Volg ons op facebook
|
< terug
frontvorming (voer voor leesproefkonijnen)
(Beste proeflezer, mag ik voor één keer vragen een niet-goed-spoor achter te laten als u dit soort tekst niet door uw bij voorbaat bedankte strot krijgt? Ik ben gewoon even aan het uittesten hoever een schrijfmens te ver kan gaan.)
Het voelt alsof er zich een front vormt in mijn kleine, publieke contreien. Wijken kan ik niet. Ik moet mij schikken naar het verloop van de 'canto hondo', de diepe zang die enkel volwassen vrouwen kunnen zingen.
Er ligt een meisje in 't verschiet en ze trekt alle sterren naar zich toe. Ze is bleek en haar mondje tuit zich nog zo jong. Zal ik haar onschuld kunnen sparen? Zal ik haar tere vragen kunnen garen in mijn bekken? Ben ik rijp genoeg om wachtzone te zijn? Ben ik sterk genoeg om week na week weker te worden, helemaal van was? Ik ken haar naam al. Ik alleen.
Mijn ervaring is een virtuele brug, ontworpen door het verlangen van de man, waaruit kinderen geboren worden naar men meent, al is dat een illusie. U zijt tot mij gekomen, opdat het werpen het ontwerpen waarmaken zou. Mijn fundamenten hebt u zondebewust verzonnen. Al mijn kabels bestaan uit een legering van staal en overmoed. Het plooien heb ik onderweg geleerd. De veerkracht is mij welgevallig. Welnee, instorten zal ik niet. En weeën heb ik al zo vaak glansrijk doorstaan. Ik heb de weg over de brug helemaal opnieuw helemaal alleen overgedaan. We waren toen te vroeg te laat afgeslagen.
Ik ken geen angst en geen kapsones. Mes noch woord kunnen mij deren. Wat op de loer ligt, bewaak ik kranig. Mijn zang is diep, mijn mond ontsnoerd. Wat veeg is, kroont mij al zo lang. Ik hoef 't berekenen zelfs niet te leren. Het risico glipt altijd wel tussen mijn milde mazen heen. Als waagschaal ben ik warm en zacht. En 't roekoekoe van roekeloosheid wenkt. Ik noem u luid en stil tegelijk.
En toch, in 't raadsel van een mannennavel en in het zwerk van blinkedingen onder brauwen weerklinkt de roep naar graat en merg en grondig wonen. Al wat zichzelf niet zoekt zal liefde zijn. Roem valt overbodig overboord als je voldoende doet.
Hoe kan ik 's meisjes vliesheid ooit onthullen zonder haar toch te laten schenden? Het is het ont dat het bestaan van on bewijst. Als ik op recht wil spelen zal ik spontaan verzegeld moeten wijzen naar de knop van haar nog ongerepte noodzakelijk te doden schoot.
Ze zullen vuiligheid achter uw door mij gezongen koosnaam zoeken, zoals ze dat van mensenheugenis doen. Ze zullen met ruige borstels de dubieuze kamers keren waarin u ooit de liefde heeft bedreven. Ze zullen in haar vel het woord slachtoffer kerven en u als dader honen, waar u alleen maar helen wou.
Geen mens zal ooit de schoonheid onderkennen van 't polyfone heldenspel. Net daarom is het tragisch en ondraagbaar licht. Lichter dan het al bij al best draagbare bestaan.
Anderen rest nog de vertroosting van de onbevangen lijfbegeerte, een appel voor onderweg en de belofte wederzijds dat de één de ogen van de ander af en toe gaat sluiten. Maar van dat simpele genoegen hebben wij 't doodsvonnis getekend. Wat niet geloofd wordt, mag natuurlijk niet bestaan. Maar spoorloos is de weg nooit, al loopt hij zich dood.
Ach, geen sterveling hoeft ooit te weten dat we het voor iedereen behalve voor ons zelve zullen doen. En dat we, na het zaaien in de verse voren, getweeën eenzamer zullen zijn geweest dan ooit tevoren.
Ook onbegrepen kan offerande oogst bewerken. Als God bestond, zou Hij gewis met ons zijn voor een poos.
feedback van andere lezers- littlefairytale
Ik ben geen goede beoordeler van dit soort werken. Omdat ik zelf soms taal pleeg om de taal, om de wijze waarop de woorden mijn hoofd inmarcheren en hun gelederen sluiten.
Het is iets wat ik zelf volmondig drink maar ik vrees dat velen dit niet ademen omdat het hult, verhult, omhult en onthult...maar ook intensief lezen en een opperste liefde voor ongerauwde taal nodig heeft.
