Volg ons op facebook
|
< terug
Bijna dood
1
Jean-François Straten tikte zachtjes de wijsvinger op het metalen schijfje. De liftkoker zakte
geruisloos op zijn bevel. De bodem stopte waterpas met de keramische vloertegels van de zaal waar hij stond. Hij stapte in en drukte op 4.
Zijn vrouw Lucie lag op oncologie en eigenlijk was hij niet tuk op een confrontatie. Hij hoopte dat ze zich vandaag wat beter voelde.
De specialisten klonken formeel : terminaal. Punt. Het zag ernaar uit dat zij vroeger zou sterven dan hij hoewel hij de oudste was.
Maar het leven bengelt aan een zeer fijn draadje en onverwacht kan het doormidden breken. Voorspellingen hielden dus gevaar in. Daarom sprak hij er wijselijk met niemand over. Je wist maar nooit.
Hij walgde van ziekenhuizen. Hij peuterde nog liever met zijn blote vingers de konijnenkeutels van zijn hang-oor-dwerg-konijn uit zijn gazon bijeen dan dat hij één dag in deze hel als patiënt zou moeten verblijven.
Hij ergerde zich matig aan de lange wachttijden : je boekte een afspraak en noch de secretaresse noch de arts hielden zich aan hun agenda. Sommige artsen boekten per kwartier een patiënt, onmenselijk.
Je kon dan je tijd vullen met beduimelde tijdschriften die gegarandeerd openvielen op een blote borst of een artikel over het ideaal orgasme.
In het beste geval stond er tv. Veranderen van station kon niet. Daar had je de afstandsbediening voor nodig. Was die gepikt zoals de zeepjes en shampoostaaltjes in de hotels of lagen ze in de schuif aan het onthaal ?
Het personeel hoste kamer in, kamer uit. En telkens, waar je ook kwam, waren er verbouwingswerken.
In de liftspiegel monsterde hij zichzelf. Hij kweekte al serieuze wallen onder zijn ogen en zijn gezicht rimpelde. Kon hij dit verouderingsproces vertragen ? Hij plaatste zijn vingertoppen aan zijn jukbeenderen en trok de huid omhoog waardoor die strakker stond. De rimpels verdwenen. Hij leek tien jaar jonger, een goeie veertiger. Of beeldde hij het zich maar in ?
Op alle mogelijke momenten was hij bezig met zichzelf. Zelfs op straat, alsof hij niet opgemerkt werd, gaapte hij in vitrines die zijn figuur weerspiegelden.
Hij zag telkens wat hij wou.
Met de jaren moest hij wel uitkijken. Zijn reacties botten af en noodzaakten hem bij het stappen de blik naar zijn spiegelbeeld kort te houden. Zoniet botste hij steevast tegen een obstakel aan.
Terwijl hij zijn vingers nat likte en vervolgens zijn haar gladstreek, onderbrak Dorothé abrupt zijn aanschouwelijke bedoening. Ze stapte in op twee.
Het naamplaatje op haar linkerboezem verraadde haar naam. Ze geurde naar lavendel en straalde een Zuiders temperament uit.
In de beperkte ruimte vatte zij schuin tegenover hem post. Ze was merkelijk kleiner dan hijzelf. Hij voelde haar uitademen.
Ze stond zo vlakbij dat hij haar niet durfde aan te kijken.
Ze droeg een wit uniform en als een ondergoedjager zocht hij naar wat zij eronder aan had. Het viel niet te onderscheiden.
Met een zachte dof belandden ze op het vierde verdiep. De patiënten op deze afdeling beschikten over speciaal ingerichte kamers. Een sas vermeed contaminatie van de lucht op de kamer met deze op de gang.
Hij liet de verpleegster achter in de lift en stapte stevig door naar kamer 432.
Het bordje : " Geen bloemen op deze afdeling a.u.b. " verplichtte je pralines of fruit mee te brengen.
Toen hij benieuwd zijn kop binnen stak en de kamer betrad, verwelkomde zij hem.
" Ah, je bent er," zuchtte ze.
Ze lag hem blijkbaar op te wachten. Ze trok een glimlach al kostte het haar enige inspanning.
