Volg ons op facebook
|
< terug
Diabolisch dilemma
Geachte lezer,
U leest thans de woorden van een geschokt man. Wat mij vannacht is overkomen, had ik mij zelfs in mijn meest bizarre dromen nooit als reële mogelijkheid voor kunnen stellen. Ik bied u dan ook op voorhand reeds mijn verontschuldigingen aan voor de wellicht warrige verhaling van het voorval. Zelfs nu ik eraan terugdenk, voel ik hoe de verwarring zich meester van mij probeert te maken en zie ik hoe mijn handen weer bijkans onbedwingbaar trillen. Ik heb er moeite mee een gestructureerd beeld van de ontmoeting voor de geest te halen, maar ik zal trachten u er zo leesbaar mogelijk verslag van te doen. Laat ik beginnen bij het begin.
Vannacht kon ik de slaap niet vatten. Dat overkomt mij soms en ik heb gemerkt dat een korte wandeling door de landelijke omgeving van mijn woning daarvoor een goed werkende oplossing is. Ik woon in een klein huisje op het platteland en een nachtelijke wandeling onder de weidsheid van het uitspansel, vergezeld van alle kleine geluiden die de natuur placht voort te brengen, ontspant mij enorm. Thuisgekomen heb ik er dan geen moeite meer mee om in de warmte van mijn bed de slaap te vatten. Ook gisteren leek mij dat de ideale oplossing voor het frustrerende gedraai onder de dekens. Ik schoot derhalve mijn wandelkleding aan en verliet mijn woning.
Na een goede tien minuten te hebben gelopen, voelde ik mij opeens ongemakkelijk. Nu achteraf besef ik dat op dat moment alle rumoer van kleine wezens was verdwenen. Niet langer hoorde ik het gekwaak van de grote brulkikkers uit de belendende sloot, noch het eindeloze getsjirp van de krekels in de hoge berm. Geen geluid weerklonk nog en ik meen mij te herinneren dat zelfs de wind was gaan liggen. Om mij heen hing nog slechts een gespannen lading, welke mij het gevoel gaf dat er iets stond te gebeuren.
Opeens verscheen er een gestalte voor mij op de weg. Of boven de weg. Achteraf is moeilijk vast te stellen hoe de gestalte er exact uitzag. Het leek welhaast alsof mijn blik vertroebeld raakte wanneer ik ernaar keek, want hoewel ik de omgeving duidelijk kon waarnemen, kon ik schijnbaar niet scherpstellen op de persoon die ik achter de waas vermoedde. Ik hoefde ook echter niet te zien om te weten wie mij de weg versperde. De golven van kwaadaardige intelligentie waren duidelijk genoeg: voor mij stond de duivel. Ik stond werkelijk aan de grond genageld terwijl ik de entiteit met open mond aanstaarde. U zult misschien denken dat vluchten een verstandige optie zou zijn geweest, maar ik kon mij er niet toe brengen iets anders te doen dan staren. U zou mij kunnen vergelijken met het spreekwoordelijke hert op de snelweg, want er reageerde helemaal niets in mij op de mogelijke doem die mij stond te wachten. De duivel naderde mij traag, terwijl zijn vorm leek te golven als de trillende hitte die van kokend asfalt slaat. Het leek erop alsof hij geen vaste vorm had, maar omdat ik hem de hand heb geschud, weet ik dat dat niet correct is. Op anderhalve meter afstand hield hij stil en ik voelde meer dan ik zag dat zijn volledige aandacht op mij was gericht. Precies op dat moment herkreeg ik controle over mijzelf, alleen leek ik wel dronken in mijn reacties. Je zou veronderstellen dat een man zich op de grond werpt om genade af te smeken en een eindeloos onheil in de onderwereld af te wenden. Niets van dat al schoot door mijn hoofd. Achteraf kan ik slechts vermoeden dat een door angst voortgebrachte vlaag van verstandsverbijstering mij ertoe bracht een gesprek op deze dwaze wijze aan te vangen.
'Kut,' zei ik hard. 'Je bestaat toch.'