Het is bijna zingen, schommelen van de ene taaltak naar de andere en bijwijlen is het niet te zeggen of het proza of poezie is.
Expositie in taal.
tine
Vansion: Je bent zo bedankt voor deze feedback. - RolandBergeys
Ik heb het wel twee keer moeten lezen (kan van het moment afhangen zoiets, hoor), om het dan toch wel heel goed te vinden. Ik zie niet in welke zin, woord, of letter je er zou moeten aan veranderen. Voilà, ik denk dat ik het eerste konijn was. Kies nu het hazepad. Oeps: hazenpad?... Vansion: Dankje heel erg Roland. Deze fb was nu eens belangrijk voor mij! - commissarisV
Ik heb 'het'* doorgeslikt en het vergeleken met een snoepdoos vol woorden: door de gloed van al dat blinken, van al dat ingepakte goed, kan ik niet meer kiezen, weet ik niet meer welke kant nog kijken en krijg ik een meer dan vol gevoel...
---------------
* waarbij 'het' niet als pejoratief moet worden gezien, maar eerder als iets ondefinieerbaars, iets dat als zand door de vingers glijdt, waarbij ik als lezer verwonderd en verdwaasd achterblijf... Vansion: een snoepdoos? misschien. maar dan wel met vergif aan boord. later meer. erg bedankt! - drebddronefish
Wel het leven is een aanéénschakeling van het éne hoogtepunt naar het andere, van het éne verhaaltje naar het andere en de rest probeer je niet al te serieus op te pakken, doe je dat wel en word je krielig en zie je overal graten in. Doe wel en zie niet om zegt men; mocht er een God bestaan, die uitspraak zou zijn voornaamste wapenfeit zijn en daarna gaan moraliseren is niet zien wat je eigenlijk moet aanvangen, want Hij had het eigenlijk niet zo serieus bedoeld... Enfin, jammer dat anderen zich verrijken op de kap van een ander Vansion: zo is het manu. blijk dat ik niet de enige ben die dat zo ziet! - Ghislaine
Het leven met ups en downs met daartussen in, een soort vacuüm van wikken en wegen om de balans in evenwicht te houden. Dit was alles omvattend en keicool good. You are and stay: simply the max. Vansion: dankje héél erg Gh.. Deze feedback is mij heel veel waard! - das
top Vansion: bedankt das. ben aangedaan. - ivo
ik las eerlijke woorden die vochten in een stijl en die vragend zich stelden tussen heel wat kritiek dat niet hoort ..
is dat duidelijk - of moet ik als de sm masochist een 'niet goed' aanvinken om dan met de zweep van het afwijzen, je de duimschroeven aanvijzen, voor iets dat wat mij betreft best te lezen was? Vansion: heel erg bedankt ivo. deze fb was erg belangrijk voor mij! - dichtduvel
Ga maar zo ver je wil. Ik volg toch. Op zich is het heel positief dat er kritiek komt. Omwille van een simpel verhaal zal niemand je afvallen. Pas als het interessant wordt, krijg je tegenwind onder de vorm van sarcastische schrijfsels die eerder de man spelen dan de bal.
Waar ik wel wat tegen heb, is dat ik als een of ander konijn zou bestempeld worden, zij het dan een gecultiveerd. In mijn denkwereld zijn konijnen altijd vrouwelijk. Grtz, Jef Vansion: Oh Jef ... dat zullen we ooit eens uitpraten!. Zeer bedankt. - feniks
Op dit ontieglijk vroeg uur (naar mijn aanvoelen) heb ik het bijzonder moeilijk om de draad van je redenering te volgen. Ik heb de tweede helft dan ook puur voor de woordenrijkdom en de klank der dingen gelezen.
... en het was snoepen! Vansion: Dankje Raf. meer dan ooit - ERWEE
Geen kwestie van 'niet goed' geven, maar vind het nogal moeilijk voor wat ik zaal omschrijven als 'de doorsnee lezer'.
Zo iemand zou al een blad uitleg moeten krijgen met de bedoeling en de achtergrond hiervan. Vansion: Dit is moeilijk voor elke mens. Doorsnee of niet. Voor mij ook. Hééééééééééééééél erg bedankt voor je reactie. Meer dan ooit - rinka
hier een zeer gewillig proefkonijn
ik lees een soort transformatie
het ontstaan van een dialoog ook
een transformatie van een ego naar een alterego naar een personage
waar vervolgens mee gecommuniceerd wordt
en dan afstand van wordt genomen
ofzo
ik geef toe, ik heb er mee geworsteld
duimen en vingers aflikkend
het klinkt zeer intiem
en heel alleen
een geboorte bijna
ik geloof dat ik wat jaloers ben op zo'n dialogue intérieur
en als ik echt het konijn zou durven uithangen
zou ik zeggen dat het gewoon de volledige plot is van je nieuwe roman :-)
Vansion: Jij bent veel te slim en ik haal dit stukje nu van de site. Je ziet. - fenk
Als iemand met hoogtevrees die op de rand van de rots in de adembenemend mooie ravijn kijkt, zo heb ik dit gelezen, trouw iedere dag sinds het gepost werd. Met deze fb sluit ik het voor mezelf af. Hou dit sowieso ergens bij. Vansion: - Mama, mag ik springen?