" Ja," sprak hij.
Hij wist dat het geen zoden aan de dijk bracht maar toch formuleerde hij de vraag.
" Hoe gaat het met je ?"
Als antwoord kantelde ze zich half op haar zij waaruit hij afleidde dat zij pijn leed.
Bij het kantelen bleef haar kleed even vasthaken onder haar rug waardoor haar benen deels ontblootten.
Er hing nog weinig vlees en spieren aan. Vel over de benen, een afgrijselijk zicht.
Een plekje aan zijn hart riposteerde. Hij kende het maar al te goed. Het bevond zich tussen zijn ribben, links naar buiten toe.
Automatisch masseerde hij het met zijn vingertoppen alsof hij op die manier de bloedtoevoer stimuleerde waardoor extra zuurstof aangevoerd werd. De pijn zwakte weer af. Leed hij aan een hartkwaal of was het stress ? Hij moest dit toch eens laten nakijken.
Gisteren barstte ze uit als een vulkaan, schold ze hem de huid vol en spuwde haar lava in zijn gezicht. De dokter had hem gewaarschuwd. Lucie doorstond bij momenten helse pijnen waar de pijnstillers onvoldoende vat op kregen. De pijn deed haar door het lint gaan. Nadelige effecten van de chemokuren.
Ieder patiënt reageerde anders.
Tijdens zo'n agressieve opwelling verkeerde ze als in een trance. Ze noemde zelfs zijn naam niet meer. De vrouw met wie hij al vijfendertig jaar het leven deelde, reageerde alsof er een totale vreemde aan haar bed stond.
Er kwam extra druk op de hersenen en de oogkassen. Daardoor verloor ze soms het zicht en ontwaarde zij enkel nog schimmen. Alsof ze in een dichte mist in een bos liep. Wat ze uitbralde, raakte kant noch wal.
Hij naderde tot bij haar bed, boog voorover en schonk haar een zoen. Zij bleef passief.
Hij schaamde zich. Daarnet maakte hij zich druk om zijn uiterlijk terwijl hij nu hulpeloos toekeek op een vrouw en de wijze waarop ze er bij lag: graatmager, amper vijfendertig kilo lichaamsgewicht, doffe diepliggende ogen, ingevallen mond en een grauwgrijze tint op het gezicht.
In enkele maanden tijd maakte de kanker een wrak van haar.
Terwijl hij haar bekeek, dacht hij terug aan hun eerste ontmoeting. Hij zag het beeld van de jonge Lucie voor ogen.
De natuurlijke schoonheid van het meisje op het Dorpslein trok hem aan.
Net geen twintig jaar en nog groen achter de oren, trof hij haar blik.
Beiden wachtten ongeduldig tussen de massa volk op de afsteek van het jaarlijkse vuurwerk.
Hij staarde haar al een tijdje aan. Zij had lang gitzwart haar, uitgesproken donkere ogen fel contrasterend met het oogwit, zachte getuite lippen en een blos op haar wangen. Er schuilde iets speciaal in dat kind.
Jean-François Straten kon niet bij de pakken blijven zitten. Dit was zijn moment. Hij vermande zich en baande zich een weg in haar richting. Hier en daar bleef zijn openhangende trui haken aan een toeschouwer alsof hij zich een weg baande doorheen doornige struiken. De " sorry's " en " excuses " volgden elkaar op. Hij wou persé bij haar geraken.
Hoe knoopte hij straks een gesprek aan?
Het lukte, hij murwde zich naast het meisje en voelde zijn bovenarm drukken tegen haar schouder. Zij was een stuk kleiner dan hij. Door het contact voelde hij dat zij lichtjes trilde.
" Niet van de kou," dacht hij. Het was een zachte septemberavond. Wellicht schrok ze op van het vuurwerkkanon dat was beginnen te spuwen.
" Het fluitende vuurwerk is nieuw dit jaar," probeerde hij na een tijdje. Hij bracht zijn mond aan haar oor om boven het lawaai uit te komen.
Ze trok aan zijn schouder en beaamde : " Leuk." Ze vond het nog leuker dat hij naar haar toe gestapt was.
