Volg ons op facebook
|
< terug
Tegenwijzerzin (fragment)
Als het zonlicht te fel is, bedekken we onze ogen. Als regen of hagel ons belaagt, beschermen we ons hoofd of zoeken we beschutting. Maar welke afweer hebben we tegen het onomkeerbare van gedane zaken?
De politierechercheur houdt het portier open voor Peter en gebaart hem om op de passagierszetel vooraan plaats te nemen. Voordat Peter ingaat op deze uitnodiging, kijkt hij secondelang uitdagend in de sensatiebeluste ogen van de buurvrouw aan de overkant. Met haar handen in haar zij, de mond lichtjes open van opwinding, gaapt ze het tafereel aan. Ze doet geen moeite om haar nieuwsgierigheid te verbergen achter de gebruikelijke dekmantels van het ramen lappen of onkruid wieden. Op de keeper beschouwd kan Peter het haar niet echt kwalijk nemen. Een combi en twee personenwagens met in totaal acht politieagenten is niet niks natuurlijk. Dat enkele agenten geen uniform dragen, maakt des te meer indruk. Voor de buurvrouw is dit schouwspel van een andere grootteorde dan de gebeurlijke dames die in uitgaanskledij op zaterdagnamiddag de woning van Peter verlaten. Pas nadat hij het wedstrijdje onbeschaamd oogstaren van zijn buurvrouw gewonnen heeft, kruipt Peter in de wagen van de rechercheur, die op geen enkel moment een teken van ongeduld geeft. Peter voelt dat hij energie put uit deze kleine overwinning. Wie de bemoeizuchtige smoel van de buurvrouw kan wegkijken, fluit zich zo doorheen ieder politieverhoor.
Tijdens de rit is hoofdzakelijk Peter aan het woord. Hij benadrukt dat de verdenkingen aan zijn adres kant noch wal raken. Hij wil dan ook graag weten hoe zijn naam in dit dossier is opgedoken. Heeft iemand hem valselijk beschuldigd?
De rechercheur beperkt zich tot het kalmeren. Het komende gesprek zal veel duidelijk maken. Als Peter onschuldig is, hoeft hij niets te vrezen. Trouwens, formeel wordt hij nog van niets verdacht. Maar misschien kan hij het onderzoek wat vooruit helpen.
Peter besluit te zwijgen tot zijn verhoor op het politiebureel. Deze bizarre situatie flitst hem terug naar die andere bizarre periode uit zijn leven. Dit beangstigt hem: is deze gedachteassociatie een waarschuwing? Hij denkt na over wat hij destijds gedaan heeft, maar vooral over wat hij had moeten gedaan hebben. Het valt Peter op dat zijn geheugen dienst weigert als het de bewuste periode betreft. Is zijn verstand te kleinzerig voor de werkelijkheid? Heeft hij zich gedraaid en gekeerd tot hij zich geborgen voelde in een sussend deken van zelfgeconstrueerde feiten? Als hij onschuldig is, hoeft hij niets te vrezen, zei de rechercheur daarnet. Maar hij was toch het slachtoffer! Ja, toch?
Tot vanmorgen had hij de illusie dat hij de dingen zonder al te veel kleerscheuren overleefd had. Maar feiten hebben een beter geheugen dan mensen.
Vandaag, 20 februari 2002, een datum zwanger van getallensymboliek, hebben de bewuste gebeurtenissen van meer dan tien jaar geleden hem weten vinden in zijn schuilplaats. Gebeurtenissen die hij zich niet meer wilde herinneren, die hij allang gekist en begraven had, belden deze morgen op een belachelijk vroeg uur bij hem aan, vermomd als een politieteam.
De man die hem te woord stond was klein en had priemende kraaloogjes. Het pluizige dons op zijn hoofd gaf hem het uitzicht van een kuikentje. Hij vroeg of hij de eer had met Peter Bogaert te spreken. Hij zei dat hij een bevel tot huiszoeking en aanhouding voor hem had. Het laatste, zo stelde hij hem gerust, was voorlopig enkel om hem te verhoren.