Van het soort wezen dat nu tegenover mij stond, wordt altijd gezegd dat ze niet werkelijk spreken, maar dat hun stem louter in je hoofd klinkt. Vaak wordt de stem dan omschreven als hol, dreigend, kwaadaardig, diep, donker, afschuwelijk of meer van dat. Ik kan u nu bevestigen dat de duivel geenszins in mijn hoofd sprak en ook zeker geen nare stem had. De Heer van de Duisternis beschikt daarentegen over een bijzonder aangename, warme stem. Dat zou eigenlijk een schok moeten zijn geweest, maar in feite droeg het alleen maar in positieve zin bij aan het gesprek dat zich ontspon.
'Klopt, zei de duivel. 'Zoals je ziet.'
'Nou ja,' begon ik met de intentie om uit te leggen dat ik hem niet zo scherp kon zien. Net op tijd besefte ik mij dat de duivel misschien wel zeer ijdel was en veel tijd aan zijn toilet had besteed. In dat geval zou het hem misschien niet bevallen van mij te vernemen dat dat allemaal verspilde moeite was geweest. De rest van de opmerking slikte ik voor de zekerheid maar in.
'Dat wist ik niet,' maakte ik er maar van.
'Er zijn er maar weinig die dat met zekerheid weten.'
'Dat zal dan wel.' Ik zou het achteraf met geen mogelijkheid kunnen verklaren, maar om de een of andere reden viel het mij helemaal niet zwaar om het gesprek te hervatten. Iemand die mij niet kent, zou kunnen denken dat ik over een buitengewone hoeveelheid moed beschik. Vrienden en kennissen zullen eerder stellen dat ik door angst overmand opeens buitengewoon spraakzaam raakte, zoals ik in het dagelijkse leven ook de neiging tot babbelziekte heb om mij in ongemakkelijke situaties een houding aan te meten. Helaas moet ik het met deze laatste groep eens zijn.
'Zeg, bestaat… eh… bestaat die ander dan ook?"
'Je bedoelt God?'
'Ja, precies. Die ja.'
'Oh ja, die bestaat ook.'
'Ah. Dat wist ik ook al niet.'
'Er zijn er maar weinigen die dat met zekerheid weten.'
'Juist ja.'
'Je moet namelijk dood zijn voordat je mij of God tegen het lijf kunt lopen.'
Vergiste ik mij daar of kwam de gestalte iets mijn kant uit? Het gesprek nam eigenlijk al heel snel een wending die mij niet geheel aanstond. Omdat ik dat toch wel even zeker wilde weten, stelde ik nog maar een vraag.
'Ga ik nu dood? Komt u mij halen?'
'Zou je dat willen?'
'Nou nee, eerlijk gezegd niet.'
'Dan hoef je daar ook geen angst voor te hebben.' Het was grappig, maar ik kon daar geen zekerheid aan ontlenen. Was Satan niet de aartsleugenaar aller tijden? Zo ja, dan zou hij zich ten overstaan van mijn onbetekenende persoontje vast wel niet gedwongen voelen om opeens louter in waarheden te spreken.
'Heb ik uw woord?'
'Welk woord?'
'Nou, uw woord van eer.'
'Mijn woord van eer?'
'Ja?'
'Wat enig! Een sterveling die meent dat de duivel over voldoende eer beschikt om er zijn woord mee te kunnen bezegelen!' Heeft u wel eens een duivel horen schaterlachen?
'Niet dan?' bracht ik schuchter uit.
'Ja hoor, voor jou wel,' snikte hij nog na.
'Mooi zo,' mompelde ik wrevelig. Ik kreeg ernstig het gevoel dat ik de maling werd genomen. Wanneer je daarbij echter het slachtoffer van Lucifer bent, vermoedde ik dat het handig was daar niet al te nadrukkelijk op in te gaan. Ik veranderde maar even van onderwerp.
'Zeg Satan, mag ik u Satan noemen?'
'Tuurlijk joh.'
'Satan, nu ik u toch even spreek. Ik vroeg mij altijd al af of u en God bestaan en dat doet u beiden, zo blijkt nu. Klopt het dan ook dat de onsterflijke ziel van de goede en godvruchtige mens naar de hemel in de wolken gaat en de onsterflijke ziel van de zondaar voor eeuwig in de ovens van de hel brandt?' Nu ik dan toch de kans kreeg, besloot ik hem maar te grijpen ook.
'Beetje ja, beetje nee,' antwoordde Satan.
'Ah,' zei ik stom.