Hoewel het evenement nog op haar netvlies geprojecteerd bleef, taxeerde ze hem stiekem.
Hij kleedde zich netjes. Het viel in haar smaak.
" Ietsje te stijf, maar daar werken we wel aan," dacht ze. In ieder geval verzorgde hij zich. Zijn tanden blonken en zijn gezicht was gladgeschoren.
Lucie was van een deugdelijke afkomst en deze jongen zou steevast passen in de prent. Haar ouders zouden enthousiast tevreden zijn met hun toekomstige schoonzoon.
Hij was groot, blondharig en had van die blauwe ogen waar je kon in verdrinken.
Hij riep bij haar het beeld van een reiger op : sierlijk, gestroomlijnd, netjes, schuw, traag maar berekend.
" Ik ben Lucie, postbediende. Ik woon hier vlakbij," vervolgde ze.
Hij verslikte zich even door haar spontaniteit, kuchte en stak de hand uit.
" Aangenaam, ik heet Jean-François, word er 24, ben makelaar en kom uit Gent. Gaan we straks iets drinken ? "
" Klinkt cliché," dacht hij, maar hij kon op dat moment niets beter bedenken.
" Graag," knikte ze vrolijk. " Hier vlakbij is er een toffe kroeg."
Ze was nog nooit in Gent geweest en de gedachte een Gentenaar aan de haak te slaan prikkelde haar wel. Ze zou ermee kunnen opscheppen bij haar vriendinnen die de lokale markt afschuimden op zoek naar een levensgezel. Een dorpelinge die haar grenzen verlegt. Dat zou pas nieuws zijn !
Haar voorstel kikkerde hem op. Hij rolde zijn schouders en hij genoot nu met volle teugen van het resterende stuk schouwspel. Hij snoof het gas van het ontstoken buskruit op. Vol bewondering zag hij hoe aluminium en magnesium witte flitseffecten creëerden, hoe een combinatie van ijzervijlsel en houtskool de lucht omtoverden in een goudkleurige vonkenregen. De lucht vulde zich met verbrande gassen. Straks lag het plein vol met brokken omhulsels waar het poederkruit ooit droog in aangestampt zat.
Maar nu stond hij aan haar bed en aanschouwde het schroot dat er lag.
Er bleef van de Lucie van toen niet veel meer over.
Hij slofte naar het voeteneind en zocht steun op het frame. Hij voelde het koude metaal in zijn handpalmen.
De kilte contrasteerde met de warmte die de namiddagzon via het raam in de kamer gooide.
Met bevende vingers trok de kaalgeschoren Lucie het beddenlaken tot onder haar smalle kin.
" Zij maakt een pakje," dacht hij.
Een pakje maken… Hij had het als kind nog opgevangen toen de buren bij zijn ouders thuis hun verdriet kwamen uiten over het afsterven van hun vader. Als puber sta je met open mond naar zo'n verhalen te luisteren. Tijdens zijn laatste dagen lag die man onophoudelijk te friemelen aan zijn pyjama of beddengoed. Hij harkte als het ware alles naar zich toe. Pakjes maken, betekende zoveel als je voorbereiden op de reis naar het hiernamaals. Je hebben en houden bijeenscharrelen.
Een tweede persoon die een belangrijke rol speelde in het leven van Jean-François was dokter Jens.
De arts was de laatste maanden zijn toeverlaat in het ziekenhuis. Jens was een zestiger, fin de carrière, maar een man met levenservaring en recht voor de raap. Zijn tengere lichaamsbouw en zijn fonkelende ogen onderstreepten zijn accuraatheid. Uren had Jean-François naar oplossingen gezocht in zijn kabinet en gediscussieerd over haar kansen. Tumoren en huidkanker in een ver gevorderd stadium waren ongeneesbaar. Punctum finale.
Het enige wat restte, was haar zo goed mogelijk begeleiden en verzorgen.
Jens bleef koel bij zijn diagnose. Terwijl hij sprak, ontweek hij de zieltogende blik van Jean-François. Hij zocht houvast aan zijn vergulde pen.
