Volg ons op facebook
|
< terug
De Eenzaat.
Oostende. Hij noemt het 'zijn' stad. De plaats die hij dagelijks afschuimt in een zoektocht naar de zin van het leven. Een leven de naam amper waardig.
Het gevoel van nuchter zijn kan hij niet meer omschrijven. De laatste dag dat hij niet dronken was, weet hij zich al lang niet meer te herinneren. Het aantal black-outs telt hij niet meer.
Toch heeft hij nog heldere momenten. Net na het uitslapen van zijn dagelijkse roes. Die gebruikt hij dan om zijn hobby levendig te houden. Het zijn momenten waar hij schuil gaat in de virtuele wereld, het internet, met alle toestanden er omheen. Niemand kan hem daar raken, althans niet fysiek, en verbaal heeft hij lak aan alles en iedereen. In die heldere momenten noemt hij zich 'schrijver', en dit in de breedste zin van het woord.
Iedere keer gaat hij vol goede voornemens aan de slag maar vervalt even vlug in zijn dagelijks ritueel, het drinken. Elk glas resulteert in frustratiemomenten waarin zijn waanideeën de bovenhand krijgen. Eraan ontsnappen kan niet, het onder controle houden evenmin en na een paar glazen neemt zijn aandachtsdrang zulke proporties aan dat hij alle remmen overboord gooit en met niets of niemand nog rekening houdt. De duivel in hem neemt het over en zo verliest hij telkens weer de strijd in zelfbehoud en het respect naar anderen toe. Zijn haat, frustraties en walging van dit leven reageert hij af in zijn schrijven of als dit niet lukt in verwijten naar alles en iedereen die zijn vaarwater kruist.
Alles gebeurt in een waas. De dag van gisteren herinnert hij zich niet en dat hoeft ook niet voor hem. De dagelijks portie aandacht, positief of negatief, is de enige drijfveer om het leven door te komen. Dit en de onlosmakelijke dosis drank die hij in grote hoeveelheden tot zich neemt.
Dat hij irritant overkomt, beschimpt en uitgescholden wordt kan hem weinig schelen. Integendeel, hij geniet er van. Zo krijgt hij immers de aandacht die hem in het echte leven nooit ten dele valt. Het is voor hem de ultieme wraak naar de maatschappij toe. Naar een samenleving waar geen liefde voor hem is weggelegd en dit door eigen schuld. Zijn onbegrip en de verwerping door alles en iedereen in zijn naaste omgeving, maken hem tot een persoon die walgt van zichzelf en deze gevoelens doortrekt naar anderen toe.
De kroegen waar hij dagelijks komt, laten betijen. Hij heeft er geen vrienden en omdat hij in zijn hoekje blijft, kunnen de uitbaters er best mee leven. Zolang hij maar spendeert. Als ze merken dat het de verkeerde kant dreigt op te gaan, te gortig wordt en hij klanten lastigvalt, zetten ze hem gewoon buiten. Ze noemen hem dan ook niet voor niets…'Mister Trouble. De schrik van Oostende.'
Maar wat kan hem het schelen. Het is immers aandacht, de zo verlangende aandacht, en daar is het hem allemaal om te doen.
Hij is zielig en beseft het wel, maar het is machtiger dan hemzelf. De combinatie van drank en het pesten van al dan niet gewillige slachtoffers, bezorgen hem een dagelijkse roes waarmee hij best tevreden is. Dat hij velen daardoor kwetst zal hem worst wezen. Hem raken ze toch niet meer.
Toch begint het vele drinken méér en méér van zijn verkommerd gestel te eisen.
*
In zijn 'heldere momenten', die steeds minder vaak opduiken, weet hij zich amper te herinneren wat er de voorbije uren aan hem is voorbijgegaan.
Hij denkt dat er voortdurend telefoon voor hem is, maar het kan evengoed zijn, dat zijn benevelde geest hem parten speelt. Toch wijkt de gsm niet van zijn zijde, het mocht maar eens zijn.
Zijn laatste stop in de dagelijkse zoektocht naar troost, ligt zoals gewoonlijk in zijn favoriete kroeg. Diep verscholen in de achterbuurt van 'zijn' bruisende stad en ver verwijdert van de wereld die hij zo verafschuwt. De omgeving en hijzelf hebben er vrede mee, de waard van 'Het Pikante Kruid' ziet er geen graten in en profiteert ten volle van zijn onnavolgbare verslaving om er de nodige winst uit te slaan.
Het weinig vrouwelijk schoon dat aanwezig is in het donkerste etablissement van de hele buurt, gunt hem geen blik. Ze mijden hem als de pest, omdat eerdere confrontaties hun nog te vers in het geheugen liggen. Vuil Tuurke noemen ze hem, en dit slaat niet op zijn kledij alleen.
In zijn hoekje bij het raam ontgaat hem niets. Elk nieuw gezicht die de kroeg binnenkomt, laat hem heel even opkijken. Net lang genoeg om in zich op te nemen of het geen vrouw is die uiteindelijk een van zijn volgende prooien zou kunnen zijn.
Geduldig als een spin wacht hij af. Hij heeft immers al vele 'slachtoffers' weten strikken via de internetwereld. De plaats waar hij de werkelijkheid naar zijn wensen weet aan te passen, waar een griezelige oude man zich kan voordoen als jonge verleidelijke knaap.
Keer op keer laten er zich vangen omdat hij weet hoe het spel te spelen. Want vergis je niet, achter dit miezerige uiterlijk gaat een personage schuil die weet wat de wereld te bieden heeft, maar beseft dat op de gewone manier geen kruimeltje voor hem te rapen valt.
Sluwheid is zijn wapen om het nodige aandachtsgevoel bij gewillige prooien aan te wakkeren. Het 'zielig zijn' gebruikt hij dan weer om meelijwekkend hun charme te winnen en voor even het genoegen van hun gezelschap te smaken.
Dat het nooit een lang leven beschoren is, zal hem worst wezen. Enkel het idee dat hij er één weet te strikken is voor hem voldoende. Even de aandacht die hem ten dele valt, weet zijn ego zo te strelen dat hij eventjes het drinken kan vergeten. Tot ze hem doorhebben natuurlijk.
Het rookgordijn trekt dan langzaam op. Zijn ware verachtelijke aard neemt het over en wakkert vlug het wantrouwen van de al dan niet toevallig gekozen prooi aan. Zij weet zich even later bedrogen en hij geniet.
De scheldtirades die er meestal op volgen neemt hij voor lief. Die maken voor hem gewoon deel uit van het hele spel.
Soms vallen er klappen, maar ook dat kan hem niet deren. Hij incasseert en kruipt nog wat dieper in zijn duistere wereld. Daar geniet hij dan na van zijn kortstondige overwinning tot langzaam maar zeker zijn zelfmedelijden weer de bovenhand krijgt en het aantal lege glazen zienderogen stijgt.