'De hemel bestaat en dat is een onmetelijke duffe plek met harpjes en zwanenvleugeltjes en iedereen is maar lief en aardig tegen elkaar.' Hier maakte hij een kokhalsbeweging en rochelde een vies geluid omhoog. 'Niets voor mij daar. Maar het bestaat wel. Altijd mooi zonnetje en dan met zijn allen rond de troon van God hangen, in de hoop dat de grote Heiland een keer een blik op je werpt. Been there, done that. Ik verveelde me rot!'
'En de hel dan?'
'Die bestaat ook.'
'Met grote ovens en vuurkuilen, of bestaat de hel uit de vele lagen zoals Dante deze beschreef.'
'Dante! Hmpf. Fantast! Die zou niet eens zijn eigen kleur ogen kunnen beschrijven als hij in de spiegel kijkt. Sprookjesverteller. Waardeloze PR, dat kan ik je wel vertellen. Bah.'
'Wat is de hel dan?' hield ik aan.
'Lekker warm,' grinnikte de duivel.
'Ja maar, moet ik mij zorgen maken?'
'Misschien een beetje.'
'Hoezo?'
'Zal ik het anders maar even uitleggen?' verzuchtte Satan.
'Graag.'
'Ik weet niet precies waar die onzin vandaan komt, maar ik vermoed dat het van onze zonnige heer in de wolkjes afkomstig is. Schijnbaar denken de mensen allemaal dat er je een hele eeuwigheid leed te wachten staat als je als zondaar in de hel terecht komt.'
'Dat is toch ook zo?'
'Welnee. God heeft dat fabeltje in de wereld geholpen omdat het daardoor lijkt alsof hij en ik samen werken. Of dat hij de baas over mij is. Onzin natuurlijk. Ik wil helemaal niets met dat heilige boontje te maken hebben.'
'Wie wel,' mompelde ik per ongeluk baldadig.
'Ja, wie wel,' ging de duivel door. 'Als je zondaar bent, ben je van harte welkom bij mij in de hel. Hoe gruwelijker je misdaden, hoe beter ik je kan gebruiken.'
Mijn oren klapperden. 'Watte?'
'Ja tuurlijk. Waarom zou ik de mensen straffen die de mensheid kwaad berokkenen. Hoe moordlustiger de moordenaar, hoe hoger hij in de hiërarchie van de hel terecht komt. Als je maar kwaadaardig genoeg bent, promoveer ik je wellicht nog eens tot duivel. En wiens ziel helemaal zo zwart als de nacht is, kan het in mijn rijk zelfs tot demon schoppen. Ik moet zeggen dat ik de laatste honderd jaar niet te klagen heb over de kwaliteit van mijn nieuwe werknemers.'
'Het… eh… ik… eh,' stamelde ik geschokt. Dit kon toch niet waar zijn? Beloningen voor hen die bij het leven zware misdaden begaan? De hele basis voor diverse wereldreligies wankelden op hun grondvesten en ik was de enige die ervan wist.
'Maar de rechtvaardigheid dan,' bracht ik uit.
'Daar doe ik niet zo aan,' gniffelde de duivel zelfvoldaan.
'Maar dat is toch niet eerlijk?'
'In jullie leventjes is toch zelden iets eerlijk? Bedenk even wie er heeft bedacht dat je eerlijk en rechtvaardig moet zijn. Inderdaad, dat was God. Diezelfde God die jullie heeft wijsgemaakt dat de hel een vreselijke plaats is en die de hele wereld heeft verteld dat ik door hem uit de hemel ben gegooid. De gevallen engel, yeah right.'
'Niet dan?'
'Nee joh, ik ben zelf weggegaan.'
'Maar al die afbeeldingen van de aartsengel Gabriël en het brandende zwaard en je zwarte vleugels dan?'
Van schrik en verbazing begon ik als vanzelf te tutoyeren, maar de gestalte voor mij besteedde er geen aandacht aan. Gelet op zijn verklaring zou hij een gezond gebrek aan respect ook wel toejuichen en won ik hiermee een extra stukje aanzien. Het duizelde mij behoorlijk, zo kunt u van mij aannemen. Overigens was er op de rug van de duivel geen zwarte vleugel te zien, maar ik meende mij in een flits een afbeelding te herinneren van een gevleugelde versie van de Gevallen Engel die daar zo kalm voor mij stond te praten.