In haar dossier stak een volledig overzicht, een gedetailleerde wedersamenstelling van haar levenspatroon. Oorzaken konden niet altijd gevonden worden maar bij Lucie ontdekten ze het wel.
Een melanoom aan de binnenkant van de linkeronderarm leidde de opmars van de ziekte in. Het melanoom werd veroorzaakt door het overvloedig zonnen toen zij als tiener noodgedwongen met haar ouders traditiegetrouw in de zomer drie weken naar Spanje uitweek. Haar vader tikte er in La Manga een buitenverblijf voor een zacht prijsje op de kop. " Mi casa es tu casa," orakelde hij altijd. De sunblockers uit de lokale supermarkt beletten niet dat ultraviolette straling haar tere, dunne huid binnendrong en geleidelijk aan letsels aanbracht in de pigmentcellen.
Hoeveel keer hoorde Jean-François het verhaal van Lucie niet aan toen ze hem met veel bravoure vertelde hoe zij ijverde in haar nonchalance bruiner te branden dan haar moeder. Dochter en moeder plaagden elkaar vaak constant terwijl ze in hun strandstoel lagen te bakken. Haar vader speelde dan voor scheidsrechter. Om te oordelen wie er het bruinst was, plantten Lucie en haar moeder hun voorarm tegen elkaar ter vergelijking.
Als kind besefte ze niet dat haar moeder een ander huidtype had en dus beter de felle zon verdroeg. Haar moeder had beter moeten weten.
Wat beschouwd werd als een onschadelijke, groeiende moedervlek, transformeerde tot een kankercel die zich aan de oppervlakte niet opvallend manifesteerde maar des te meer in de onderste huidlaag woekerde.
De kankercellen verplaatsten zich in de loop der jaren via de bloedbanen. Uitzaaiingen ! De uitzaaiing begon rond haar vijfenveertigste bij een incident. Een klein trauma. Wellicht, zo herinnerde Lucie zich, toen zij diezelfde plek op haar arm verbrandde bij het onhandig aanraken van de friteuse. Vloekend liet zij in een reflex de schaal met frieten vallen. De schaal spatte op de grond uiteen. Het trauma activeerde Pacman die in het lichaam van Lucie met opengesperde bek roze, gezonde celletjes verorberde.
Onlangs verwijderde Jens de moedervlek operatief. Het omringende weefsel knipte hij secuur weg. Een lapje opperhuid van haar billen dekte de geteisterde plek af.
De bron van het kwaad verdween.
Jens bestudeerde ijverig haar dossier alsof het om zijn eigen lichaam ging. Hij stelde vast dat de uitzaaiing zich situeerde in de lever en de hersenen.
Een verdere behandeling drong zich uiteraard op gezien de ziekte al gretig vorderde. Radiotherapie verzachtte de klachten van Lucie. Doch deze ingreep verzwakte haar enorm en zij werd er ontzettend moe van. Ze sliep dagen aan een stuk.
Onvoorzien ontspon er zich een nijdige huidreactie die de artsen net op tijd heelden.
De chemo die via kateters als vergiftigd zink in haar aderen vloeide, plukte het haar van haar schedel.
Het gitzwarte haar, waar ze altijd zo fier mee uitpakte, verdween. Iedere morgen trof ze plukken haar op het hoofdkussen.
Het beeld van de meid met het losse, gitzwarte haar, hoorde wellicht voor altijd tot het verleden. Albums met foto's uit die tijd bleven voorlopig in de kast.
Hoe vaak doorkamde het haar niet waardoor het terug netjes verspreid op haar schouders viel ?
Het behoorde tot haar ritueel. Jean-François kwam er gek van wanneer zij dit deed. Het was sexy vooral in het bijzijn van andere mannen.
De chemotherapie maakte haar kotsmisselijk. De geforceerde keelgeluiden die ze produceerde tijdens het braken sneden Jean-François door merg en been.
Had hij gekund, hij braakte in haar plaats.
Zijn moeder drukte altijd haar handpalm stevig tegen zijn voorhoofd wanneer hij als kind overgaf.