Rien weer. Ze stond op een uitstulpende rotspunt, licht voorovergebogen, haar armpjes klaar als voor de sprong van haar leven. Een kleine tien meter beneden haar een wiegende rode zee, een klaprozenveld.
Ze zweeg. Geen antwoord leek haar juist genoeg. Wie kan zijn eigen kind verbieden toe te geven aan de verzoeking om te springen middenin de pure schoonheid? Als er geen waarom-niet is, geen waarom-niet dat steek houdt.
- Nee.
Marcel. Marcel die zich altijd weer geroepen voelde te antwoorden op vragen waar zij in gebreke bleef. Marcel, de verantwoordelijke rasechte vader. Marcel die zich de meester waande over het doen en laten van de ganse mensheid, met zijn gezond verstand.
- Waarom niet?
- Omdat je je benen zult breken.
Hij antwoordde met de dreiging van de goden. Het mogelijke gevolg. De val die na de hoogmoed komt. Alsof gevolgen ooit een daad kunnen beletten. Alsof hij Rien daarmee van haar plan afhelpen kon.
- Waarom ga ik mijn benen breken?
Haar woorden klonken bloedernstig.
- Omdat je niet kunt vliegen.
Omdat je niet kunt vliegen! Hoe uit de lucht gegrepen. Geen gevolg dit keer ... een voorwaarde, waaronder het wél zou mogen. Man, het kind vraagt naar een waarom!
- Waarom kan ik niet vliegen?
- Omdat je geen vleugeltjes hebt.
De verleiding van de teleologie. Ze glimlachte al bijna. Marcel trapt in de val. Marcel raakt nooit meer uit het labyrint dat hij zelf ontworpen heeft.
- Waarom heb ik geen vleugeltjes?
- Daarom.
Ze juichte innerlijk. Marcel was verslagen. Verslagen door het kind. Gedwongen tot een antwoord op de vraag. Het ultieme antwoord. Het uiteindelijke antwoord op elk waarom. Lapidair. Juist. Zwak. ‘Daarom’.
- Eindelijk een antwoord op de vraag, zei ze. Het klonk als een triomf.
Hij keerde zijn gespierde lijf naar haar, geërgerd.
- Hoezo ?
- Dat kind wil weten waarom ze niet mag springen. Ze heeft recht op een antwoord.
- Recht op, zei hij met een spot die naar misprijzen neeg, recht op. Jij, met je eeuwige recht op, jij die altijd rechtop loopt, je rug rechtop, je hoofd in je nek, rechtop tot je er bij valt, rechtop tot aan je knieën in de drek. Geef haar dan haar recht op. Praat je er nu maar uit. Verkoop haar maar weer één van je eeuwige theorietjes. Maar bespaar me je wijze les. Bederf er maar je kind mee. Totdat ze zoals jij wordt. Ik wil het alvast niet horen. Ik hou mijn oren dicht.
Rien keek hen zwijgend aan. De betovering was gebroken. Wezenloos staarde ze in de diepte.
- Kom Rien, zei ze kalm, ik vertel je een verhaal.
Het kind kwam naar beneden, dicht bij haar. Ze lieten Marcel zitten. Buiten hun gezichtsveld, buiten hun wereld.
- Er was eens een man, sprak ze, die opgesloten zat in een soort doolhof. De koning had hem daar gebracht, samen met zijn zoon. De man wou vrij zijn. Hij wou weg. Vluchten. Maar hij kon de uitgang niet meer vinden. Het was onbegonnen werk. De man was slim en handig. Met pluimen knutselde hij twee paar vleugels; één paar voor zichzelf en één paar voor zijn zoon. Daarmee zouden ze kunnen ontsnappen. Je moet wel oppassen, zei de man aan zijn zoon, die in de wolken was, vliegen is niet zo moeilijk. Maar je mag niet te dicht bij de zon komen. De zon is heet. De veren kleven vast met was. De stralen van de zon kunnen de was doen smelten. Dan gaan je vleugels stuk.