'Dat is nu de grote, rechtvaardige God van jullie. En dan noemen ze mij een aartsleugenaar. Tsk.'
'Ik moet je bekennen dat ik dit wel een beetje schokkend vind. Eerlijk gezegd weet ik niet wat ik moet zeggen.'
'Zeg dan niks.'
'Waarom heeft u de mensheid hier niet op gewezen? Ben ik de eerste die het hoort?'
'Waarom zou ik dat doen. Zoals het nu gaat, krijg ik genoeg volk in mijn rijk om nieuw personeel uit te selecteren. Het is niet zo dat jullie aanmoediging nodig hebben om slecht te zijn.'
'Dat zal wel niet.'
'En soms vertel ik het wel eens. Zoals nu aan jou.'
'Ja, bedankt daarvoor!'
'Geen probleem, joh. Ik vond het overigens reuze gezellig, maar ik moest maar weer eens gaan.'
'Een plaag of ziekte verspreiden, neem ik aan,' dacht ik ijverig mee.
'Doe normaal man. Het is midden in de nacht! Ik ga lekker pitten.'
'Oh ja, dat is ook wel logisch,' erkende ik gul dat ook de duivel wel eens moet rusten.
'Nou, prettige nacht nog en tot na je dood,' sprak de duivel, waarop de onduidelijke rookslierten van zijn gestalte begonnen te vervagen.
'Hey ho! Duivel.. euh.. Satan!' riep ik uit.
'Wat?' sprak hij verstoord, terwijl hij weer iets meer vorm leek aan te nemen.
'Wat bedoelde u met "tot na je dood"?'
'Dat lijkt me eigenlijk wel duidelijk, he.'
'Nee, nee, niet duidelijk,' probeerde ik middels een ontkenning de dagende waarheid weg te duwen.
'Nou ja. Als jij dood gaat, kom je gezellig bij mij in de hel.'
De duivel klonk bijzonder vrolijk terwijl hij dit zo kalmpjes stelde. Een rilling schoot langs mijn ruggengraat omhoog en eindigde in een prikkelende hoofdhuid. Ik zou naar de hel gaan. Jeetje, dat was nogal wat om midden in de nacht op een plattelandsweggetje mee geconfronteerd te worden. In alle eerlijkheid moet ik bekennen dat het niet geheel als een verrassing kwam. Hoewel ik geen gruweldaden had begaan, kan toch ook niet gesteld worden dat ik een bijzonder godvruchtig bestaan achter de rug had. Niet alleen was het verschil tussen mijn en dijn niet altijd even duidelijk, maar ook stond mijn naam doorgekrast en wel in het adresboekje van menig dame, mijn ex-vrouw incluis. Met het idee dat het allemaal zo'n vaart wel niet zou lopen, had ik zonder mijn dood en een eventueel hiernamaals in gedachten te houden alle vruchten van het leven geplukt en daarbij meer dan eens de regeltjes en wetten van de kerk en overheid aan mijn laars gelapt. In de kroeg placht ik altijd te zeggen dat ik zeker en vast naar de hel zou gaan, voordat ik mij met een meegaande dame terugtrok op het toilet. Aan de hel dacht ik zeker niet wanneer ik weer eens een collectant van mijn erf afstuurde, maar nu op dit moment was ik mij er naar van bewust dat ik zeker niet als een meelevend, menslievend en gul persoon te boek zou staan. Terwijl ik in een flits het beeld van Ebenezer Scrooge uit de Muppet Show door mijn hoofd zag schieten, besefte ik dat het voor mij al te laat was om nog te veranderen. Ik zou zonder problemen deemoedig mijn hoofd voor het altaar kunnen buigen en smeken om vergiffenis, maar ik zou het nooit hebben kunnen menen. Misschien dat ik na de ontmoeting met de duivel bereid zou zijn om het bestaan van God te erkennen, maar ik zou hem nooit kunnen omarmen. Deze gedachten schoten als een bliksemschichten door mijn hoofd, terwijl ik Satan een beetje schaapachtig aan stond te kijken.
'Wat gaat er met mij gebeuren als ik in de hel kom?'
'Mooie administratieve functie, denk ik,' antwoordde de duivel.
'Administratief?'
'Ja. Om nou te zeggen dat je een heel slecht mens bent, nee. Maar je hebt het goed genoeg gedaan om bij mij te komen wonen.'