Toen Lucie schier haar ingewanden uitspuwde, plaatste hij enkel zijn hand op haar rug. Verder waagde hij zich niet.
De immunotherapie diende om mogelijke nog aanwezige melanoomcellen te vernietigen. Ze kon deze behandeling niet lang volhouden. Haar lichaam werd te zwak en de hallucinaties volgden zich nu in een ijl tempo op.
Ze leek een ander wezen. De behandeling werd een halt toe geroepen.
Dit was de stand van zaken. Dit hield het dossier van Lucie in. Voor welke uitdaging stonden zij nu ?
Jens doedelde op zijn bureaublad terwijl hij Jean-François overtuigde dat hij alles wat in zijn mogelijkheden lag uitputte. In team pleegde hij overleg met collega's, hij raadpleegde het kankerforum en verrichtte opzoekingen in de medische bibliotheek. Jens moest de duimen leggen.
Geen enkel medisch kruid was tegen dergelijke uitzaaiing in lever en hersenen opgewassen.
" Bereid je voor op het ergste. Het is een kwestie van een aantal maanden zoniet hoogstens een jaar. Jullie kunnen altijd terecht bij het nazorgteam. Die mensen zullen je begeleiden de komende tijd en voor jullie deze periode zo draaglijk mogelijk proberen te houden." Jens rammelde het af zonder adempauze alsof hij de tekst voorlas van de fiche " stervensbegeleiding."
Tranen sprongen Jean-François in de ogen. Toen hij even knipperde kregen ze de vrije loop op zijn wangen. Hij fixeerde zich op de zilveren zandloper in de logge boekenkast.
Hij stond nog steeds machteloos te gapen aan het voeteneind van haar bed. Zijn voeten begonnen te zwellen.
" Eu, is Jens al op bezoek gekomen ?" wou hij weten.
Lucie verroerde voor geen vin. Ze draaide enkel haar ogen in zijn richting en knikte amper.
" Hij vroeg of de pijn draaglijk was," kreunde zij.
Waren er dan echt geen momenten dat ze geen pijn voelde ?
Hij trok zijn wollen trui uit en knoopte zijn stropdas wat losser zodat hij vrijer kon ademen.
Lucie sloot terug haar ogen en dommelde in. Hij hoorde het aan haar ademhaling. Ze was diep en rochelend. Zo plots kwam de vermoeidheid opzetten. Ze kon er niet tegen vechten.
Wanneer hij schrijlings op haar bed samen met haar met de dobbelstenen een gezelschapspel speelde, verraste het hem niet wanneer de dobbelstenen ineens uit haar handen glipten als zandkorrels en zij de kin liet zakken tot op haar borst en insliep.
Hij vleide zich in de fauteuil naast het bed, duwde met de tippen zijn schoenen uit, schoof het bankje wat nader en strekte zich uit.
Hij kon best wat slaap gebruiken. De voorbije nachten lag hij te woelen. Hij sloot de ogen en verzonk in gedachten.
2
Op financieel vlak had Jean-François zijn schaapjes op het droge.
Niettegenstaande hij zijn universitaire studies niet afwerkte, groeide hij uit tot een succesvolle beleggingsadviseur en verzekeringsmakelaar. Hij investeerde in privaatlessen, bijscholing en zelfstudie.
Hij bouwde een carrière uit waar velen jaloers op waren. Hij liep wel niet altijd binnen de lijnen van het wettelijke, maar wie wel ?
Hij riskeerde risicovolle, speculatieve beleggingen en oogstte. Zijn klanten staken extra rente op zak die ze bij andere beleggers niet konden halen.
Hijzelf incasseerde daarop lucratieve commissies.
De return die hij zijn beleggers aanbood, maakte hem in het witteboordenmilieu beroemd. Hoe meer geld men hem toestopte hoe meer winst hij genereerde.
Het waren toen gouden tijden.
Zijn vader sprak wijsheid : " Geld kweekt geld." Zijn zoon paste het toe. Hij had er een neus voor. In feite op illegale wijze, maar met het resultaat dat hij nu op 59 jarige leeftijd rentenierde.