Niemand die er nog enige aanstoot aan nemen wil, zelfs de waard niet. Hij heeft hem nooit anders gekend, en had het einde van weer eens een confrontatie zo kunnen voorspellen. Hij weet dat er nauwelijks kwaad in Tuurke schuilt en tolereert dan ook heel veel van hem.
Ja, hij is één van de weinige die zijn ware naam mocht weten, want in zijn stad gaat hij door het leven als 'Trouble'. Dat is zijn roepnaam en verschaft hem een identiteit.
De waard voelt als geen ander wanneer hij ingrijpen moet en ziet aan al zijn bewegingen hoeveel drank hij nog geven mag. Hij weet als enige waar hij woont en brengt hem al eens huiswaarts als hij merkt dat Tuurke het besef van zijn aards bestaan aan het verliezen is.
Hij heeft er ooit nog aan gedacht om hulp in te roepen. Zodat Tuurke weer vrede met zichzelf en de omgeving kon krijgen. Héél even maar, in het besef wat een gewin hij zou mislopen mocht één en ander weer een normale wending nemen.
Zolang hij spendeert, is hij welkom. Dat is de harde realiteit die zijn stad hem dagelijks aanbiedt. Niemand maakt zich zorgen of kijkt naar hem om, in de hoop dat hij ooit uit zichzelf verdwijnen zal. Met dit verdwijnen zou het rustiger worden, maar het gemis zou groter zijn dan zijn dagelijkse aanwezigheid.
Plots staat Tuurke op en waggelt langzaam, het hoofd diep in zijn kraag, de kroeg uit en het duister in. Het verhaal van zijn leven dus. De avond zit erop, en ook de kroeg kan dicht. Hij was de laatste klant, en niet van de minste.
'Tot morgen Tuurke', roept de waard hem nog na, en even later gaan ook daar de lichten uit.
De eerste straatvegers zijn al in de weer als Tuurke verwoedde pogingen onderneemt om de deur van zijn bouwvallig krot te openen. Het even later opgeeft en neerzijgt in het portaaltje om zijn roes uit te slapen. Een verdwaalde hond komt nog even snuffelen, kruipt warm tegen hem aan en neemt de geluiden van een ontwakende stad in zich op. Even maar, en daarna is het stil. Beiden hebben de nacht doorgedaan, de nodige aandacht gekregen en zijn zich van geen kwaad bewust.
*
Het is laat in de middag als hij ontwaakt en zich één ogenblik slaapdronken afvraagt, waar hij zich bevinden zou. Een zucht van opluchting ontsnapt zijn schorre stem als hij merkt dat hij deze keer toch het portaal van zijn schamele woning heeft gehaald. Nog net ziet hij vanuit zijn ooghoek een mormel wegvluchten en de warme vlek op zijn versleten broek, getuigt van het weinige respect van dit toevallig gezelschapsdier. Zijn vloek binnensmonds gaat langzaam over in een mompelende klaagzang, terwijl zijn poging om de deur te openen deze keer wel lukken wil.
Ondanks de verkrotte aanblik buitenaf, blijkt de woning aan de binnenzijde best leefbaar te zijn. De verdufte walm, geuren van een verstopt toilet deren hem al jaren niet meer en neemt hij voor lief.
Wat zou het immers, in de weinige uren dat hij inhuizig is sluit hij zich op in die ene kamer die 'zijn' verdoken wereld is. Hier is hij in controle en meester van zichzelf!
In die momenten komt de schrijver, die naam amper waardig in hem naar boven. Stuurt hij verwensingen en hatelijkheden via het Internet de wereld in, met als enig doel de broodnodige aandacht waar hij naar snakt, zijn deel te maken.
Meer nog dan zijn dagelijkse portie drank, zijn die paar heldere uren van uitzonderlijk belang voor hem. Zonder die uitlaatklep, waar hij zijn frustraties bot kan vieren, had hij er al lang de brui aangegeven.
Dit, en één liefde die voor hem onbereikbaar is, zorgen ervoor dat hij elke dag toch nog even door wil gaan. Dat hij toch nog de moed kan opbrengen om een weinig voedsel tot zich te nemen, net genoeg om te overleven en zien wat morgen brengt. Het getuigt van nog enige levenswil en hoop op beter.
Ooit heeft Tuurke wel liefde gekend, stond zelfs op het punt de huwelijksgeloften af te leggen om met haar door het leven te gaan.
Helaas, zijn vele drinken, gevolgd door de onvermijdelijke driftbuien, deden haar tijdig inzien dat een samengaan nooit tot de mogelijkheden behoorde.
Na weer één van zijn nachtelijke escapades, vond ze het welletjes, schreef de woorden 'het ga je goed', en verdween uit zijn leven. Sindsdien dwaalt hij elke avond de straten af, in de hoop 'zijn' Annemie terug te zien. Ondanks alles.
Een foto heeft hij niet meer, en door het vele drinken wazigt het beeld dat hij van haar onthouden heeft. Elke dag neemt zijn vrees dat zij voorgoed uit zijn geheugen verdwijnt zulke vormen aan, dat die angst hem bij de keel grijpt. Eraan verhelpen kan niet, het is gewoon machtiger dan hemzelf. De drank biedt soelaas, het verzacht zijn verdriet. De enige zekerheid dat dit leven hem nog bieden kan.
Toch is er één ding dat hij niet vergeten kan, en dit is haar alles vertederende stem. Het is zelfs zo erg geworden, dat hij in elke vrouwenstem de zachte woorden hoort die zij hem ooit toegefluisterd heeft.
Hun uiterlijk maakt niets uit, voor hem zijn ze allen 'Annemie', de enige die ooit een dosis begrip voor hem kon opbrengen.
Hij vond haar via het Internet, legde contact en het klikte meteen. Zij kon luisteren, en met zachte hand trachtte zij het drankprobleem dat hem verteerde, stelselmatig af te bouwen. Ze overlaadde hem met aandacht, zodat zijn drang om uithuizig het nodige vertier te zoeken, bedwongen werd en dit alles leek te slagen tot zijn moeder zwaar ziek haar bed moest houden.
Tuurke had zijn moeder in huis genomen na een zwaar verkeersongeval die zij en haar man overkomen was. Na haar herstel zorgde ze voor hem en aanvaardde met lede ogen hoe hij steeds meer van zijn omgeving vervreemde. Zij zag hem elke middag die vreemde kamer intrekken en de verwilderde blik waarmee hij de nacht indook. Het bezorgde haar ijskoude rillingen.
Na het vertrek van Annemie was haar levenswil gebroken. Zij dacht dat haar taken bijna volbracht waren, dat ze hem met een gerust gevoel kon overlaten aan de zorgen die Annemie langzaam van haar aan het overnemen was. Zij voelde het goede in haar en putte er kracht uit om nog even door te gaan. Tot zij verdween en iets in haar knakte. Een paar weken later was zij niet meer. Tuurke verloor weer een gevecht.
Na haar begrafenis, verloederde hij zienderogen. In zijn ogen overheerste nu 'de haat'.
