writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Krekel gaat verhuizen.

door henny

Kareltje Krekel keek verveeld over het grasveld waarop hij woonde. Opeens landde een tor naast hem in het gras.
"Hè, waar kom jij vandaan?" vroeg Kareltje. "Ik ken jou niet van dit veldje."
"Klopt," antwoordde de tor. "Ik kom van heel ver weg en heb heel veel gezien."
Om nog meer indruk te maken, pakte de tor zijn bril en begon die stevig te poetsen. Dat maakte Krekel nog nieuwsgieriger.
"Wat... wat heb je dan gezien?" vroeg hij.
"Ik heb velden met bloemen gezien. Weilanden met koeien en schapen. Heel veel auto's en wegen. Heel brede sloten waar bruggen over waren en nog veel meer.
"O," zei Kareltje, "dat wil ik ook wel zien. Ik kan niet vliegen zoals jij."
Daar werd de krekel zo droevig van dat zijn voelsprieten gingen hangen.
"Hee, joch, je denkt toch niet dat ik zo ver ga vliegen?"
De tor rolde over het gras van het lachen.
"Ja maar…"
"Nee ik lift altijd."
"Liften, wat is dat nu weer?"
Kareltje begreep er niets meer van. Hij hoorde zoveel nieuwe dingen. Het leek wel of de tor alles wist.
"Zie je die dingen op wielen aan de overkant? Dat zijn auto's," wist de tor. "Als je daar op springt en de auto gaat rijden ben je zó ver weg. Ik ga meestal op de achterkant bij het raam zitten. Maar jij…" Hij keek de krekel van top tot teen aan. "Jij kunt beter op de voorruit gaan zitten. Dan zie je veel meer onderweg. Je kunt je aan het rubber van de ruitenwisser vasthouden. Als je het niet erg vindt, ik zie een struik daar met lekkere beestjes er op. Ik ga eten."
"Nee, natuurlijk niet. Van reizen krijg je honger. Ga maar en nog bedankt voor je gesprek," zei de krekel.
De tor drukte zijn bril nog eens goed op zijn neus, en vloog weg. Naar de struik aan de overkant van de straat.
Kareltje ging op zijn rug liggen. Stak een grassprietje in zijn mond en vouwde de voorste pootjes achter zijn hoofd. Zijn achterpootjes kruiste hij over elkaar heen.
Het lijkt mij wel spannend, zo op reis te gaan. Maar of ik het durf? Daar moet ik nog een nachtje over slapen, dacht de krekel.
De volgende ochtend werd Kareltje vroeg wakker door een hoop herrie! Hij stak zijn hoofd onder het bladerdek uit en zag grote graafmachines de straat in rijden. Ook de mieren renden in paniek door elkaar.
"Wat gebeurt er?" vroeg Kareltje aan een voorbijrennende mier.
"Ze gaan hier graven en een kantoor bouwen. Zie dat je weg komt! Wij zijn ons nest al aan het verhuizen."
Wat de krekel voor paniek aanzag was het verplaatsen van de eitjes naar een holletje achter de heg van een tuin.
De bulldozers stopten in de straat. Een liet zijn graafbak met een harde klap op de straat terecht komen.
Ik moet hier weg en snel ook, dacht de krekel. Ook dacht hij aan wat de tor gezegd had. De auto stond er nog.
Snel pakte hij wat spulletjes en deed ze in een gras gevlochten rugzakje. Gooide het over zijn schouders en nam afscheid van de mieren.
"Wees voorzichtig en goede reis," zei de mier die hem verteld had over het bouwen van het kantoor.
Dat beloofde Kareltje.

Met een paar sprongen was hij bij de groene auto. Met één sprong zat de krekel achter de ruitenwisser.
Nu maar hopen dat ik niet de hele dag moet wachten, dacht Kareltje. Hij had geluk! Een paar minuten later stapte een man in de auto. Even later reden ze weg, de bocht van de straat om.
"Dit is toch wel eng," piepte de krekel in zichzelf. Hij ging wat verzitten en vond een plekje waar hij zich beter vast kon houden. Even later reden ze de snelweg op.
"Joepie!" riep hij nu zelfverzekerder, zijn voelsprieten wapperde door de wind en het rugzakje drukte zwaar tegen zijn rug. Kareltje voelde het niet. Hij was te druk bezig met om zich heen te kijken. Zoveel auto's achter elkaar en zoveel auto's die hen tegemoet reden.
Hij werd er een beetje bang van. Stel dat hij van de wagen afwaaide of dat hij zich niet goed meer kon vasthouden. Opeens zag hij voor zich een brug met vele hoge spankabels. Daaronder een brede rivier.

