomen rusten net niet op de vensterbank, maar er was ook geen spleet waar het zonlicht zich door kon door wriemelen. Aan de muren, wit geschilderd, strak, hingen een paar mooie schilderijen. Ik ben geen kenner, dus ik kan ook niet zeggen of ze van waarde zijn. Nergens was er een onberispelijkheid te bespeuren, alles was netjes en recht neergezet.
De glazen blonken alsof ze net uit de doos kwamen en de witte borden konden als vage spiegel het plafond weerspiegelen. Messen, vorken en lepels lagen waar ze moesten liggen en lagen er alsof ze er al altijd al hadden gelegen. Mooi recht, blinkend alsof ze de eerste prijs hadden gewonnen. Op één tafel stond een bordje met gereserveerd in gouddruk op witmetaal. De andere tafels waren blijkbaar vrij. Van achter een deur speelde klassiek piano. De muziek was niet storend en doorbrak het koude, dat stilte ook kan hebben. Een mooie bos bloemen, rijkelijk in een vaas, gaf herfstkleuren als een kunstwerk weer. De bloemen waren vakkundig geschikt met groen en andere takken als afwisseling in het patroon van kleur en beeld.
Dat ik hier zou eten en mijn middag zou doormaken, was nog maar de vraag.
Want de deur, waarachter de muziek speelde, klepperde onheilspellend. De stilte droeg een gevoel van wanhoop. Met een hand duwde ik de deur naar binnen, dat is het voordeel van een deur die langs beide kanten draait. Twee zwarte damesschoenen staken vanonder een tafel, voeten en benen hingen er nog aan. Een straaltje bloed sijpelde langsheen haar been. De achterdeur stond open. Daarom dat de deur klepperde. Een kat zat aan de achterdeuropening, toen ze me zag, ging ze er met een flair van door, me zeggende dat ik haar niets moest vragen, ze zou toch niets zeggen. Toen ik me bukte zag ik dat het een wanhoopsdaad was. Ze had zichzelf iets aangedaan, waardoor ze tegen haar principes in, haar eigen keuken had vies gemaakt. Op de zwart witte vloer, onder een inox witte tafel, lag een zwart geklede dame, met netkousen tot boven de knie, op de dij, met kantjes versierd. Het was zichtbaar, omdat haar lichaamshouding ervoor zorgde dat haar jurk een beetje opgetrokken was. De kok, ondertussen ook toegekomen, keek met afgrijzen naar zijn dode madam, die hem af en toe ook het bloed onder de nagels durfde halen.
Het besef dat haar gruwel, waarmee zij leefde, veel groter was, dan haar schijnvertoning, elke dag weer in de zaak, maakte me week.
De reden van haar handelen stond in de brief, die naast haar lag. Een traan die nog had gevloeid, had zich zichtbaar in het papier gewrongen, alsof die wou zeggen dat al wat er staat, waarheid is.
Ik maande een agent aan om een wetsdokter te bellen, zodat de zekerheid van haar overlijden in overeenstemming was met het beeld dat ze had achtergelaten. Misschien was het toch een koude moord die in een wanhoopsdaadbeeld verstopt was.
Mijn collega was ondertussen naar haar privévertrekken gegaan. Daar vond hij de flesjes. Ook daar was er geen spoor van geweld of een misdadig motief gevonden. Toch bleef bij mij de gedachte hangen dat een mens, die zo wreed kan zijn tegenover anderen, ook een reden in haarzelf draagt om zo te zijn. Meestal ziet men deze reden dan ook in het handelen en het zich kleden. Weerom liet ik mijn ogen gaan over haar werk wat ook haar bestaan spiegelde. De bloemen trokken alle aandacht, maar het was het zout en pepervaatje waar ik over na moest denken. Waarom zou een zaak zoals de deze, zulke vaatjes op de tafel zetten. Toen ik het aan de kok vroeg, trok hij zijn schouders op, hij had het niet eens gemerkt. Genoeg om hem niet als potentiële dader te kenmerken.
De ober was in allerijl toegekomen. De kok had hem gebeld. Ik vroeg hem naar de herkomst van de zout en pepervaatjes. Hij hoestte even. Hij vond het vreemd dat ik hem hierover bevroeg en geen vragen over zijn madam stelde. Het verraste hem. De vaatjes waren nog van haar vorig restaurant, zei hij. Hij had altijd al gevraagd om die ondingen te vervangen met iets stijlvoller, maar samen met de ventilator, was dit iets waarover er niet te onderhandelen viel.
"Haar vorig restaurant?
"Jazeker, twintig jaar geleden had zij op de baan tussen Brugge en Jabbeke een groot restaurant voor gezinnen met veel kinderen. Haar man is er toen vandoor gegaan met een dienster die wel kinderen kon krijgen, ons madam heeft nooit kinderen gewild, zij kon er niet tegen".
"Waar is haar ex man dan nu", vroeg ik hem. "Die is nog altijd in dat restaurant neem ik aan, en zij heeft haar deel gehad, en die vaatjes en ventilator zaten hierbij".
"Zag zij hem nog wel".
"Ik denk het niet", zei hij nogal verveeld, "zij vertelde hier haast niets over, enkel wanneer zij de vaatjes proper maakte, vertelde ze wel eens wat over die periode".
