Volg ons op facebook
|
< terug
Voorlopers
Messia zette zijn papje op de vloer van de controletoren, bond zijn luier om de lendenen, en duwde een zuurstokje in de mond. Hij keek naar buiten, naar het ruimtetuig op de startbaan tussen de duinen van de planeet Exodus. Het haalde wel tien keer de snelheid van het licht, maar kon ook in een mum tot stilstand komen om vredig, als een ster aan het firmament te schitteren.
"Pa zal tevreden zijn," sprak hij voor zich uit. Dat zei hij echter telkens een van zijn ge-wel-dige, alles veroverende expedities vertrekklaar stond. In de loop van de laatste vijf eeuwen had hij net zo veel vluchten georganiseerd, maar geen ruimteschip was ooit weergekeerd. Het feit dat elk ervan een boodschapper had vervoerd, maakte alles nog triester: "Na een zesde mislukking," had Pa gezegd, "stuur ik je zelf op tocht. En krijg je een heel andere naam, punt!"
Dat was het laatste wat Messia wou, hij hield te veel van de rijstebrij met gouden lepeltjes, het dagelijks lauw bad, de zachte talk, en de schone luiers. Nooit zou hij Exodus willen verlaten. Dat anderend at maar voor hem deden! Beneden bulderden de motoren. Nog even, dan zouden ze de raket het heelal in schieten. Hij nam het zuurstokje uit de mond, en kroop naar de microfoon.
"Wie heb je bij?..." galmde zijn kinderstemmetje over de baan. Het antwoord van de piloot was duidelijk.
"Een wàt?!..." schreeuwde de jongen nog, maar dan slikte het et stokje in, proestte en kokhalsde, waarop het tuig wegstoof, recht naar die kleine, grappige, maar felbegeerde planeet in het Vierde zonnestelsel.
Daar ergens, in een woestijn, sleepte Nektar zijn kalebas achter zich aan. Hij wreef over zijn verbrand gelaat en sakkerde tegen zijn reisgezellen: "Veertig maal dertig maal duizend meter heb ik afgelegd in jullie onverdraaglijk gezelschap, we hebben gevochten tegen en zijn gevlucht voor vreemde soldaten in al even vreemde landen, en ik heb veel geleden. En waarom?... Waarom heb ik mijn mooie Mesopotamië verlaten?... Om een verdomde ster!" Hij schudde het hoofd. Athromos, de vadsige Achaëer en Vin, de graatmagere Pers, vond hij nog slechts twee sufferds. Ze staarden naar de sterrenhemel terwijl om hun lippen een lach speelde, die vertelde dat zijn woorden hen niet raakten. Zo mogelijk nog bozer, riep hij: "Hoe kunnen jullie hier nog in geloven?!"
"De verlossing is nakend," schraapte Athromos nu.
"Vergeet niet dat je eerst even blij was als wij," wist Vin. Nektar knikte vaag. Inderdaad, ook hij had zich laten verrassen door die ster, die zonder enige reden haar val had onderbroken, en in de lucht was blijven hangen. Hij had er zelfs zijn dikke Dorische del voor gelaten. Maar dat was toen, punt.
"Ik heb jullie mijn droom toch uitgelegd," probeerde hij. De anderen waren echter al een eind verder, praten hielp niet meer. Drieënzestig dagen geleden hadden ze, na hun eerste topoverleg, hun goud, wierook en mirre bijeengescharreld, en waren ze vertrokken in de richting van de ster - de allernieuwste - die de verlossing zou brengen. Een week later evenwel, had Nektar die nare droom gehad - een visioen was het eigenlijk geweest, dat hem vreemde mensen en dingen in een onduidelijke toekomst had getoond. Neen, deze ster zou geen boodschap brengen.
De Pers en de Achaëer hielden halt, en keken vol bewondering naar het hemellichaam. Nektar haalde de schouders op.
"We zullen de wrede Doriërs overwinnen," zei de eerste, "met de hulp van Hem, die we ginds zullen onthalen."
"Niks van, mijn..."
"... droom, jaja. Maar zeg nu zelf: ze hangt daar nog steeds, niet?"
Athromos had gelijk: ze schitterde in de stille nacht, en dat nog altijd op dezelfde plaats als die eerste dag.
"Trouwens," vroeg de Pers, "als dit geen voorteken is, wat is het dan?"
"Een UFO," antwoordde Nektar koel, en beiden keken hem onbegrijpend aan - juist, een UFO.