Peter had drie pogingen nodig om "Wat bedoelt u?" te stamelen.
"Wij zouden graag uw collectie videobanden willen zien, uw computerbestanden, en eventueel uw boeken en tijdschriften."
"Wat is daar de bedoeling van?"
Het kuikentje keek hem recht in de ogen.
"Heeft u soms ongewone seksuele voorkeuren?"
"Wablief?" was het enige dat Peter voorlopig kon uitbrengen.
"Kinderporno bijvoorbeeld?" vroeg hij.
Voor Peter had de absurditeit van dit moment haar maximum nog niet bereikt had. Mak als een schaap liet hij zich opzij duwen, en drie mannen gingen zonder iets tegen hem te zeggen zijn woonkamer binnen. Peter blokkeerde zoals iemand die uit een diepe slaap gewekt wordt. De man die het woord gevoerd had, stond nog in de deuropening.
"Wat precies zoeken jullie hier?", probeerde Peter nog eens.
"We zoeken geen specifiek voorwerp of zo. Deze huiszoeking kadert in een algemener onderzoek. We leggen u dadelijk alles uit."
Peter had al meermaals het gevoel gehad dat de Auteur die het scenario van zijn leven schrijft niet van de wiet kan blijven. Of het moet zijn dat Hij een voorkeur heeft voor scenario's met onwaarschijnlijk slechte timing.
Op de achtergrond, uit de badkamer, kwam een meisje binnengewandeld. Tijdens het stappen probeerde ze haar hielen in haar schoenen te krijgen. Haar hoofd was ondertussen ongemakkelijk naar achter gedraaid, omdat ze haar rok wilde dichtritsen.
"Ik moet toegeven dat de vochtige doekjes in je toilet sensationeel zijn. Waar heb je die gekocht?"
Door al dat politiegedoe was Peter haar helemaal vergeten. Toen ze de drukte en de uniformen in de woonkamer opmerkte, versteende ze. Het kuikentje reageerde als eerste.
"Goedemorgen, juffrouw, wij zijn van de politie. Mag ik vragen hoe oud u bent?"
De situatie nam voor Peter kafkaiaanse vormen aan:
Feit 1: hij en pedofilie, die combinatie is even absurd als rode broccoli met groene ketchup. Feit 2: drie onbekende mannen zaten op dit moment in zijn collectie Star Trekvideo's te neuzen.
Feit 3: Suzy leek deze morgen plots veel jonger dan gisterenavond in de dancing.
"Let maar niet op deze mensen, Suzy, ze hebben zich waarschijnlijk van adres vergist."
De woorden van Peter schenen haar terug in beweging te brengen.
"Misschien is het beter dat ik nu wegga. Ik heb hier toch niets meer te zoeken."
Ze nam haar jas en haar handtas, en zonder nog iemand aan te kijken stapte ze gehaast naar de voordeur. Peter kon het haar niet kwalijk nemen. Voordat ze buitenging, stopte ze nog even, en bijna terloops, zonder zich om te draaien, zei ze:
"Ik ben achttien, en mijn naam is Wendy."
"En mijn naam is Kurt Boffen, rechercheur van de gerechtelijke politie. Vergeef me dat ik me nog niet aan u voorgesteld heb."
Tijdens deze laatste woorden richtte hij zich opnieuw naar Peter, temeer omdat het meisje nu al buiten was en geen aanstalten maakte om zich nog ooit om te draaien.
"Wel mijnheer Boffen, kunt u me nu eindelijk vertellen wat dit allemaal voorstelt? Word ik van iets verdacht?"
De rechercheur nam een sussende toon aan:
"Misschien is het handiger dat we nu al naar het kantoor gaan zodat we u enkele vragen kunnen stellen. Onze mensen kunnen hier dan hun werk doen. Ze zullen alles netjes achterlaten."
Peter meende terug greep te krijgen op de situatie.
"Vanwaar halen jullie in godsnaam het vermoeden dat ik iets met kinderporno te maken heb? Dat is ronduit belachelijk."
