Volg ons op facebook
|
< terug
Pasja's Vondst
Luid knerpte het schelpengruis onder zijn voeten. Met een ontspannen tred liep hij over het wandelpad, ondertussen genietend van de frisse nachtlucht. Het was een mooie nazomernacht, waarin de kilte van de herfst nog niet voelbaar was, maar ook de ietwat benauwde warmte van een zomerdag niet meer bleef hangen. Boven hem kon hij tussen de overhangende takken een maanverlichte hemel ontwaren, waarin enkele sterren hem stralend tegemoet schitterden. Dunne sluiers bewolking gleden met een kalm tempo langs de maan. In de stille rust van de nacht waren zijn voetstappen het enige geluid.
Langzaam liep hij uit de donkerte de cirkel licht binnen, die door een tussen de bosschages verborgen lantaarnpaal op het pad werd geworpen. Onder de lantaarnpaal stond een houten bankje. Langzaam liet hij zich op het bankje zakken en ging traag en genietend onderuit zitten. Uit zijn broekzak diepte hij een baaltje shag op en met een ontspannen grijns op de lippen draaide hij bedachtzaam een shaggy. Terwijl hij dat deed, viel zijn blik op de zitting van de bank. Door talloze voorgangers waren er namen en opmerkingen in de bank gekrast, erop getekend of met graffiti gespoten. Ergens vaag in zijn achterhoofd stoorde het hem dat er zo nadrukkelijk een spoor van opgeschoten jeugd in de sprookjesachtige kalmte van het bos te vinden was. Het strookte niet met het vredige gevoel helemaal alleen op de wereld te zijn, dat hij op dat moment had. Hij zuchtte, vergaf de daders en stak zijn peuk op. Terwijl hij de handen in zijn nek legde en zijn benen voor zich uitstrekte, blies hij een grote rookwolk de nacht in. De wolk werd fel oranje verlicht door de straatlantaarn, dreef langzaam van hem weg en verging uiteindelijk in de schaduwen die buiten de lichtpoel vielen. Hij richtte zijn blik omhoog naar de sterren en voelde zich volmaakt gelukkig.
Opeens klonk er wat gekras naast hem bij de grond en voelde hij iets tegen zijn scheenbeen aanduwen. Traag kwam hij overeind en naast zijn voeten ontwaarde hij een klein hondje. Het betrof hier een wollige Yorkshire terriër, aan wiens halsband met een clip een rode fietsverlichting was bevestigd. Het beest besnuffelde zijn schoenen en broekspijpen en besloot toen naast het bankje een kuil te graven. Waar een hond is, moet een eigenaar zijn, bedacht hij zich en hij speurde in de donkerte van de nacht. Links van hem hoorde hij schuifelende voetstappen aankomen en aandachtig keek hij naar het tweetal dat vanuit het duister de lichtkring binnentrad.
'Goedenavond,' sprak de oude dame hem aan.
'Goedenavond,' bromde de oude man hem toe.
'Goedenavond,' rondde hij het ritueel af.
Zowel de man als de vrouw moesten rond de zestig jaar oud zijn. De vrouw droeg een lange overjas over haar rok en haar grijze krulletjes waren met zorg rond het rimpelige gelaat geplooid. Het viel hem op dat ze vrij lang haar had, wat voor omaatjes tamelijk ongebruikelijk is. De man keek hem bijziend aan door zijn brilletje, terwijl hij lichtjes voorover leunde op zijn wandelstok. Hij droeg een pet met een opgestikt anker, waaronder piekerig een paar plukjes haar ontsnapten. Beiden waren stil blijven staan en keken naar zijn zittende gestalte.
'Vindt u het ook geen zalige nacht?' vroeg het oude vrouwtje hem.
'Absoluut!' antwoordde hij. 'Het is zonder twijfel een prachtige nacht om te wandelen.'
'Daar heeft u groot gelijk in. Als het slecht weer is, laten we Pasja nog wel eens in de tuin, maar met zo'n prachtige nacht gaan we altijd even met hem lopen. Dat vindt ie zo lekker, hè.'
Het onderwerp van gesprek probeerde op dat moment een tak die tien keer zo groot was als hijzelf op te tillen en faalde schromelijk. Met een verbeten grom ging Pasja daarop de tak te lijf, met de bedoeling deze in kleine stukjes te scheuren. Het rode lichtje schommelde wild, terwijl de hond woest met zijn kop schudde. Vertederd staarde het oude vrouwtje naar de hond. Haar man staarde ondertussen in het duister.
'Ja ja, honden houden er over het algemeen enorm van om te wandelen,' stelde hij, terwijl hij iets ging verzitten.
'Ja, precies. Het is ook zo'n scheetje, hè.'
Het scheetje in kwestie had het gevecht met de tak verloren en stond zich nu wraaklustig over het weerbarstige stuk hout te ontlasten.
Hoewel hij de verstoring van zijn rust en stilte niet echt op prijs stelde, was hij in een dermate ontspannen humeur, dat hij toch meeging in de behoefte aan een praatje van het bejaarde echtpaar.
'Dat is trouwens slim bedacht, met dat lichtje om zijn nek,' zei hij, terwijl hij met zijn hoofd richting Pasja knikte. De man bromde wat, terwijl de vrouw verheugd op zijn opmerking inging.