Haat naar de wereld en in het bijzonder naar vrouwen toe. Hij legde immers de schuld van zijn moeders overlijden bij Annemie en trok dit door naar al het vrouwelijk schoon dat zijn pad nog kruisen zou.
Door haar toedoen was een stuk zekerheid uit zijn leven verdwenen. Zij had zijn toeverlaat de dood ingejaagd en op haar graf beloofde hij, zichzelf nooit meer te hechten aan één enkele vrouw. Een belofte, die hij tot op de dag van vandaag nog altijd weet te houden. Hoe zwaar het hem soms valt. Het is zijn haatliefde gevecht, en winnaars zijn er niet.
Hij weet ze te vinden, en stoot ze dan af. Dit en de drank, daar leeft hij nog voor.
*
Al zo vaak dacht hij eraan dit aardse leven te laten voor wat het is. Er gewoon uitstappen en hopen dat er voor eenzaten zoals hem ergens nog een tweede kans voor het grijpen ligt. Die kans zou hij met beide handen aannemen in het volle besef dat hij beter kan en heel wat meer in zijn mars heeft dan enkel de afschuw die hem nu ten dele valt.
Het touw hangt al jaren klaar. De stoel er nog steeds onder, maar het vergt moed om jezelf zo te bevrijden, en daar ontbreekt het hem aan. Hij is een zwakkeling en dat bewijst die wankele, bestofte stoel hem vaak genoeg.
Het zou een hele verademing zijn, en niet in de eerste plaats voor zichzelf. De stemmen in hem zouden eindelijk verstommen. De haatgevoelens neemt hij dan mee.
Hij beseft dat de wereld zonder hem kan, maar hij nog niet zonder deze wereld. Hij is niet klaar met het spuien van hatelijkheden naar alles en iedereen toe. Hij geniet ten volle van het negatieve rond zijn persoon en blijft zich wentelen in die poel van zelfmedelijden.
Toch is Tuurke de laatste maanden rustig geworden. Zijn heldere momenten duren langer en 'de stemmen' lijken een zachtere toon aan te nemen. Hij negeert ze, met wisselend succes. Gaat er minder vaak op in, tot één of andere gebeurtenis hem weer de pedalen laat verliezen en zijn hoop dat ze ooit helemaal verdwijnen, wordt tenietgedaan.
Maar niet vandaag, hij is er namelijk in geslaagd om een nieuwe afspraak te versieren. Weliswaar op zijn onnavolgbare, geniepige manier, maar dat maakt de 'eerste-fase' roes er niet minder om.
Een paar dagen terug had hij haar via het Internet aangeschreven, en al vrij vlug wist hij haar te overhalen een foto en telefoonnummer door te sturen. Hij schrok van de gelijkenis met zijn verdwenen Annemie. Zelfs haar stem klonk even zacht en even flakkerde het vuur van de hoop weer aan.
Stom natuurlijk, dat hij zo gefascineerd blijft door een onbereikbaar droombeeld, maar hij kan er nu eenmaal niet aan weerstaan. Het is hem gewoon te machtig.
De haat liefde verhouding, die hem enerzijds zijn ondergang voor ogen houdt, en aan de andere kant nog een weinig hoop voorspiegelt. Hij baalt ervan.
Het verleidt hem steeds weer, en hij is te zwak om er tegenin te gaan.
Een foto terugsturen durft hij niet, dit heeft hij met een smoes weten af te wimpelen. Hij weigert zich bloot te geven, net omdat hij de haat in zijn ogen niet verbergen kan. Hij vreest dat zijn nieuwe afspraak hem daar weer gaat op afwijzen en hoopt stiekem, dat in het duister van hun eerste ontmoeting, dit te vermijden valt.
Hij wil zo graag bewijzen dat hij anders kan zijn, dat er nog enig goeds in hem schuilen zou.
Als hij dan in de oude spiegel staart die boven zijn bureau hangt, waar de lijnen van het gebarsten glas zijn gezicht netjes in twee verdelen, slaakt hij een zucht en weet dat het wéér gedoemd is om te mislukken. Dat vooruitzicht laat zijn bloed koken en maakt de cirkel gewoon weer rond.
De spiegel geeft perfect zijn persoonlijkheid weer. Gespleten en heel gevaarlijk waar de stukjes ontbreken. De barsten vervormen dan wel het beeld, erachter verscholen ligt nog steeds zijn ware aard. Nu nog herinnert hij zich het waarom van die barsten.
De avond dat zijn moeder overleed sloeg hij beide vuisten stuk op zijn eigen spiegelbeeld. Zijn woede uitbarsting toen trok een spoor van vernieling door heel de woning, en tot op vandaag is daar nog niets aan veranderd.
Toch wil hij nog éénmaal de uitdaging aangaan. Hij geeft zich nog die ene kans om zijn leven weer op het juiste spoor te brengen.
De afspraak in 'Het Pikante Kruid' is tot in de puntjes geregeld. De duisternis van de kroeg, verscholen achter het lichtspel van theelicht kaarsjes, moeten de waan verschaffen dat aan haar overzijde een man van de wereld zit.
Hij creëert een illusie, dat wel, maar zo is zijn leven ook. Het komt er enkel op aan die levensecht te maken. Dat is zijn enige betrachting nu. Hij denkt daarin te slagen, het moet gewoon!
Zij woont in zijn omgeving, maar ook dit heeft hij haar wijselijk nog even verzwegen. Alle details zou hij op de afspraak vertellen, wist hij te overtuigen.
Het belet hem niet om haar al een paar dagen te schaduwen.
Verdoken in haar buurt, wacht hij tot ze buitenkomt, observeert haar doen en laten.
Hij wil weten waar ze winkelen gaat, of ze kroegen mijdt maar bovenal, of er iemand in haar leven is. Want nog een keertje falen kan hij niet méér aan.
Het is dus nu of nooit, verzinkt Tuurke in gedachten, terwijl hij de stofvod nog een laatste maal over 'de stoel' laat gaan.
Hij heeft net een nieuw touw gehangen en het oude als relikwie netjes opgeborgen in de onderste schuif van zijn enig overgebleven kast. Deze keer is het menens voor hem, hij neemt de kamer nog even in zich op, en ziet dat alles er klaar voor is.
Als deze avond voor hem, wéér op een fiasco uitdraait, dan is de wereld morgen van Tuurke verlost.
Vastberaden trekt hij zijn versleten jas aan, opent de deur en trekt met een angstig gevoel de duistere nacht in. Zijn hoop en vertrouwen is even terug maar of dit hem de nacht doorhelpt zal moeten blijken.
*
Het leek een eeuwigheid te duren om enig zicht te krijgen op de situatie waar hij nu weer in verzeild is geraakt. Minutenlang was hij al aan het staren naar een hagelwit plafond met vier heldere lampen, en pas nu drongen de eerste geluiden langzaam tot hem door.
Hij wordt steeds nerveuzer, en daar zijn al die pieptonen voor een groot deel schuldig aan.
Dat hij zich niet thuis bevindt is ondertussen wel tot hem doorgedrongen. Maar wat er aan de hand is ontgaat hem nu even helemaal.
Hij durft niet bewegen, weet zelfs niet of hij dit kan, maar spant zich in om de gebeurtenissen van de voorbije dagen weer voor ogen te halen. Het lijkt immers of een deel van zijn geheugen naar de achtergrond is verdrongen.
In de nabije omgeving weerklinkt hilariteit, gevolgd door een klaterende schaterlach en vrijwel meteen dwalen zijn gedachten naar een punt, waarvan hij denkt dat het daar ergens fout is gegaan.
Hij weet zich vaag zijn afspraak voor ogen te halen met de lieftallige Marianne. Ook flarden van hun stroef verlopen gesprek flitsen door zijn verwarde geest, tot aan het beeld van haar vlucht naar buiten, de druilerige motregen en even verder stopt dit alles in een waas waar niets meer te ontwaren valt.
Zijn kurkdroge mond en zijn steeds maar erger wordende beven, bevestigen langzaam maar zeker wat hij eigenlijk al aan het vermoeden was. Dat hij weer niet aan de verleiding is weerstaan en meer dan waarschijnlijk zwaar is doorgezakt.
Of dit voor, tijdens of na de ontmoeting met Marianne was, is helemaal uit zijn geheugen verdreven. Hij vreest dan ook het ergste, want het beeld van haar weglopen is op zijn netvlies gebrand, rest hem enkel nog de vraag waarom, en wanneer.
Hij weet nu ook waar hij zich bevindt, en beseft de ernst van zijn weer eens uit de hand gelopen escapade. De enkele keren dat hij zich tot de rand van het comateuze bedronken had, namen ze hem telkens in het plaatselijke ziekenhuis op. Hij realiseert zich, dat dit nu ook weer het geval moet zijn en de angst dat het totaal misgelopen is met Marianne, neemt zienderogen toe.
Hij wil hier weg, moet hier weg, maar wenst daarvoor niet te wachten tot één of andere kwakzalver hem nog maar eens de levieten komt lezen. Het hele verhaal van hoe gevaarlijk dat drinken naar de toekomst toe kan zijn wenst hij niet nog een keertje te horen.
Dit heeft hij allemaal al gehad, en wat moet je met een toekomst waar je niet eens een leven in het heden hebt, als je dagelijks de hel verkiest! Verloren moeite, lijkt het hem.
In de achtergrond zijn ze hem nu ongetwijfeld aan het uitlachen en besluit, als de geluiden verstommen hier zo vlug mogelijk de benen te nemen.
Tuurke weet het infuus, dat ze hem telkens steken bij opname maar al te goed zitten. Hij verwijdert het in een handomdraai, en van zodra het stil is, heft hij zijn hoofd om de kamer in zich op te nemen.
Een stekende pijn is het gevolg, maar ook dit is niet nieuw. Ook dat gevoel herkent hij maar al te goed. Hij wil nu op zoek naar kledij, die aantrekken en hier buitenvluchten.
Hij is alleen op de kamer, dat is een meevaller, en na nog wat draadjes van de hartmonitor verwijdert te hebben, onderneemt hij een poging om recht te staan.
Hij zakt onmiddellijk terug en realiseert zich dat het drankgebruik overdadig moet geweest zijn, besluit een paar tellen te wachten en het straks nog eens te wagen.
Intussen neemt hij de tijd om de kamer in zich op te nemen, merkt in de hoek een klein tafeltje, waarop een vaas met één enkele roos de aandacht trekt. Het is niet zozeer het vaasje, dan wel de lichtblauwe envelop die zijn nieuwsgierigheid weet te wekken. Zijn nieuwsgierigheid is altijd moeilijk bedwingbaar geweest en dat is nu niet anders. Een paar tellen later leest hij 'zijn naam' in sierlijke letters op de gesloten envelop.
Met trillende handen scheurt hij deze voorzichtig open en merkt dat de inhoud door Marianne geschreven is.
Gelukkig heeft hij de draadjes van de hartmonitor al verwijderd, anders was deze zeker in alarmfase gegaan. Zo hard voelt Tuurke op dit moment zijn hart in overslag.
Zijn hoofdpijn die hem zo even nog pijnigde, ebt langzaam weg terwijl hij woord voor woord de inhoud van het schrijven in zich opneemt.
Hij slaakt even later een diepe zucht en sluit enige ogenblikken de ogen. Hij voelt ze vochtig worden en kan zich geen tijden meer herinneren wanneer dit nog het geval is geweest.
In zijn diepste wanhoopperiode blijkt er dan toch nog een sprankeltje hoop voor hem weggelegd. Marianne wil immers een nieuwe afspraak en zal daar de reden van haar weglopen uit de doeken doen. Dit is wat Tuurke kan opmaken van haar uitleg die ze in deze brief naar hem doet.
Toch roept dit vragen bij Tuurke op. Hij heeft geen flauw idee wat er die avond is misgegaan maar beseft dat alle bruggen nog niet zijn opgeblazen.
Dat hij zich het lazarus gedronken heeft, staat als een paal. De hoeveelheid laat een vermoeden van immense teleurstelling doorschemeren. In die toestand kent hij immers geen grenzen. Het waarom is niet zo duidelijk.
De volgende afspraak is morgenavond al, dus komt het er nu op aan hier zo snel mogelijk te verdwijnen. De schade in 'Het Pikante Kruid' gaan opnemen, en vooral hopen dat zijn wanhoopsgevoel enigszins minderen gaat.
Het touw en de stoel thuis, kunnen nog wel even wachten. Maar dan moet het nu wel snel verkeren want véél klappen kan hij niet meer aan!
Het is aardedonker wanneer hij de bezoekeruitgang neemt en door de drukte is er niemand die hem vragen stelt. Het lijkt wel of hij niet eens bestaat, maar dat is dan ook het verhaal van zijn leven. Aanwezig zijn maar nergens bijhoren. Schrijnend, maar o zo waar.
*
Duisterder dan ooit lijkt het wanneer hij zijn vertrouwde kroeg, 'Het Pikante Kruid' wil binnengaan. Dit slaat niet alleen op het nachtelijke uur, maar tevens op de gemoedsrust waarmee hij het laatste paar uren rondloopt. De onzekerheid die langzaam aan hem vreten gaat.
Het ziekenhuis buitenglippen kostte amper moeite, de confrontatie die hem straks wacht, heel wat meer. Hij vreest het onbekende, is altijd zo geweest. Dingen waar hij geen controle over heeft, mijdt hij normaal gezien als de pest.
Waarom hij deze keer wel die uitzondering maakt, blijft spoken door zijn hoofd. Een zinnige verklaring is er niet, maar iets laat hem voelen dat hij deze ontmoeting niet uit de weg mag gaan.
Marianne laat hem aan iemand denken. Haar jeugdig uiterlijk was het eerste wat opviel toen hij haar een tijdje terug gadesloeg. Een verschijning die deze keer, niet het altijd aanwezige minachtinggevoel tegen vrouwen bij hem opriep. Dit intrigeerde hem wel.
Ze heeft iets geruststellend, en het gesprek vanavond zal ongetwijfeld heel wat onzekerheid wegnemen.
Nooit zou hij twee keer voor een vrouw opgedaagd zijn, nooit, maar voor haar doet hij het wel. Hij kan de verleiding niet weerstaan, en elke minuut die voorbijglijden moet, maakt hem nerveuzer dan ooit voorheen.
Hij stapt zijn kroeg binnen, schuchter, het hoofd diep gebogen, in de hoop dat hij niet het spottende mikpunt van de aanwezige klanten wordt. Zijn schaamtegevoel is alleen maar toegenomen door de recentste uitspattingen. Maar hoongelach was daarvoor ook al een constante. Veel verschil maakt het dus allemaal niet zo uit.
De waard wenkt en wijst hem een voor de gelegenheid gereserveerd plaatsje achterin de zaak aan. Tuurke sloft erheen en merkt dat er een fles van zijn favoriete cognac verleidelijk staat te wezen.
Terwijl hij het zich makkelijk maakt, toogt de waard weer aan het werk.
Het hart klopt in zijn keel, alles giert van de zenuwen en even slaat de macht der gewoonte weer toe. Zijn handen grijpen de fles cognac en staan op het punt een glas tot boven toe te vullen. Toch stopt hij, weerstaat de verleiding en schroeft de fles weer dicht. Het besef dat dit vanavond echt niet kan, is groter dan de drang om in falen te hervallen.
Het delirium van een paar dagen terug indachtig, doet hem wijselijk een gewone koffie bestellen.
Tuurke bleef al die tijd zo in gedachten verzonken, dat hij zich niet realiseert al een hele poos naar een pakje te staren. Lichtblauw papier, net als die envelop in het ziekenhuis, en weer vreest hij het ergste.
Zijn trillende vingers hebben het moeilijk om de omhulling van het pakje te ontrafelen. Het onthult een houten kistje en iets fluistert hem toe, dat hij dit ooit al eerder heeft gezien. Hij weet alleen niet meer waar.
Weer even wenkt de verlokking, van het voor hem zo bevrijdende vocht, maar nogmaals pareert hij de drang en focust zich nu ten volle op wat het kistje voor hem verborgen houdt.
Bij het openen merkt hij eerst een briefomslag, gevolgd door een stapeltje foto's die bijeengebonden zijn met een kleurig lintje. De brief die zich in de envelop bevindt vouwt hij langzaam open, en heel even nemen zijn ogen het sierlijke handschrift in zich op. Nog één korte aarzeling, de twijfel van wat nu eerst te doen, laat hem besluiten zich toch aan lezen te wagen. Hij neemt een laatste slok van zijn koffie, kijkt nog even schuw om zich heen, en laat dan zijn ogen rustig over het helderwitte papier dwalen.
Minuten verlopen, en Tuurke zijn gelaat is grauwer aan het worden. Zijn vrees dat het weer mis zou lopen, is enerzijds gegrond, maar wat hij nu te lezen krijgt, tart alle verbeelding.
Marianne blijkt negentien jaar jong te zijn, wat natuurlijk haar jeugdig uiterlijk verklaart en ook de reden waarom Tuurke belangstelling voor haar heeft. Hij schuimt het Internet voordurend af naar jonge, onschuldige, maar vooral gewillige slachtoffers, en dit was bij haar niet anders.
Toch is het niet Marianne die de brief neergepend heeft, o nee, en dit doet Tuurke nu even duizelen.
Het is een schrijven van Annemie. 'Zij', die hem twintig jaar geleden had laten zitten om redenen waar hij nu nog dagelijks mee te kampen heeft.
De drankzucht toen, heeft hij vandaag nog steeds niet onder controle en de mededeling die hij verder in de brief te slikken krijgt, laat hem onherroepelijk de dop van de fles schroeven en deze in één flinke teug voor een kwart ledigen.
De brief is één groot verwijt aan zijn adres. Vragen, van waar hij het lef haalt om zoiets aan te vangen.
Annemie verklaart, dat ze er kan mee leven wat hij haar twintig jaar geleden heeft aangedaan. Dat ze daar overheen was, maar nu niet nutteloos kan toekijken hoe hij weer eens een jong leven dreigt te vernietigen. Vooral dit leventje niet.
Ze heeft hem al die jaren blijven volgen, besluit ze, in de hoop dat hij zich ooit herpakken zou. Uiteindelijk de moed opgegeven en er zich bij neergelegd. Het stapeltje foto's dat ze hem nu toestuurt, is voor haar 'de' definitieve breuk met het verleden.
Haar laatste wens naar hem toe is, dat hij Marianne met rust wou laten en dat ze bereidt is heel ver te gaan om te voorkomen dat hij haar ook kapotmaken zou. Ze zou hem wel vinden, en alleen god weet waartoe ze dan in staat zou zijn.
In haar laatste zin uit ze de wens dat het nooit zover hoeft te komen, want op echte moederliefde staat nu eenmaal geen grens.
*
Zijn 'bevrijding' is er uiteindelijk gekomen. Weg van dit aardse bestaan en verlost van zijn onbedwingbaar haatgevoel, kan 'zijn' stad opnieuw opgelucht ademhalen.
Weinige zullen er een traan om laten, het gemis van Tuurke zal enkel voelbaar zijn door de mindere inkomsten van zijn favoriete kroeg, 'het Pikante Kruid'. Dit was altijd zijn tweede thuis geweest. Hij was er welkom door zijn geld, want al bij al was Tuurke een welgestelde man.
Het verwaarloosde uiterlijk, en zijn tot op de draad versleten kleding, lieten iedereen in de waan dat hij gewoon één van de vele schooiers in deze buurt was. De waard wist wel beter.
Tuurke had hem ooit in vertrouwen genomen en verteld over de erfenis na de dood van zijn moeder. De waard kreeg van hem maandelijks een aanzienlijk bedrag, in ruil voor een dagelijks plekje en onbeperkt drankgebruik. Elke dag was zijn hoekje, dichtbij de haard, voorbehouden. Tuurke en zijn vrouwelijke scharrels konden er ongestoord hun gang gaan, grotendeels ontrokken aan het oog van toevallige tooggangers, terwijl hijzelf een uitzicht over de hele kroeg behield.
Hij was dan ook één van de weinige aanwezigen op de uitvaartdienst die over enkele ogenblikken van start zou gaan.
Vooraan stond een witte kist, wat verbazing en gefluister opwekte. Maar zo was Tuurke nu eenmaal, choqueren was zijn tweede aard en zelfs na zijn dood slaagde hij daar nog in.