Tor heeft gelijk! Nog even en dan komen de weilanden en de koeien! Maar hoe kom ik op de juiste plek van de auto af? Als ik spring word ik misschien wel doodgereden, dacht Kareltje.
Bij die gedachte gingen zijn voelsprieten al bijna hangen. Gelukkig niet lang. In de verte zag hij weilanden met koeien en zelfs een paar schapen!
"Woepie! Het is allemaal waar!"
Hij wilde bijna een vreugdedansje maken, maar door de wind deed hij het niet. Hij zou dan zo van de ruit afwaaien, en dat was niet de bedoeling.
De auto begon af te remmen en ineens reden ze een parkeerplaats op bij een gebouw. De man stapte uit en duwde een slang in een gat aan de zijkant van de auto.
Dit is mijn kans, dacht Karel.
Hij gooide eerst zijn rugzakje op de grond en sprong toen zelf naar beneden. Hij klopte het stof van zijn lichaam. Pakte zijn rugzak op en wilde naar de graskant springen.
Froem!
Een grote auto reed hem bijna plat met zijn brede wielen. Kareltje schrok zo hard dat zijn groene kleur helemaal verbleekte van de schrik.
"Dit ging maar net goed", zei hij met een benepen stemmetje. Met de bibbers nog in zijn pootjes sprong hij voorzichtig naar de overkant, de berm in. Om een beetje schaduw te hebben ging de krekel onder een paardenbloem zitten. De rit had hem toch wel erg moe gemaakt. Daarom wilde hij even uitrusten voordat hij verder ging verkennen. Hij viel bijna in slaap tot een tor, met ook een bril op, bij hem kwam zitten.
"Nieuw hier?" vroeg de tor terwijl hij zijn bril aandrukte op zijn neus.
"Euh, ja. Ik ben met een auto hier naar toe gelift," antwoordde Kareltje verrast. Het leek wel of hij een dubbelganger van die andere tor zag. De tor die hem vertelde over meeliften op auto's.
"Juist ja," de tor nam zijn bril af en begon hem te poetsen. "Zo is mijn broer een paar dagen geleden van hier vertrokken.
"Uw broer?" de voelsprieten gingen van blijdschap helemaal rechtop staan. "Dan was het uw broer die mij vertelde over de weilanden hier en over de bruggen en de auto's!"
"Wat leuk dat je mijn broer kent! Is alles goed met hem?" vroeg de tor blij, ondertussen zette hij de bril weer op zijn neus.
Kareltje vertelde over de ontmoeting met de broer en over zijn advies om te liften.
"En zo ben ik hier gekomen!" vertelde hij trots tegen de tor.
"Juist ja," zei de tor. "Dus jij wil naar die weilanden daar?" Daarbij wees hij met een van zijn voorpoten naar de koeien, een stuk verderop.
"Ja," zei de krekel blij, "daar wil ik heen."
De tor wreef met een zakdoekje over zijn bezwete hoofd en zei: "Dan hebben we een probleem. Er ligt een brede sloot tussen en ik denk dat jij niet zover kan springen. Kom maar mee."
Samen gingen ze naar de rand van de berm. Inderdaad, er was een brede sloot en zover kon Kareltje écht niet springen!
"Wat nu?" piepte Kareltje. "Ben ik nu helemaal voor niets naar hier gekomen?"
Zijn voelsprieten gingen heel erg hangen en een traan biggelde over zijn wang.
"Natuurlijk niet!" riep de tor. "Ga hier rustig in het gras zitten. Ik ga hulp voor je zoeken, niet opgeven hoor!"
Voordat Karel Krekel iets kon zeggen vloog de tor al weg. Krekel voelde zich heel moe worden en langzaam vielen zijn ogen toe, hij sliep.

Hij werd wakker omdat er hard gepraat werd.
"Moet ik dát naar de overkant brengen? Man, dat eet ik normaal op. Je bent gek om het mij te vragen!"
"Ja maar, kikker. Hij is door mijn broer hier gekomen. We moeten hem helpen. Er is zoveel eten voor je. Ik eet ook niet alle bladluizen op die ik tegenkom. Je hebt een volle buik. Je kunt het best," verdedigde de tor.
"Dat is ook weer waar," zei de kikker. "Roep hem maar, dan breng ik hem naar de overkant."
Eerst durfde de krekel écht niet op de rug te springen van de kikker.
Met een trillend stemmetje zei hij tegen de tor: "Ja maar… als… maar hij kan mij opeten!"
"Juist ja," zei de tor, "maar dat doet hij niet. Kom nu maar. We gaan samen op zijn rug zitten. Zo weet je zeker dat je veilig bent."
Met knikkende knieën volgde Kareltje de tor en samen sprongen ze op de rug van de kikker.
Heel voorzichtig bracht de kikker hen naar de overkant. Toch was Kareltje wel bij dat hij weer op de oever kon springen. Ze namen afscheid van de kikker en die zwom zwaaiend weg.
"Juist ja," zei de tor. "Ik moet nu ook gaan. Het gaat je goed."
"Nog bedankt voor je hulp," zei krekel blij. Zo blij dat zijn voelsprieten trilden van geluk! Hij deed zijn rugzakje goed en sprong de grote weide in, op zoek naar nieuwe avonturen!

 

feedback van andere lezers

  • Ghislaine
    Opsturen naar een uitgeverij!!
    henny: Dan zal toch wel meer delen moeten hebben. Daar werk ik al aan. :-d
  • Mistaker
    Heel leuk verhaal! Alleen zou ik wat matigen met uitroeptekens.

    Groet,
    Greta
    henny: Daar wil ik me bij kinderverhalen vaker aan bezondigen. Goed dat je mij daar op wees. Bij het volgende deel houd ik er al rekening mee.
  • lief
    geweldig verhaal Henny

    mijn dochter heeft er ook van genoten!

    liefs
    henny: Kijk, voor zulke leuke reacties schrijf ik. Dat je dochter er ook van genoten heeft. (y)
  • Hoeselaar
    Héérlijk Henny, ik hou van dierenfabels

    Willy
    henny: Het kwam zo in me op toen er een sprinkhaan op de voorruit zat, toen we onderweg met vakantie waren. Leuk dat je even langs kwam
  • aquaangel
    en waar zijn de nieuwe delen waaraan je werkt??

    en ja kinderverhalen...

    soms lees je ze dan zonder hoofdletters en of leestekens...

    maar ik weet niet tot welke leeftijdsklasse dat is?
    x
    henny: Hee, leuk dat je dit leest. Dit verhaal is voor kinderen van vijf tot zeven jaar.
    Het volgende deel is half af. Ik heb tussendoor andere verhalen geschreven.
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .