polyfonisch
Het wordt een heerlijke avond: een werkelijke beleving die de verbeelding overtreft. Onvoorstelbaar. Noch Anton, noch Nina hebben dit gepland, gezocht, verwacht. De sterren stonden goed. Meer niet. Alles lijkt volgens een perfect schema te verlopen. Onvoorpelbaar. Zoiets is zeldzaam in een mensenleven. Maar het gebeurt.
Stel, je hebt twee melodielijnen. Mooi elk op zich, in hun eenvoud en in hun eigenzinnigheid. Die twee komen bijeen. Ze hebben een afspraak. Zomaar. In een omgeving waar niets of niemand hen verstoren kan. Ze gaan onbezonnen een samenspel aan. En door een vreemd wonder krijg je een welluidend wisselspel. De ene lijn ontpopt zich als een pendant van de andere. Ze spelen op elkaar in. Raakpunten zinderen. Tot er haast een verstrengeling plaatsgrijpt. Die dan weer aan kracht wint door een zekere afstand. Het klinkt mooi. Polyfonisch. Hemels bijna.
Dit is het moment waarop de schilder zijn penseel van het doek weghaalt. Ook al weet hij dat de verf opdroogt en dat hij moet voormaken voor het te laat is. Want even goed weet hij dat elke haal, elke kleurnuance, elke vorm nu de schoonheid kan verraden van wat komt. Zo ook de schrijver. De inkt stokt in zijn pen. Hij wordt bevangen door schroom.
Natuurlijk kan hij nu beschrijven hoe Nina stralend aanbelt. Hoe Anton verrukt is haar te zien. Hoe hij de ruiker bloemen die ze meebracht, zorgvuldig schikt in een vaas die al klaar leek te staan. Hoe ze naar zijn mooie, brede schouders en zijn volle bovenarmen kijkt. Naar zijn kalme fijnzinnige bewegingen.
Of hoe ze schatert als hij Kitty in een kittelorige bui naspeelt en haar blik de zijne vindt en een tijdlang vasthoudt.
De schrijver kan vertellen hoe ze daar tegenover hem aan tafel zit, met een blos op de wangen, knabbelend van een glas uitgelezen witte wijn. Hoe hij ziet dat ze van elke hap die hij met liefde heeft bereid, proeft. Hoe hij van haar lippen het genoegen kan aflezen. Hoe hij haar beweeglijke tengere lijfje streelt met zijn ogen.
Hij kan het hebben over de wandeling die ze maken in het bos dat paalt aan de tuin. Hoe de maan alles in een spookachtig licht zet. Hoe de geuren en het zachte ritselen van de avond hen stil doet worden tot ze tenslotte dicht tegen elkaar lopen en van mekaars warmte nippen.
En ja … waarom niet … hij kan zelfs in geuren en kleuren vertellen welke song toevallig door de boxen waait, als ze terug binnenkomen. Hoe ze als vanzelf tot dansen komen. Zwijgend . Aangedaan. Een beetje verward.
Maar nooit zal hij in staat zijn de tover van die momenten die zich onwillekeurig aaneenrijgen tot hun recht te laten komen. Zoals noch Nina, noch Anton de volgende ochtend zullen kunnen vatten wat er die avond is gebeurd.
Er is wel nog een incidentje te melden dat die avond plaatsgrijpt. Een incidentje dat op een ander moment in een andere constellatie de stemming wellicht zou hebben doen overslaan. Maar de glans van de avond is zo rijk dat het incidentje gewoon een plaatsje vindt, ingekapseld wordt en niets afdoet aan de luister van de avond. De dans stopt met het lied in een intiem hoekje naast de schoorsteenmantel. Anton rondt dit af met een zachte kus. Of hij neemt haar gezichtje heel even in de kommen van zijn handen. Of misschien raakt hij enkel haar wang aan. Alleszins ziet hij haar als een pas ontloken bloem. Te beeldig in de omgeving om geplukt te worden. Dan laat hij haar los om de haard nog wat houtblokken te geven. Haar blik valt op een klein fotootje, heel discreet aan de zijkant van de schoorsteen opgehangen. Een foto van Anton als kind met zijn vader en zijn moeder. Dat het kind Anton is, is zonder meer duidelijk voor Nina. De gelijkenis met het kind dat ze zelf heeft gebaard is sprekend. "Je lijkt op je vader", zegt ze eenvoudig. Het is waar. De man op de foto kon Anton wel zijn. "Mijn vader hield van vrouwen," antwoordt Anton, "en hij dronk." Waarop zij: "En je moeder?" Anton gaat zitten in een zetel naast de haard. Hij staart in de vlammen. "Dit is de laatste foto die ik van haar heb. Kort daarop is ze met de noorderzon vertrokken. Niemand heeft ooit nog iets van haar gehoord. Mijn vader is ingestort. Ik ben grootgebracht in een pleeggezin."
Nina zoekt zich een warm plaatsje op het tapijt. De vlammen spelen met schaduwen op en rond haar gezicht. Ze voelt dat Anton haar bekijkt. Ze wordt warm vanbinnen. Heel warm. Zo blijven ze minutenlang de stilte doorzwijgen. Vreemd genietend van de aanwezigheid de één van de ander. Dan geeuwt Nina. Ze draait zich naar Anton toe. "Wil je koffie? Vraagt hij. Ze knikt, dankbaar omdat ze niet zelf over afscheid moet beginnen. Anton wandelt naar de keuken. Gelukkig. Vreemd rustig. "Zou ik het haar nu vertellen," denkt hij, "of wacht ik tot maandag?"
stemresultatenEnkel ingeschreven gebruikers kunnen stemmen.
|