Het klonk adembenemend. Rien luisterde geboeid. Marcel wendde zijn hoofd af. Toch was het duidelijk dat hij niet anders kon dan meeluisteren. Zijn afkeuring verging in veinzen. Zelfs aan een verhaal kon zijn hebzucht niet weerstaan.
- Toen de vleugels af waren, bonden ze ze stevig vast op hun rug. Ze klapwiekten. Ze vlogen in de lucht. Alsof ze nooit iets anders hadden gedaan.
Rien lachte. Marcel wist zich gewroken.
Haar stem stokte. Nu moest ze de pret bederven. De waarheid vertellen. Het antwoord. Rien voelde dat ze aarzelde. Dat er nog iets moest volgen.
- En toen, vroeg ze, en toen?
- De jongen was verrukt, als een vogel in de lucht. Het was zalig om te vliegen. Hij wou niets anders meer dan zijn hele leven vliegen. Hij vergat de tijd; hij vergat zijn vader; hij vergat zijn vleugels en de was die al zijn veren samenhield. Hij wou verder; hij wou hoger, in de vrije lucht, in het volle licht van de zon.
Rien zweeg. Ze aarzelde. Tussen sympathie en afkeuring. Wat keek ze wijs en ernstig. Ze vroeg niets meer. Ze wachtte. Ze wachtte af, alsof ze al lang wist wat komen zou.
- Hij ging te ver, Rien, te dicht bij de zon. De was smolt. Hij stortte neer in zee. En hij verdronk.
Rien keek haar aan. Begrijpend. Toch met een zekere spijt. Ze smoorde de waarom in haar profijtig mondje.
- De jongen heette Ikaros. Vliegen zal wel zalig zijn. Maar het is gevaarlijk, Rien, gevaarlijk voor een mens. Je mag nooit te ver gaan.
Marcel haalde spottend zijn schouders op. Hij had gelijk. Deze les was er teveel aan. Deze les ontluisterde het mooie verhaal. Ze leek wel een kwezel.
Ze klauterde de rots op en boog zich licht voorover. Niet zo soepel als Rien, maar minstens even verlangend. Ze zag de klaprozen niet meer. Ze zag de zee. Er komt een Spaans galjoen, dacht ze, om onze buit te stelen. En als mijn lief nu in het water springt en in het schip van de vijand drie grote gaten boort, krijgt hij de dochter van de schipper tot bruid. Ik ben de dochter van de schipper. Maar mijn lief springt niet in het water. Hij is niet jong genoeg. Hij weet het. Hij weet dat de schipper liegt. Hij weet dat de schipper hem laat verdrinken en hem de zee geeft als zijn bruid. Zelfs ik heb niet gesprongen, toen. Toen ik zo jong achtergelaten werd. Ik had het kunnen bewijzen. Dat het onrechtvaardig was. Ik had mij kunnen keren tegen de dwaze wetten van bange schippers, van bange vaders als Marcel, tegen de goorheid van de wereld, de wereld waarin alles loopt zoals het hoort, de wereld van schijn en van fatsoen. Als een vlinder had ik kunnen kiezen om te verdrinken. Ik was te laf. Op dat moment was ik alleen, mijn onschuld kwijt, mijn moed.
Ze sloeg haar ogen op naar de zon, op zoek naar de verblinding. Ze sidderde. Haar lijf verzengd. Vanuit haar ooghoek kon ze Marcel zien rechtstaan. Groot. Mannelijk. Wijdbeens. Ruimte innemend. Ze wist dat hij naar haar keek. Ze wist hoe hij naar haar keek. Haar silhouet aftekenend met zijn ogen, lijn voor lijn. Begerig. Ze voelde hoe haar tepels zich behaaglijk oprichtten. Haar mond werd nat van zelfgenoegzaam vocht. Ze walgde. In haar buik broeide haat. Haat tegen die wrede macht die met haar lichaam speelde, haar onteerde, haar herleidde tot een hulpeloos, week vrouwenlijf dat danste als een marionet, mee met de onbeschaamde blik van een vulgaire man. Ze haatte haar eigen welgeschapenheid, de weelde van haar borsten. Zoals ze ze steeds al had gehaat, ze zelfs nooit had willen laten groeien of ontwikkelen. Van toen. Toen ze nog de dochter van de schipper was. Toen haar bovenlijf begiftigd was met twee gespannen knopjes, smekend om te mogen openbreken, smekend om te mogen bloesemen in zijn kleine zo vertrouwde handen. Ze had het groeien niet kunnen beletten. Ze was een vrouw geworden, ondanks zijn afwezigheid. Met rijke vruchtbare borsten, die Rien hadden gevoed, die Rien hadden verzadigd, overstromend.
|