'Kan ik niet een wat mooiere rol krijgen dan administrateur?' vroeg ik geïrriteerd. Ik heb enige tijd geleden een wijl als administrateur bij een transportbedrijf gewerkt. Dat was al de hel op aarde, dus op hel in de hel zat ik niet zo te wachten.
'Is er niet iets met meer vrijheid en aanzien mogelijk?'
'Tuurlijk is dat mogelijk.'
Ik wist genoeg. Ik wenste de duivel een prettige nacht toe en schudde hem nog even de hand. Tenminste, ik ga ervan uit dat het zijn hand was, hoewel niet duidelijk was wat ik precies heb geschud. De duivel verdween in het niets en liet mij achter onder de stralende sterrenhemel met te veel gedachten en gevoelens om op dat moment raad mee te kunnen. Om mij heen kwam de natuur weer tot leven en de ban werd gebroken door het geluid van een brulkikker die schijnbaar gedurende het ganse gesprek zijn kwakende boeren had opgespaard. Terwijl ik het gevoel had dat zelfs mijn haar had gewapperd bij deze uitbarsting van kikkergeweld, barste ik in een zenuwachtige lachbui uit. Waarlijk, zelfs in mijn meest absurde en vreemde fantasieën had ik nooit kunnen bevroeden dat ik ooit nog eens aan een dergelijk eigenaardig gesprek zou hebben mogen deelnemen. Ik besloot het allemaal te laten bezinken, vooraleer ik iets met mijn vers vergaarde kennis zou doen. Mijn bed leek mij de juiste plaats, dus wandelde ik rustig terug naar huis. Verkwikt en voldaan door de frisse lucht viel ik vreemd genoeg meteen in slaap, niet gehinderd door de indrukken van mijn gesprek met Satan.
Ik schrijf dit verhaal nu in de middag. Buiten straalt een schitterende zon mijn studeerkamer binnen en ik zou bijna kunnen denken dat het voorval van deze nacht niets meer dan een droom was. Maar dat was het niet. Ik heb deze ochtend doorgebracht met overpeinzingen en ik ben tot een besluit gekomen. In onverwachte situaties moet je praktisch zijn en ik zie mijzelf als een verstandig man. Ik heb dan ook zojuist een ontslagbrief geschreven aan mijn werkgever en een afscheidsbrief aan mijn vrienden en kennissen. Ook mijn moeder en zussen krijgen een briefje. Achter mij staat mijn koffer al klaar, waarin ik voldoende kleding heb gestopt om het voorlopig even te redden. Ik zal mijn huisje wel missen en ook de ontspannen wandelingen door het prachtige landschap, maar ik besef terdege dat ik de juiste beslissing heb genomen. Het zal een lange reis gaan worden met een onzeker doel en einde, maar het zal het waard zijn. Misschien zal ik er aanvankelijk moeite mee hebben, maar ik twijfel er niet aan dat ook dit zal wennen. Als je iets maar vaak genoeg doet, kun je het uiteindelijk op routine redden. Daar vertrouw ik dan maar op. Ik wens u allen veel geluk en voorspoed toe, en dat u maar de juiste beslissingen mag nemen wanneer u op uw levensweg voor een dilemma wordt gesteld. Ook ik heb dat gedaan en ik ben er zeer positief over. Een leven op aarde duurt nu eenmaal minder lang dan een eeuwigheid in het hiernamaals en een man dient voor zichzelf de beste omstandigheden te creëren om in te leven. Ik zie het dan ook als een investering in mijn toekomst. En wie weet, misschien ga ik nog wel plezier beleven aan mijn nieuwe carrière als seriemoordenaar.
…
feedback van andere lezers- SabineLuypaert
mag ik zuchten van gepaktheid bij dit verhaal (smile) (ik denk dat ik vannacht ook lmaar een wandelingske waag, als dat zulke inspiraties oplevert :-d heb ik daar veel voor over zenne) GrimLord: Hahahaha.... jij zit op dit soort ontmoetingen te wachten? Welnu, mocht je de duivel tegenkomen, dan vormen we gewoon een internationale tweemans deathsquad.... ik afdeling Nederland, jij afdeling Vlaanderen... hahaha.. (blij dat het je kon bekoren, sluuke!) ;)
|