Twee witte anjers op de kist, wekten een vermoeden dat iets of iemand in zijn duistere verleden, toch enige genegenheid voor hem wist op te brengen. Ze waren samengebonden met een lichtblauw lintje. Dezelfde kleur als het pakje van een paar dagen terug, wist de waard zich te herinneren.
Die bewuste nacht, waar Tuurke voor het laatst 'zijn' hoekje in beslag genomen had, lag hem nog vers in het geheugen. Wat rustig en kalm begonnen was, is uiteindelijk uitgedraaid tot je reinste nachtmerrie.
Hij had Tuurke stiekem gadegeslagen en het almaar toenemende angstgevoel in zijn ogen bemerkt. Hij zag ook de fles cognac zienderogen slinken, en besloot als het wat rustiger werd even met hem te gaan praten. Had hij dit maar eerder gedaan, verweet hij zich nu.
Door de drukte was hij hem daarna een tijdje uit het oog verloren, zodat hij nog altijd niet weet wat er zich die laatste minuten precies afgespeeld heeft.
De plas bloed waar hij Tuurke later in terugvond was aanzienlijk groot. Hij lag op zijn zij, en het leek wel of zijn blik in een bevroren glimlach gegoten was. Het had iets vreedzaam, toch was het allesbehalve dat.
Op de foto, die zijn handen omklemden, stonden twee lieftallige vrouwen. Een jonge deerne en een vrouw van rijpere leeftijd. Achterop stonden de namen Annemie en Marianne in een sierlijk handschrift neergepend. Ook de woorden 'laat ons in godsnaam met rust', en dit maakte de zaak er niet minder bizar op.
De waard had alles weggenomen, hij wou helemaal geen gedoe met de autoriteiten en hoopte zo een heleboel lastige vragen te vermijden. Het houten kistje, de brief en foto's heeft hij later die avond in het haardvuur opgestookt.
Het mes in de buikholte liet hij zitten, zich afvragend of Tuurke zelf, of anderen het daar gestoken hadden. Een vraag die hij niet beantwoorden kon, door de toegenomen drukte en het daarbij gepaard gaande werk.
Toch had hij zijn vermoedens. Maar hield die wijselijk voor zich. Na het sluiten van zijn kroeg, heeft hij alles wat hij Tuurke die avond ontnomen had, rustig doorgenomen. Toen later de likkende vlammen het hele zootje opbranden, kon hij zowaar de verborgen link met zijn luguber verleden leggen.
Tuurke had dus liefde gekend, er zelfs een dochter aan overgehouden en al die jaren wist hij van niets. Dat hij zijn eigen dochter wou verleiden, werd hem in die brief méér dan kwalijk genomen. Het was een brief vol dreigementen als hij het zou wagen om door te gaan met de geplande afspraak die avond.
Hij werd erin aangemaand om deze af te bellen op bijgevoegd nummer, of één en ander zou dramatische gevolgen kennen.
Dramatisch is het geworden, maar niemand had ook maar iets gemerkt. Heeft Tuurke de hand aan zichzelf geslagen, of kreeg hij daarbij enige hulp. De mensen die daar het antwoord op kennen, bevinden zich achterin de kerk, weet de waard, en nog wel meer.
Twee, zwart gesluierde dames, zitten rustig naast elkaar en volgen de afscheidsdienst van Tuurke. Ze blijven niet helemaal tot het einde, maar kort ervoor verlaten ze arm in arm het kille kerkgebouw en wandelen rustig het miezerige Oostende in.
Tuurke is niet meer, en het enige dat om hem huilen moet, lijkt wel de stad te zijn die hem nooit in zijn armen sloot.
*
Het is nu dag op dag een jaar geleden dat Tuurke tragisch aan zijn dood gekomen is. Annemie weet dit maar al te goed, en niet in de eerste plaats door de geleverde briefomslag deze morgen.
Een deurwaarder had aangebeld met de mededeling een aangetekende zending bij zich te hebben van ene overleden heer, Canule Arthuur. Hij vroeg haar om te tekenen voor ontvangst, wat ze deed, en bevend nam ze de vaalgrijze envelop in ontvangst.
Het duizelde haar. Ze is namelijk één van de weinige die weet waar die naam voor staat. Het is de naam die Tuurke zorgvuldig vermeden had in zijn voorbije leven. Hij haatte hem gewoon, en zou er zelden mee naar buiten gekomen zijn. Het feit dat deze nu te lezen staat op een grijze briefomslag, belooft weinig goeds
Die naam deed Tuurke altijd huiveren, weet ze nog. Het herinnerde hem aan de bullebak die zijn vader ooit is geweest.
Steenrijk waren ze, de familie Canule, maar niet gelukkig. Tuurke heeft nooit goed met zijn pa kunnen opschieten. Hij was de zwakkeling van het gezin, werd weggestopt in internaten en uiteindelijk helemaal verstoten. Hij maakte de familie zo ten schande, dat ze op een gegeven moment overwogen hem te onterven.
Een nooit opgehelderd tragisch auto-ongeval, ontnam hen de nodige tijd om die stap uit te voeren. Zijn vader was op slag dood en moeder nam hij na een lange moeizame revalidatie in huis om voor te zorgen.
Toen ze uiteindelijk beter was, bleef ze noodgedwongen en probeerde hem vergeefs op het nuchtere pad te houden.
Het 'grote huis' en de landerijen werden verkocht, en al dat geld kreeg Tuurke toegestopt. Hij was een welgestelde man, in tegenstelling tot wat zijn krotwoning liet uitschijnen.
Toen ze samen was met Tuurke, had Annemie zeeën van tijd om één en ander uit te pluizen. Tijdens zijn nachtelijke drinkescapades, terwijl mamalief lag te slapen, kon ze rustig papieren doorsnuffelen om zich zo een inschatting te vormen van de rijkdom die Tuurke bezat.
Het was ook tijdens die nachten dat ze de nodige plannen smeedde om een deel van die weelde haar eigen te maken.
Meermaals, terwijl hij zijn roes aan het uitslapen was, nam ze kleine geldsommen uit zijn portefeuille weg. Ze is er bijna zeker van dat Tuurke dit nooit geweten heeft.
Maar dit was niet het enige wat ze in die nachten beraamde en ze huivert nu nog terwijl ze daaraan terugdenken moet. Haar werk als hoofdverpleegster, in het ziekenhuis waar Tuurke zo vaak in comateuze toestand opgenomen werd, kwam haar daarbij heel goed uit.
Angstig opent ze de grijze briefomslag en laat even later de woordenstroom op zich afkomen. Haar bleke gezicht trekt nog witter weg als ze de woorden, 'ik weet alles' bemerkt.
In de brief laat Tuurke weten, na de dood van zijn moeder, een lijkschouwing op haar te hebben laten uitvoeren. Daardoor was aan het licht gekomen, dat er een dosis van één substantie in haar lever gevonden werd die daar helemaal niet in zulke hoeveelheden hoorde te zijn. Door haar hoge leeftijd werd het overlijden echter als normaal beschouwd.
