De stemtijd - Je moet er wat mee gaan doen.
Het kiezen van een stemtijd is niet willekeurig. De tijd dat je de lezers toelaat om te stemmen over het verdere verloop van het verhaal, is een keuze die je weloverwogen moet maken. Als je wil dat er veel mensen zijn die meegaan met je verhaal, neem je een zo hoog mogelijke stemtijd. Als je sneller wil gaan, hou je de stemtijd kort.
Je kan een stemtijd kiezen van 2 dagen tot 4 weken. Voor dit interactieve verhaal, kies ik een stemtijd van 1 week. Op die manier krijgt iedereen de tijd om weer aan een interactief verhaal te wennen, maar duurt het ook niet te lang alvorens er een vervolg komt.
Waar gaan we nu over stemmen? Hiervoor hebben we een verhaal nodig:
________________________________________________________________________
Ik heb altijd geschreven. Vanaf de dag dat ik kon schrijven, wou ik verhalen vertellen. Hoogst waarschijnlijk ontspringt mijn schrijfdrang aan het feit dat ik nooit echt een goede prater ben geweest. Ik besefte als kind al snel dat ik in plaats van met iemand te praten, zelf woorden vrij mocht kiezen en een volgorde kon geven op papier waardoor wat ik wou zeggen perfect aansloot bij de boodschap die ik wou overbrengen. Ik schreef talloze gedichten om mijn vaardigheden te testen en stuurde ze in voor gedichtenwedstrijden.
Het bleek al snel dat de instuurprocedures omslachtig waren. Je moest zoveel exemplaren insturen onder pseudoniem, en dan in een vergezellende brief je pseudoniem en je echte naam meesturen en wachten. Voor sommige wedstrijden waren er extra regeltjes in verband met het onderwerp of de stijl. De administratieve rompslomp weerhield me na enkele weken al om verder nog veel tijd te spenderen aan het rijden van en naar de post met de gedichten die netjes voldeden aan de voorwaarden van de wedstrijden.
Dit weerhield me echter niet van schrijven. Vanaf de dag dat ik besefte dat schrijven kan leiden tot een publiek en tot boeken, raakte ik erdoor geobsedeerd. Ik schreef nog gedichten voor mezelf en rond de leeftijd van 12 jaar was ik al een hevige 'correspondent'. Ik schreef brieven met verschillende pennevriendinnen. Engels met een Grieks meisje, Frans met een Waalse vriendin en Nederlands met de 'locals'. Op mijn veertiende was mijn eerste roman klaar. Enkel mijn mama had hem gelezen en fantastisch gevonden, maar ik wist toen al dat het geen objectieve beoordeling was.
Ik bleef dus 'penneschrijven' en verhalen schrijven. In de school hielp het me vooruit om mezelf altijd uit allerlei ongemakkelijke situaties te redden omdat de leraars Nederlands en Latijn al snel fan waren van mijn schrijfstijl en de leraars Frans en Engels niet begrepen waar ik al die woorden vandaan hield. Latijn? Neen, ik schreef niet in het latijn, maar mijn latijn was net goed genoeg om in een te vertalen tekst te ontdekken wie de hoofdpersonages waren en wat ze ongeveer deden. De rest verzon ik en maakte er een spannend verhaal van. Ik kreeg altijd punten voor de vindingrijkheid en voor de vernederlandste latijnse stijlfiguren. Op een dag mocht ik een vrije vertaling uit het latijn die ik voor de toets maakte, voor de klas voorlezen. Een vertaling waarvoor ik vijf punten op tien had gekregen, waarvan de leraar me achteraf zei dat het eigenlijk een nul was en dat ik dringend moest gaan studeren.
In elk geval: 'je moet er wat mee gaan doen' was de zin die ik in mijn puberteit het meest hoorde.
stemresultatenEnkel ingeschreven gebruikers kunnen stemmen.
|