Daarna reisden ze nog twee dagen en twee nachten, ze waren dorstig, humeurig en uitgeput, maar hoe dichter ze bij de ster kwamen, hoe meer ze in de goede afloop van hun avontuur geloofden. Zelfs Nektar was opgelucht, al was het omdat ze er bijna waren, en omdat hij zou kunnen terugkeren - dat met die Dorische del zat hem torenhoog, lees maar.
De derde dag schatte Vin het hemellichaam nog slechts op een boogscheut van hen verwijderd.
"Achter deze heuvel wacht het Grote Geluk," stelde hij. Toen ze de top hadden bereikt, kwam een warme, felle gloed hen tegemoet. De ster hing vlak boven een kleine stal.
"De verlossing," lachte Athromos uitbundig.
"De verlosser," riep Vin uit, en ze liepen er naartoe, zo vlug ze nog konden. De Mesopotamiër volgde.
Vin klopte aan met zijn koningsstaf.
"Rustig maar, ik kom," luidde een stem aan de andere kant. Een grijsaard deed open, nam hen van kop tot teen op, en vroeg geërgerd: "Moèt dat?..."
Ze knikten, het moest, het bracht Nektar zelfs in de war. Toen de man naar binnen waggelde en gulzig van een fles brandewijn dronk, was hij echter zeker van zijn gelijk.
"En,..." vroeg Vin, hij stond bijna te trappelen, "en?.."
De ander had de vraag duidelijk verwacht. Hij wees naar het schepsel in de kribbe naast de os en de ezel, en zei: "'t Heeft bokkepoten en een staart. Kom je er wat te dichtbij, dan vloekt het zonder ophouden, en kan je jezelf verdomme niet bedwingen om dat ook te doen. Schol!"
Hij dronk, boerde, en zette zich op zijn ezel die ook al niet al te nuchter leek.
"Zie je wel?..."
De stem van de Mesopotamiër sneed door de stilte.
"Heilige Moebarak, Bush en Poetin, we zijn slechts domme voorlopers!"
"Voorlopers,..." stamelde Vin.
"Voorlopers," wist ook Athromos.
"Een testcase," besloot Nektar, "ze hebben een bok geschoten!"
Pas nu deed zijn taalgebruik de anderen in woede ontketenen, maar verder zullen we dit tot op heden verzwegen verhaal niet vertellen. Het gebeurde vierhonderd drieënvijftig jaar voor onze tijdrekening, en een slordige honderd vijfenzestigduizend driehonderd vijfenveertig dagen later zou een zelfde verschijnsel zich voordoen, naar verluidt met héél grote gevolgen.
Nu ja, voor Messia was de zaak toch al bekeken.
feedback van andere lezers- aquaangel
voorlopers zijn doodlopers toch?
aardig verhaal roland..xx RolandBergeys: ja, eigenlijk wel hé... thx. verhaal is eigenlijk maar tussendoortje, twijfelde of ik het zou plaatsen. - gono
Hij wordt nog wereldberoemd! RolandBergeys: ja hé! - ivo
goed hoor .. RolandBergeys: Thx, Ivo. - ERWEE
vierhonderd drieënvijftig jaar voor onze tijdrekening
Napolein was voor mijn tijd, maar dit ook dus.
Maar goed dat dit hier dus staat. RolandBergeys: doe m'n best en zoals ik hier ergens zei: dit was een tussendoortje - thx. - miepe
schitterend! RolandBergeys: grappig een beetje, ja. Thx. - Theo_Roosen
En ik die dacht, dat ik de grootste schrijver was. Is dat toch Roland, zeker. Fantasierijk en grappig.
dat anderend at = dat anderen dat ?
het et stokje in = hij het stokje in ?
Ik denk dat het typfoutjes zijn, door snel over het klavier te razen ? Sorry, Ronald. RolandBergeys: JA HOOR, TIKFOUTJES, DANK JE! Ik verbeter ze vanavond! - littlefairytale
Sluit me aan bij de tikfoutjes. Vlot als altijd geschreven maar bijlange niet bij de nek pakkend als veel andere van je schrijfsels Roland. Kerstgroetje, tine
RolandBergeys: Tuurlijk, je hebt volkomen gelijk, was maar tussendoortje, en heb nog de tijd niet gehad ivm tikfoutjes.
En ook kerstgroetjes, uiteraard.
|