Volg ons op facebook
|
< terug
Vallen en opstaan - hoofdstuk 8 : Verse vis
8.
Het voelde alsof ze tien kilo lichter was en dat gewicht in hoofdzaak van haar schouders was gehaald. Alsof ze vleugels had gekregen zonder het energiedrankje te drinken. Iedere kleine pas die ze nam overbrugde schijnbaar kilometers. Haar platte stappers leken zevenmijlslaarzen.
Het was fijn geweest, heel fijn. Razend en onnavolgbaar fijn.
Beatrijs had genoten van ieder moment.
Van de verrassing toen ze de wind haar naam hoorde dragen net buiten de bakkerij.
Van het dichter- en dichter - bijpraten, op straatstenen die ze vanaf nu zou onthouden als "daar waar ze stond toen ze hem had ontmoet".
Van de uitnodiging op de lichte lunch, die was uitgemond in een waar eetfestijn, met bubbels en ganzenlever en andere excessen die ze de laatste jaren had ontbeerd.
Ze hadden gelachen en gepraat.
Ze had gegiecheld als een spijbelend schoolmeisje, en zo voelde het ook, al had ze de witte sokjes achterwege gelaten. Haar baas had ze met een ziektekluit in het riet gestuurd.
Na de tweede koffie en de bijhorende Amaretto had het dienstertje met de wijnrode schort verveeld gevraagd of het de laatste bestelling was. De jonge ober met de vrouwelijke trekken had het een half uur eerder voor bekeken gehouden.
De ene wijzer had die namiddag de vijf aangestipt.
En de tijd had stilgestaan.
Diezelfde tijd had hem geen oneer aangedaan.
François was en bleef een mooie man, een aristocratisch uiterlijk, met pretlichtjes in zijn doordringende ogen, als vuurtorens boven een woelige zee.
Hij had tijdens het vertellen verschillende keren zachtjes haar hand aangeraakt. En dat had haar niet onberoerd gelaten. Neen, het liet haar hélemaal niet onberoerd.
Wat moest ze hier nu mee?
Mocht ze op deze leeftijd, nu haar akker inmiddels braak was, nog rebelleren?
Mocht ze zich verzetten tegen het jarenlange zijn in een bestaan dat haar dagelijks verstikte?
Ze was na het etentje thuisgekomen en had de schijn van dagelijkse banaliteit nauwelijks weten op te houden.
Lodewijk had opgekeken van zijn keurig in middenstreep gevouwen financiële en economische krant. Hij was, zoals steeds, klokvast thuisgekomen om vijf uur, en had haar binnen een voor hem aanvaardbare marge van een half uur ook verwacht.
Ze was te laat, en het veroorloven van die uitspatting behoefde naar zijn normen uitleg.
" Later dan gebruikelijk?" vroeg hij met zijn ene oog over de rand van het beursnieuws heen.
" Ja, een beetje", zei ze en hield haar adem verder in. Ze vertikte het er iets aan toe te voegen.
" Toch wel meer dan een beetje, me dunkt."
Zijn dunk. Die liet haar steenkoud.
Ze haalde haar schouders op, en ruilde haar schoenen in voor huiselijk stapcomfort.
"Haal jij alvast de vis uit, Béatrijs, ik heb de aardappelen al geschild en gekookt, bakklaar."
Ze verstarde.
Vis?
Vis!
Die was door haar geheugennetten gegleden, de verse vis die ze gewoontegetrouw kocht aan het derde kraampje, links op de markt.
Ze aten 's vrijdags afwisselend eieren of vis, de aloude katholieke gewoonte waarop Lodewijk stond.
Ze vond het gedoe belachelijk.
Zij kon evengoed zin hebben in een fijn stuk varkensvlees met bruine jus, een goede braadworst met stoemp of een lekkere pasta met heel veel parmezaanse kaas.
Dat laatste was geen eten, vond hij. Dat waren bloemige sliertjes die patserige Italianen als voorgerecht rond hun vork draaiden omdat ze nooit met een mes leren eten hadden.
" Vis? Hoe bedoel je vis?"
" Zoals ik het zeg, Beatrijs, vis, zoals het altijd is, Beatrijs, vis, op vrijdag…"
Hij keek haar onbegrijpend aan.
Wat was er mis met haar?
Wat was er met die glans in haar ogen, die rode gloed op haar wangen, en die zweem van alcohol en sigaretten? Waar had ze in godsnaam gezeten, dat ze te laat was en meer nog, de vis niet bij zich had? En daar nu nonchalant overheen walste?
Haar hersenen boekten overwerk terwijl ze zijn weerstand gestaag voelde groeien.
De creativiteit haalde het nipt van de stijgende kans om op de leugen betrapt te worden.
"We eten toch eieren deze week, Lodewijk. Ben je vergeten dat we volgende week geen eieren kunnen eten omdat de melkboer met vakantie is, en je die van het warenhuis maar niets vindt?"
Hij zuchtte.
Zijn geheugen liet hem zo nu en dan volledig in de steek.
"Goed," plooide hij, "dan worden het eieren en geen vis," en verdiepte zich weer in de koers van de dollar en de euro.
Beatrijs was al onderweg naar de keuken, blij dat ze zich met het voorbinden van een schort een houding kon geven.
Het was zes uur.
Ze had geen honger. De Amaretto wiegde haar interne mens tot loomheid.
Ze brak vier eieren in een glazen schaal, roerde ze om tot het wit en het oranje het gevecht staakten, goot het hele gele goedje in een pan, en bakte de aardappelen in een andere.
Acht minuten later zaten ze zwijgzaam tegenover elkaar aan tafel.
Twee borden.
Twee pannen.
Twee mensen.
Hij keek op zijn horloge.
Deze avond, zeven uur, dacht hij, het avondnieuws. Beatrijs zou er niet in slagen om deze traditie te doorbreken.
Ze keek op haar horloge.
Volgende week, dacht ze, volgende week zag ze hem weer.
Ze hield zich voor om de uren te tellen.
En de tijd leek weer stil te staan.
feedback van andere lezers- teevee
huiselijk stapcomfort...twee borden, twee pannen, twee mensen (wel héél verschillende gedachten). Mooi! - RolandBergeys
Ik kom hier net binnenvallen in Hoofdstuk acht in een geheel dat ik echt niet ken. Alleen kan ik nu al kwijt dat de stijl bijzonder knap is, je legt knappe pauzes ook, hebt knappe bedenkingen, kortom, wat mij betreft kan je heel goed schrijven!
Eén nadeel: ettelijke hoofdstukken op een beeldscherm lezen is vrij ondankbaar, hoe hoog de kwaliteit ook mag wezen. Dat geldt ook voor lange verhalen, vind ik. Het is gewoonweg een nadeel van deze manier van lezen, waar jij niks aan kan verhelpen. - geertje
zoals steeds, mooi !
|