Hij schrijft verder, dat hij later na de begrafenis, met de naam van deze 'substantie' naar een bevriende professor getrokken was om er alle gegevens van te weten en dat deze hem per toeval meegaf dat het gebruikt werd om één soort kanker te bestrijden. Het werd ingespoten, maar is bijzonder giftig en tast het hele gestel aan. Meestal was het dan ook iets dat enkel voor jonge patiënten gebruikt werd.
Hij doorzocht de woning na Annemie haar vertrek en na ettelijke uren had hij één flesje met de naam van deze substantie gevonden. Hij wist de puzzel in elkaar te plaatsen.
Ooit, schrijft hij, zou hij wraak nemen, en het uur daarvan is nu aangebroken.
Hij stelt haar voor de keuze. Al die jaren had hij haar ongemerkt laten schaduwen. Haar doen en laten liet hij op de voet volgen en daardoor wist hij maar al te goed in welke armzalige toestand zij juist voor zijn dood verkeerde. Hij wist dat ze grote schulden bezat, en door die brief in het ziekenhuis, dat ze ooit zijn kind gebaard heeft zonder hem daarin te kennen. Nu, na zijn dood, had hij de kans om haar te raken en de manier waarop zou geheel de hare zijn.
In de brief laat hij haar drie, verscheurende keuzes.
Ofwel biecht je de vergiftigingpoging van mijn moeder op aan de bevoegde instanties, en na veroordeling of opsluiting krijgt Marianne, onze dochter, éénderde van mijn hele fortuin. De deurwaarder die deze brief afleverde is daarvan perfect op de hoogte. Of je gaat melden dat mijn dood vorig jaar, die messteek, van jouw hand komt en dan erft zij de volledige som. Ook al sloeg ik de hand aan mezelf.
Bij de laatste keuze ontspring je dan wel de dans, maar blijf je, en daarbij ook onze dochter, achter in de armoedepoel waarin jullie nu al jaren rondwentelen. Het volstaat daarvoor om helemaal niets te doen.
Marianne ziet nog net haar moeder, met jas aan, de deur achter zich dichttrekken. In de veronderstelling dat ze op zoek gaat naar wat te eten, maakt ze zich niet al te veel zorgen en hoopt dat ze straks met wat lekkers terug thuiskomen zal. Ze nestelt zich in een vermolmde zetel en hoort op de achtergrond het radionieuws met een mededeling dat een oude moordzaak recentelijk opgelost is. Al vlug dommelt ze in, en vergeet zo al haar zorgen.
*
Uiteindelijk was Annemie dan toch gezwicht door de verlokking van 'wijlen' Arthuur zijn fortuin.
Niet dat ze er zelf enige aanspraak op kon maken, maar de gedachte dat ze zo haar dochter Marianne een zorgeloze toekomst kon schenken, was voor haar reden genoeg geweest.
Dat ze ervoor moest liegen en zeven jaar van haar vrijheid opgeven, nam ze voor lief in de hoop samen met haar dochter een rustige oude dag tegemoet te gaan.
Wist zij veel dat die dag, toen de gevangenispoort achter haar dichtsloeg, één van de zwartste uit haar leven zou worden. Dat er niets wat haar die zeven jaar rechtgehouden had, ten dele zou vallen.
Zij vond het al raar dat Marianne er niet was om haar af te halen deze morgen. Des te meer omdat deze een paar dagen terug nog op bezoek was geweest om te informeren of haar vervroegde vrijlating al dan niet doorgaan kon.
Marianne had toen ook vertelt, dat een kamer in de vroegere woonst van Tuurke, grotendeels ingericht was om haar een behaaglijk onderkomen te schenken. Het oude huis was een onderdeel van de erfenis, wist Annemie, en haar dochter had er grondige veranderingen in aangebracht.
Ze keek er naar uit, maar zag zich noodgedwongen een taxi nemen om haar naar het huis in de achterbuurt van
Oostende te rijden.
Het gepieker over de afwezigheid van Marianne hield de hele rit aan. Tal van vragen flitsten door haar hoofd, maar ook herinneringen aan de voorbije jaren. De noodgedwongen leugens die ze al die tijd in stand wist te houden. Het deed haar nog altijd huiveren, maar ze wist dat de beloning groot zou zijn en daarom hield ze vol. Desnoods tot het bittere eind.
Bij het indraaien van de straat waar de woning zich bevindt, moeten ze eerst de vroegere stamkroeg van Tuurke langs. Heel even overweegt ze om hier uit te stappen, er binnen te gaan en daarna de rest al wandelend af te leggen.
Tot ze de borden opmerkt, dat de ondertussen vervallen kroeg over te nemen is en zich afvraagt waarom haar dochter dit verzwegen heeft.
Echt belangrijk leek het niet, maar het was de plaats waar Tuurke de dood vond, en zij alleen wist er het fijne van. Hij had er de hand aan zichzelf geslagen en de zaken zo uitgespeeld, dat in ruil voor zijn volledige fortuin, een bekentenis van Annemie dat zij hem vermoordde nodig was.
Ze heeft toen niet lang getwijfeld, in de veronderstelling dat er toch amper een veroordeling op zou volgen. Dat het uiteindelijk nog zeven jaar werd, was meer dan ze verwacht had, maar er viel mee te leven.
Ze was nog maar negenenveertig en met een beetje geluk had ze haar voorspoedigste jaren nog voor de boeg. Geldzorgen zouden er zich in de toekomst zeker niet meer stellen, en daar was het in eerste instantie allemaal om te doen geweest.
De politie overtuigen dat zij die bewuste avond Tuurke met een messteek om het leven had gebracht, kostte haar toen geen enkele moeite. Die waren al opgelucht genoeg dat ze na een jaar eindelijk een verhelderend antwoord kregen op het toch wel verdachte overlijden van het heerschap.
Veel onderzoek was er niet meer nodig, ook al omdat de waard, in wie zijn kroeg Tuurke overleed, een verklaring aflegde haar die avond opgemerkt te hebben. Dat dit alles zich tegen haar zou keren, kon ze toendertijd niet weten, maar vandaag was er geen ontkomen aan. De tijd van de afrekeningen was aangebroken.
Als haar taxi tot stilstand komt, herkent ze nauwelijks het pand waar ze zoveel herinneringen aan bewaard. Het was toen al een krot, maar valt nu haast helemaal uit elkaar.
Terwijl ze uitstapt, voelt ze de angst langzaam bezit van haar nemen. Ze merkt dat het huis helemaal niet bewoont, laat staan gerenoveerd is en beseft dat er één en ander niet in de haak is.
Een vrouw, in de deuropening van het huis ernaast, weet haar te vertellen dat de woning, een jaar na de dood van Tuurke, slechts even bewoond is geweest door een knappe, jonge vrouw. Die had een relatie aan met de waard van 'Het Pikante Kruid' en zijn hier beiden al een poos geleden verdwenen.