Maar de heer Boffen hield zich op de vlakte, en zei dat alles wel zou opgeklaard worden bij een "rustig gesprek". Peter aanschouwde de zoekende vreemdelingen in zijn appartement. Hij was de onzichtbare man, plots getuige van een inbraak in zijn woning, niet bij machte om in te grijpen, geen stem om te roepen. Een man achter zijn pc riep hen toe dat hij een wachtwoord nodig had om in het systeem te geraken. Peter verstarde. Rechercheur Boffen werd ongeduldig.
"Komt er nog iets van?"
Peter antwoordde zo nonchalant mogelijk, maar kon niet vermijden dat het hele team gedurende een seconde verstijfde (de dochter van Titatovenaar klapte in haar handen). Wat had hem ooit bezield om pijpkonijntje als wachtwoord te kiezen? En waarom verdomme dat verkleinwoord?
De videofilm stopt abrupt. Het harde witte neonlicht kwakt open in zijn gezicht. Peter heeft het spook van het verleden gezien. Met beide ellebogen op tafel ondersteunt hij zijn hoofd, en het kost hem veel moeite om zijn ademhaling te controleren. Hij sluit zijn ogen en laat de videobeelden opnieuw in zijn hoofd passeren. Twee tegenstrijdige processen flitsen door zijn hersenen: het oproepen van verre herinneringen, en ze tegelijkertijd willen verdringen. De muffe geur van de caravan is het eerste dat terug naar boven komt, bijna onmiddellijk gevolgd door een gevoel van misselijkheid. Hij ziet ook weer heel duidelijk de karakteristieke kop van Lorenzo. Het gezicht van Katja lijkt hij niet meer te kunnen samenstellen, maar hij herinnert zich nog duidelijk hoe ze samen in de wagen zitten. En dan ziet hij de tatoeage onder aan de rug: een dolfijntje. Het verbaast hem dat hij zulke details nog weet. Maar het naakte meisje dat hij juist op de video gezien heeft, zegt hem niets meer. En de man die door haar bereden werd, is ook een vreemde voor hem, ook al heeft hij zijn lichaam, zijn gezicht, en draagt hij zijn naam.
Het kuiken vouwt zijn laptop open en stelt Peter enkele formele vragen, zodat hij stilaan tot het nu-moment terugkeer. Peter geeft de juiste spelling van zijn naam, vertelt hem de jaartallen waarin hij gehuwd en gescheiden is, en bevestigt dat hij sindsdien alleen woont. De rechercheur wijst hem op het feit dat het gesprek opgenomen wordt. Terwijl Peter tevergeefs een camera of bandrecorder probeert te ontdekken, stelt Boffen zijn eerste echte vraag.
"U heeft uzelf ongetwijfeld herkend op de zopas getoonde videofilm?"
Peter schraapt zijn keel, en probeert zijn woorden zo goed mogelijk te kiezen.
"Het is de eerste keer dat ik zelf deze opname te zien krijg. Ze dateert van ongeveer tien jaar geleden. Iedereen kan zien dat ik niet met volle bewustzijn aanwezig was bij die …activiteit."
"Bedoelt u dat de opwinding u in een soort van trance bracht?"
Begrijpt Boffen hem opzettelijk verkeerd, of is hij echt een kuiken? Peter probeert op zakelijke toon verder te gaan, omdat hij denkt dat dit zijn zaak het beste dient.
"Maar nee, men heeft me eerst gedrogeerd, tegen mijn wil. Daarna kon men doen met mij wat men wou, zoals op de film te zien was."
Boffen blijft hem afwachtend aankijken, dus voegt hij er nog iets aan toe:
"Eigenlijk was ik het slachtoffer. Zeker niet dat wicht dat ze op mij gezet hebben, want die werd waarschijnlijk goed betaald."
"En u, hoeveel hebben ze u betaald?"
"Ik werd helemaal niet betaald. Ik probeer u uit te leggen dat ik eigenlijk ontvoerd werd. Ik mag van geluk spreken dat ik op een gegeven moment heb kunnen ontsnappen, anders had ik het misschien niet overleefd."
Het kuiken fronst zijn voorhoofd.
"En heeft u ooit aangifte gedaan van deze … ontvoering?"