'Ja ja, dat was een ideetje van onze dochter. Wij wisten helemaal niet dat zoiets bestond, hè Herman? Nee, want normaal nemen we altijd een zaklamp mee om een beetje te kijken waar ons moppie loopt. Dat is ook wel zo veilig, hè. Er gebeuren hier in de buurt ook zo vaak slechte dingen. Met wat vrouwen wordt aangedaan op dit soort donkere paden. Je kunt dan maar beter een lichtje bij je hebben. Wat jij, Herman?' Herman richtte zijn bijziende blik op zijn vrouw en produceerde een instemmend geluid.
'Ach ja,' vervolgde Herman brommerig, 'het is tegenwoordig ook helemaal niks meer. Met die jeugd enzo. En geweld. Vroeger was dat wel anders. Dan kun je nog zo hard een zaklantaarn meenemen, maar dat helpt uiteindelijk geen zier.'
De vrouw lachte vergoelijkend om het gemopper van haar man, waarna ze zich weer op hem richtte.
'Uw man heeft natuurlijk wel een punt. Het wordt er allemaal niet veiliger op. Ik las van de week ook weer een aantal van die berichten in de krant. Je wordt er niet gelukkig van,' zei hij.
'Ja, dat is zo,' zei de vrouw. 'Maar wij zijn niet zo bang aangelegd hoor. Ik bedoel, normaal gesproken hebben we voor de zekerheid altijd een zaklantaarn bij ons, maar nu de batterijen daarvan op zijn, kunnen we ook best een keer zonder. En met dat lampje kunnen we in ieder geval zien waar Pasja is.'
'Nou ja, als u maar een beetje uitkijkt,' stelde hij warm. 'Als u een tasjesdief ofzo tegenkomt, denk ik niet dat uw wolf u kan redden!'
De vrouw lachte hartelijk om deze opmerking en ook bij Herman plooide zich een lachje om de lippen. Met een kort knikje gaf hij te kennen dat ook hij het grapje kon waarderen.
'Dat denk ik ook niet,' zij de vrouw en zij keek haar man aan. 'We moesten maar weer eens verder, hè schat? Het is al zo laat en we moeten deze meneer niet al te lang aan de praat houden.'
'Ach,' gaf hij terug, 'u houdt mij helemaal niet aan de praat.'
'Nee nee, we moeten nu echt verder. Pasja, kom eens hier? Nou meneer, nog een prettige nacht verder.'
'Ja, u ook een prettige nacht nog. En wees voorzichtig, hè,' zei hij met een knipoog. Herman bromde iets dat leek op slaap lekker en beiden schuifelden weer verder. Aan de rand van de lichtkring draaide de oude vrouw zich nog even om en hief groetend haar hand. Vanaf de bank zwaaide hij kort terug.
'Pasja, kom eens bij het baasje dan?' klonk het uit het duister. Met een hoop herrie roste het hondje door de bosjes het pad op en trok met zijn kleine pootjes een sprint in de richting van het echtpaar. Toen het hondje buiten het schijnsel van de lantaarn kwam, kon hij alleen nog het rode lampje zien dat zich als een spastisch dwaallichtje hotsend en stuiterend van hem verwijderde. Langzaam liet hij zich weer onderuit zakken, terwijl hij een trekje van zijn shaggy nam. Het was echt een prachtige nacht en hij voelde zich intens gelukkig en tevreden.
Opeens klonk er uit het donker een woest en hoog geblaf. Traag keek hij naar rechts, maar de verlichting van Pasja was niet meer zichtbaar. Een hoge gil klonk en meteen daarop een donker gemompel. 'Een meisje, een meisje, oh Herman, daar ligt een meisje,' schreeuwde de stem. In reactie klonk wederom het donkere gemompel. 'Jawel Herman, daar ligt ze! Pasja heeft haar gevonden! Is dat… is dat… Herman, is dat bloed? Is ze… Herman… wat…'
Met een trage beweging nam hij nog een trekje, waarop hij de peuk de nacht in schoot. Langzaam kwam hij overeind en slaakte een vermoeide zucht. Hij keek even om zich heen en slaakte nog een zucht. 'Het moet zo zijn,' prevelde hij zachtjes, terwijl hij naar zijn rug tastte. Vanachter zijn broekband haalde hij een groot, bebloed mes te voorschijn en langzaam liep hij de lichtkring uit, de donkere nacht in.
…
feedback van andere lezers- mistral
de eerste paragraaf is zo vredig en de persoon in kwestie die intens geniet van de schoonheid van maan en sterren is erg irrealistisch. Zo zet je de lezer wel op het verkeerde been en dat is wel goed gezien.
Even tijdens het verhaal vermoedde ik hoe het zou aflopen, en ja .. dus toch ..
Verder maak je van een 60 jarige wel een stokoude persoon vind ik. Je legt nogal veel de nadruk op het oud zijn van die mensen, misschien kan je hun leeftijd 20 jaar ouder maken dan klinkt het realistischer.
Het woord "bosschages" klinkt raar, kun je er niet gewoon "bomen" van maken?
Ik heb je verhaal graag gelezen, mijn fb hierboven is wat "ik" ervan denk en is goedbedoeld hoor, ik ben zelf 60 geworden en vergelijk mezelf natuurlijk met die mensen, dat beeld klopte dus van geen kanten ;))) . . .
Hartelijke groetjes GrimLord: Dank voor je reactie, Mistral. Uiteraard is het jouw persoonlijke mening gebaseerd op de wijze waarop jij het hebt gelezen. En daarom dus waardevol. Met name die opmerking over de leeftijd van de "ouderen" zal ik meenemen bij eventuele wijzigingen aan deze tekst. Aangezien ik nog niet eens in de buurt van die leeftijd kom, is het mogelijk dat ik daarin een verkeerde inschatting heb gebruikt. Nogmaals dank! ;)
|