Met de stopzetting van zijn activiteiten, nam hij ook afscheid van zijn klanten en vrienden en wou hij zich volledig wijden aan zijn echtgenote. Hij wist toen niet dat het zo zou uitdraaien.
Jean-François lag te rusten in de fauteuil op kamer 432. Hij trok één oog open en stelde vast dat Lucie nog steeds sliep.
"Fijn, dacht hij, wanneer ze slaapt voelt ze tenminste de pijn niet."
Hij was een tijdje in dezelfde houding blijven liggen waardoor zijn linkerdij sliep. De prikkel trok maar langzaam weg. Het bracht hem aan het denken.
Misschien brak de tijd aan contact op te nemen met één van zijn vroegere klanten, John Bossar. Niet een van zijn favorieten.
Maar voor zover hij zich kon herinneren, kende Bossar een dokter in Florida, een Hollander eigenlijk, die er een researchcentrum met enkele geassocieerde Amerikaanse collega's oprichtte. Thuis zou hij nog wel ergens het telefoonnummer weten te vinden van Bossar. De naam stak niet in de telefoonlijst van zijn gsm.
De situatie van zijn vrouw bleek toch uitzichtloos en hij zou zichzelf door de kop schieten in de financiële mogelijkheid te verkeren buitenlandse onderzoeken te bekostigen zonder die optie uit te buiten.
De zonnewarmte sloot zijn ogen. Hij dommelde in. In zijn slaap vervolgde het verhaal zich over zijn eerste ontmoeting met Lucie.
Hij zag hoe op het Dorpsplein de laatste knal als apotheose een rode bloementuil ten hemel spreidde.
Gans het plein baadde enkele tellen in het licht. Honderden toeschouwers kregen een rood gezicht.
Het koppel dreef een tijdje mee met de logge massa volk die stilaan op gang kwam en sloeg dan af richting kroeg die Lucie aanwees.
In " De Post " namen zij plaats aan het enige vrije tafeltje. De houten stoelen kraakten en wiebelden. De gelagzaal oogde oubollig. Er lag een zwart-witte tegelvloer in dambordmotief en de muren waren bepleisterd. Het plafond werd onderstut door eiken balkjes. Enkel de affiches die lokale evenementen aankondigden, fleurden de boel wat op. In een apart vertrek stond een grote biljarttafel.
Je kon er de sigarettenrook snijden en er hing een vochtige wasem van uitgeademde lucht. De waard was een dikke, gedrongen vent. Eind de dertig. Hij droeg een stoppelbaard en spiedde met venijnige, diepliggende oogjes. Hij bestelde bier uit flesjes.
Jean-François voelde zich wat overbodig nu bleek dat Lucie zowat iedereen kende die in de kroeg aan de toog hing.
Wat kon hij anders verwachten van iemand die dagelijks in het lokale postkantoor aan het loket werkte en de rekeningnummers van haast alle klanten uit het hoofd aframmelde ? Hij was geboren in een grootstad. Dit was een dorp.
Lucie leek uitbundig en stelde haar " verovering " aan de aanwezigen voor. Noodgedwongen knikte hij goedenavond naar ieder die hem aankeek.
Zij bestelde een Geuze met grenadine. Hij wou koffie. Terwijl hij de romige melk in zijn koffie mengelde, ondervond hij dat Lucie in al haar enthousiasme toch enkel hem een liefdesblik schonk.
Hij gniffelde, de beste brokjes waren voor hem.
Dit waren geen relaties van vroeger, enkel vrienden, kennissen, buren of klanten. Hij wou haar bij de hand nemen over de tafel heen, zichtbaar voor allen, doch waagde het niet.
Hij beantwoordde haar boodschap met een knipoogje. Zij glimlachte.
Toen de herbergklanten wisten wie de onbekende was, richtten zij zich terug tot hun pot bier.
Koop dit boek nu in de leeswinkel!
Enkel ingeschreven gebruikers kunnen stemmen. Totale score: 11Uitstekend: 4 stem(men), 50%Goed: 3 stem(men), 38%Niet goed: 1 stem(men), 13%totaal 8 stem(men)
|