Annemie voelt de bui al hangen, haar eigen dochter laat haar in de steek en weer voelt ze de pijn van het bedrogen zijn. Opnieuw moet ze een vernedering ondergaan en weet dat ze geen kant meer uitgaan kan.
Ze dringt de schamele woning binnen, en in elke kamer meent ze een stil hoongelag waar te nemen. Ze krijgt het niet uit haar hoofd, en beseft dat Tuurke uiteindelijk in heel zijn opzet om haar te laten boeten geslaagd is.
Even later betreed ze de kamer, waar zich nog altijd de stoffige stoel en het bengelende touw bevind. Met een zucht plaatst ze haar handtas neer, sluit de vermolmde deur en prevelt zacht haar laatste woorden. 'Jij je zin, Tuurke, je hebt gewonnen.
Even later is het stil…..
*
De buurvrouw rook onraad. Ze had Annemie de oude woning van Tuurke zien binnengaan, maar erna niet meer weten buitenkomen.
Het was mooi weer, en naar gewoonte zat ze uren in een klein zeteltje bij haar deur. Zo had ze een overzicht van de straat en ontging haar geen enkel detail. Ze meende die vrouw hier ooit al opgemerkt te hebben maar kon zich de details daarvan niet meer herinneren. Ze had het gevoel iemand te hebben gesproken die de helft van haar leven verdriet had gekend. Een vrouw die op de rand van de afgrond probeerde rechtsomkeer te maken op zoek naar een beetje rust.
Ze durfde het zelf niet aan om de woning binnen te dringen, maar waarschuwde de hulpdiensten. Een uurtje later keek ze toe hoe een lijkwagen, met daarin het stoffelijke overschot van die vrouw, langzaam de straat verliet.
De politie vroeg haar enkele details, maar al vrij vlug verlieten ook deze de woonst en repten zich naar hun wagens.
Ze had medelijden met de arme vrouw. Één van de agenten had namelijk verteld dat ze zich in het huis had opgehangen. Een vreselijke dood moet dat geweest zijn. Dit had ze niet zien aankomen.
Twee dagen later weerklonken in de vroege morgen weer eens de doodsklokken van Oostende. De dagelijkse kerkgangers vullen het zijportaal waar de uitvaartdienst zal plaatsvinden, en merken hoe de sobere kist, vrij van bloemen is. Marianne is aanwezig, hoewel ze dit in eerste instantie niet zag zitten. Ze houdt het hoofd diep gebogen, zodat niemand haar in de ogen zou kijken om er de schuld in terug te vinden. Want die ligt er wel degelijk verborgen, en ze weet het maar al te goed.
Tranen heeft ze niet meer, haatgevoelens des te meer en net zoals haar overleden vader, heeft ze lak aan alles en iedereen.
Zij heeft wraak genomen, met succes. Dat bewijst de kist vooraan met daarin de oorzaak van haar mislukte leven. Dat is een mening die haar is toegedaan nadat ze al die jaren in het ongewisse bleef over het reilen en zeilen van haar biologische vader.
Er was haar altijd voorgehouden dat hij, nog voor ze geboren was, met de noorderzon vertrokken was. Zij was het kind dat hij nooit wou en daar herinnerde Annemie haar vaak genoeg aan. Naarmate ze ouder werd, geloofde ze die versie steeds minder maar wist dat op een dag, de ware toedracht wel bekend zou worden.
Marianne wist dus dat Tuurke haar vader was. Nog voor de afspraak die ze via het Internet met hem regelde was ze op de hoogte dat hij haar had verwekt. Omdat haar ma er in alle talen over zweeg, was ze zelf achter de feiten aangegaan. Het had jaren aangesleept, maar na verloop van tijd wist ze nagenoeg alles.
Ze wou hem kost wat kost ontmoeten en verzweeg dan ook alle details over zichzelf in het vooruitzicht van die eerste confrontatie. Enkel een foto had ze hem toegestuurd en ingestemd om hem te zien in 'het Pikante Kruid'.
Veel woorden hadden ze niet gewisseld die avond, ze sloeg in paniek en vluchtte de regen in. Toen ze later die avond de moed hervond om terug te gaan, zag ze nog net hoe ze Tuurke in de ziekenwagen legden om naar een ziekenhuis te brengen. Ze was nog binnengegaan en de waard wist haar te vertellen dat hij zich het lazarus gedronken had en haast in coma afgevoerd.
Ze bleef er zitten die avond, omdat ze het vermoeden had dat de baas van de kroeg héél wat afwist van Tuurke. Dat kon ze in eerste instantie opmaken aan de bezorgdheid die hij ten toon spreidde na het wegrijden van de ziekenwagen. Toen ze hem later ook nog hoorde informeren via de telefoon hoe het met 'hem' gesteld was, wist ze het wel zeker.
Ze wachtte tot alle klanten de deur uit waren, en voor hij het goed en wel wist, was hij voor haar charmes bezweken. Hij vertelde honderduit en terwijl zij de verliefdheid uitspeelde, lokte ze hem ongewild waar ze hem hebben wou.
Nog diezelfde avond beraamden zij het hele, lugubere plan! Hij schrok niet eens van wat ze allemaal voorstelde, want ook hij was enkel op geldgewin uit.
Ze besloten dat zij de volgende avond hier weer met Tuurke zou afspreken. De brief met daarin die regeling, schreef zij op blauw papier en bracht het nog diezelfde nacht naar het ziekenhuis waar Tuurke heengevoerd was.
Daar binnengaan was een makkie, haar moeder was er immers hoofdverpleegster, en iedereen wist dat zij haar dochter was.
Na de 'zogenaamde zelfmoord' van Tuurke, zouden ze een jaar wachten om het tweede deel van hun plan uit te voeren. Dan zou de afrekening met haar moeder volgen. Ook dit wisten ze haarfijn uit te werken, geen enkel detail ontbrak.
Tuurke had dus nooit de hand aan zichzelf geslagen, daar had hij de moed niet eens voor. Marianne had zich die bewuste avond in de taverne verscholen. Ze had haar moeder op subtiele wijze laten weten, dat ze een afspraak had met een zekere 'Tuurke' in het Pikante Kruid.
Ze wist dat haar moeder dit zou verhinderen en daar begon het hele plan in werking te treden.
De rest is geweten. Nog even hoeft ze de diepbedroefde dochter uit te hangen en daarna pakt zij haar koffers. Elke plaats is goed, zolang het maar ver genoeg is van haar vergruisde stad, Oostende. Haar toekomst is verzekerd, en bij die gedachte verschijnt er zowaar een verdoken glimlach op het gezicht.
Waar 'Jan', haar 'tijdelijke vriend' en voormalige waard van het Pikante Kruid gebleven is, dat weet enkel zij en zo is het goed. Hij heeft zijn nut gehad en is bedankt voor bewezen diensten. Nu is het alleen nog hopen voor haar dat hij niet te snel boven water komt.
Koop dit boek nu in de leeswinkel!
|