Ik nam een pepervaatje en draaide het deksel eraf. Tot mijn verrassing zat er niets in. Ook in het zoutvaatje zat niets in, zelfs geen korreltje rijst om het zout droog te houden.
Op de volgende tafels waren de potjes ook leeg.
Enkel op de tafel, waar het bordje gereserveerd stond, waren de potjes gevuld.
"Dit is geen peper, dit is heroïne en het zout is cocaïne"
De ober schrok en werd vuurrood
Jij weet hier meer van zei ik hem.
De man bibberde en ging zitten. Blijkbaar draaide het restaurant al lang niet meer zo goed en was het beheer overgedragen aan een of andere louche persoon die hier elke middag kwam eten.
Hij was de enige die op de middag kwam eten. Voor de rest kwamen er maar zelden nog klanten over de vloer.
De man zou vandaag ook komen, om half één precies.
Wij zouden op hem wachten en vroegen aan de kok, nadat zijn madam was weggehaald en de nodige vaststellingen waren gebeurd, om toch maar aan het eten te beginnen, zodat alles normaal zou lijken. De kok vroeg echt of hij moest koken. Ik vond dat alles zo echt als mogelijk moest lijken, dus hij moest koken.
Om half één kwam er een net geklede heer binnen en zette zich aan zijn tafel.
Met een camera, verstopt in de bloemen, kon ik precies zien wat hij deed. Hij riep naar de kok en vroeg waar madam was. De kok liep de zaal binnen en zei dat hij madam nog niet had gezien, misschien had ze migraine, zoals de vorige keer.
De man antwoordde niet en deed teken dat hij voort moest doen. Hij nam het pepervaatje en draaide het open en schudde de inhoud in een serviet en stak ze in zijn zak. Hij knorde goedkeurend.
Toen ik binnenkwam schrok hij heftig en probeerde nog om de serviet op de grond te gooien. Ik vroeg hem waarom hij dit deed, hij antwoordde niet.
Ik herhaalde mijn vraag en liet ondertussen mijn ID-kaart zien. De man bewoog niet en zei geen woord.
Ik herhaalde mijn vraag. Hij zei dat hij advocaat was en niet verplicht was om een antwoord te geven. De Saldus wetgeving was op hem van toepassing.
Ik wees hem op het feit dat hij zichzelf nu beschuldigde, want hij gaf hiermee impliciet toe dat hij heroïne in een serviet had gedraad.
"Heroïne?", zei de man, "neen dit is suiker voor mijn vissen, madam gaf me dit elke dag mee".
"Vanwaar haalde madam dan deze suiker" vroeg ik hem, terwijl ik naast hem ging zitten. Blijkbaar zou ik vandaag toch nog eten in dit restaurant. Samen met een verdachte, die verdraaid goed weet hoe hij dit moet spelen.
"Dat weet ik niet", zei hij, "ik heb deze zaak enkele jaren geleden overgenomen en zij zorgde dat ik deze suiker kreeg, zodat mijn KOI's, ook een investering, in leven bleven".
"Madam is dood" zei ik hem, hij schrok enorm. Keek me aan en zei dat dit onmogelijk is.
"Waarom?"
"Ik heb haar van morgen nog gesproken en ze had me gezegd dat ze de suiker in het pepervaatje had gedaan, kwestie dat het personeel niet alles moest weten".
Ik ging van tafel en stapte naar de privévertrekken van madam, waar de ober zat te wachten op wat ik van hem verwachtte.
Ik vroeg hem of hij wist van die heroïne. Hij knikte, de man die daar zat, had zijn dagelijkse dosis nodig en hier kon hij ongestoord zijn spul vinden.
Waar madam het spul vandaan haalde? Dat wist hij niet.
Ik zag dat hij loog.
"Vertel het me maar" zei ik hem. Blijkbaar was de tactiek waarvoor ik koos, de beste, want hij vertelde dat hij het spul in Rotterdam ging halen en vorige week was madam meegegaan.
Hij haalde zijn spul in een seksclub aan de haven. En toen zij mee binnenkwam dachten de leden daar dat zij een nieuw 'meisje' was en papten met haar aan. Zij liet het haar welgevallen en was zelfs met een klant even privé gegaan. Normaal gezien zouden wij gisteren terug zijn gegaan, maar ze had hoofdpijn en ze had nog genoeg voorraad had ze hem gezegd.
"Was je dan niet jaloers" vroeg ik hem. Hij werd rood.
Jij was gisterenavond hier, niet dan?
Heb jij haar deze pillen dan gegeven?
Het was één uur toen de kok het eten opdiende. Samen met de advocaat aten wij het lekkere en vroeg ik hem waarom hij dit allemaal deed. De man zat in zak en as, hij wist het zelf ook niet. Het was een van zijn onbegrijpbare karaktertrekken en daar was hij zich ook van bewust.
Hoe een zout en pepervaatje in goedkoop inox bovenop een stijf gestreken damast tafellaken met een stijlvolle menukaart zoveel kan verbergen voor een gewone klant, het waren haar diepe geheimen, die ze meenam in haar graf.
feedback van andere lezers- GoNo2
Goed geschreven! ivo: dank je wel Gono, merci
Enkel ingeschreven gebruikers kunnen stemmen. Totale score: 2Uitstekend: 1 stem(men), 100%Goed: 0 stem(men), 0%Niet goed: 0 stem(men), 0%totaal 1 stem(men)
|