"Nee."
"Waarom niet?"
Toen, in een ondeelbaar ogenblik, ziet Peter haar gezicht weer, als een droomflits in de ochtend, wegvloeiend, ongrijpbaar. En voor het eerst sinds jaren denkt hij weer aan de koffer. Het volgende moment zwemmen dolfijnen in zijn hoofd.
Peter haalt zijn schouders op.
"Ik wou alles zo vlug mogelijk achter me laten. Ik denk ook dat ik me beschaamd voelde om wat me overkomen was. Wat hebben ze trouwens allemaal met me gedaan? Ik wil het eigenlijk helemaal niet meer weten. Gelukkig hebt u me niet de hele tape laten zien. Eigenlijk voel ik me nog altijd beschaamd. En vernederd vooral."
"Heeft u hierna nog meegewerkt aan de productie van dergelijke films?"
"Maar natuurlijk niet. Ik heb trouwens helemaal aan niets meegewerkt."
Rechercheur Boffen laat een strategische stilte vallen, een zwart gat dat bekentenissen aantrekt. Maar Peter zegt niets. Hij voelt zich rustig nu. Hij is zelfs in staat een beslissing te nemen. Van zodra hij terug thuis is, zoekt hij de notities van Maarten Mees op in zijn kast, en gaat hij Katja een bezoekje brengen.
De tijd is voorbij dat het gezoem van muggen hem wakker houdt, de lakens over zich heen getrokken, opgerold in foetushouding. Hij moet maar eens opstaan, het licht aanknippen en deze vervelende insecten een voor een met de blote hand tegen de muur verpletteren.
Hij schrikt op wanneer Boffen vraagt of hij het meisje van de film (zijn "tegenspeelster") persoonlijk kent. Zelfs geen naam? En of hij enig idee heeft hoe oud ze was op het moment van de video-opname? Peter ontkent, naar alle eerlijkheid, en heeft het vermoeden dat het ergste nu wel achter de rug is.
"Ik neem aan dat u wel goed weet waar deze opnames hebben plaatsgevonden?"
Nu pas beseft Peter dat de belangrijkste vragen nog niet gesteld zijn. Deze rechercheur is misschien helemaal geen kuiken. Hij aarzelt.
"Een caravan. Alles is gefilmd in een caravan, ergens aan de Belgische kust. Maar waar juist? Het is lang geleden…"
"Mijnheer, we zullen eerlijk zijn met u. Of u al dan niet vrijwillig aan deze filmproductie meegewerkt heeft, zal ons worst wezen. Of het jong ding dat in die film op u zat, al dan niet de penetratieleeftijd had, zullen we wellicht nooit achterhalen. Maar wij willen de persoon of groep opsporen die deze video's op de markt brengt. Geloof me, in vergelijking met de walgelijke tapes die we de laatste jaren te zien krijgen, is wat we net getoond hebben een filmpje voor het hele gezin. Daarom stel ik voor dat we eerst een koffiepauze houden en dan zal mijn collega alle details die u zich nog herinnert, optekenen. Daarna kunt u wat mij betreft gaan en staan waar u wil. Zoals te verwachten was, heeft de huiszoeking niets belastend voor u opgeleverd. Ik dank u alvast voor uw medewerking."
Zonder hem nog verder aan te kijken, loopt rechercheur Boffen de kamer uit. Een beetje versuft staat Peter ook op, maar iemand komt binnen met een bekertje koffie en gebaart hem terug te gaan zitten.
"Melk? Suiker?"
Peter begint te vermoeden dat hij nog niet onmiddellijk thuis is. Hij bedenkt dat hij zich vanmorgen nog niet gedoucht heeft. Flarden van de voorbije nacht met Suzy (Wendy?) flitsen door zijn hoofd. Hij voelt zich plots ondraaglijk vuil.
Koop dit boek nu in de leeswinkel!
Enkel ingeschreven gebruikers kunnen stemmen. Totale score: 14Uitstekend: 6 stem(men), 75%Goed: 2 stem(men), 25%Niet goed: 0 stem(men), 0%totaal 8 stem(men)
|