Volg ons op facebook
|
< terug
Gouden Afgrond - TWEEDE PRIJS ROMANWEDSTRIJD
Eva, een zesentwintigjarige Vlaamse vrouw trekt alleen naar Argentinië in een poging om tijdens een lange vakantie zichzelf terug te vinden. Ze raakt geboeid door de legendes die de ronde doen over El Zorrito, een gebergte in Salta, een noordelijke provincie van het uitgestrekte Argentinië. Er zijn meerdere historische aanwijzingen voor de aanwezigheid van verschillende schatten, die al vele wetenschappers en avonturiers hebben aangezet om een expeditie naar El Zorrito te ondernemen.
Eva trekt samen met Luis, een jonge, knappe Argentijnse man bij wie de passie voor de rijkdommen die El Zorrito herbergt zo mogelijk nog groter is dan bij haar, een paar dagen de bergen in om via eigen ervaring te proberen waarheid en fictie te onderscheiden. Hun aanvankelijk onbezorgde kampeertrip loopt verkeerd af wanneer de onheilspellende verhalen over El Zorrito, overgeleverd door de indiaanse bewoners van de streek, realiteit lijken te zijn…
Een fragment:
"Salta bleek een pareltje. Je hebt van die plekken waaraan je onmiddellijk verknocht raakt. Het leek alsof ik thuis kwam in een vreemde stad. Ik liep van de Plaza de Armas de aanpalende winkelstraat in, bewonderde de prachtige gebouwen in koloniale stijl met hun majestueuze uiterlijk en de vele balkonnetjes.
Na een uurtje kuieren belandde ik in een kleiner straatje met de naam 'Calle Ayacucho'. Het ene boekenwinkeltje volgde het andere op, alsof ze de concurrentiewetten aan hun laars lapten door gezellig zij aan zij hun waren uit te stallen. Nu zijn boeken - zeker als het oude boeken zijn - een even grote passie als wijn, dus besloot ik álle winkeltjes aan een nadere inspectie te onderwerpen.
Mijn eerste 'ontdekkingen' waren relatief ontnuchterend: vooral overschotjes van oudere, moeilijk verkochte edities. Ik had al vijf boekhandels doorzocht en mijn enthousiasme was al behoorlijk gedaald, toen ik via een lage deur een donker en stoffig atelier binnenstapte. De boeken lagen er opgestapeld tot aan het plafond. Twee rekken aan één kant van de kamer - het winkeltje was niet veel meer dan een kamertje van drie op vier - helemaal volgestouwd met boeken met oude, lederen kaften met sierlijke letters in allerlei vormen en kleuren. De rest van de literatuur en prentenboeken lag min of meer geordend in stapels op één van de twee tafels die midden in de schemerige kamer stonden. Het was moeilijk om je in de kamer te bewegen zonder tegen één van de stapels te stoten of zonder op een boek of tijdschrift te trappen dat her of der op de grond lag.
Omdat ik niemand zag, verdiepte ik me in de chaos van boeken op de dichtstbijzijnde tafel. Vijf minuten later ontdekte ik dat iemand me van achter een hoge stapel boeken zat te bespieden. Ik schatte het mannetje op een jaar of zeventig. Hij was klein en tenger gebouwd en droeg een rond brilletje met een barst in het linkerglas op zijn wipneus. Ik knikte vriendelijk. Hij leek hetzelfde te doen, al was ik daar niet helemaal zeker van. Ik veronderstelde dat hij dagelijks toeristen over de vloer kreeg en deze met de nodige scepcis bekeek.
"Qué buscas?" "Wat zoek je?". Zijn stem klonk ijl, zelfs in deze kleine ruimte. "Niets speciaals", antwoordde ik. "Oh". Zijn blik wendde zich af, leek minachting uit te stralen, alsof hij dacht dat ik dan wel geen verstand zou hebben van wat de literaire wereld te bieden had. Ik vatte zijn blik op als een lichte provocatie en voegde er snel aan toe: "Ik ben op zoek naar een interessant werk dat me iets kan leren over de geschiedenis en de cultuur van deze streek." Hij draaide zijn hoofd een beetje schuin en keek me indringend aan. "Wat bedoel je?" Ik wist niet goed wat te antwoorden. Wat ik bedoelde? "Wat voor soort geschiedenis bedoel je?", verduidelijkte hij zijn vraag, toen hij mijn ietwat verwarde blik zag. "De reële of de aanneembare?" Zijn zogenaamde verduidelijking maakte het er voor mij niet eenvoudiger op. Het minachtende glimlachje van hem, dat mij eerst overmoedig maar nu geïrriteerd maakte, verscheen opnieuw rond zijn lippen. "Zoek je de al vele malen herkauwde feitengeschiedenis, of eerder de vragen uit het verleden waar iedereen mee in zijn hoofd zit en waarop niemand een antwoord op weet?", legde hij uit.
Ik besloot voor de onbekende weg te kiezen, voor de onuitgeklaarde histories. Er verscheen opnieuw een lachje rond zijn verrimpelde mond, maar dit keer leek de spot verdwenen. Hij stond op van zijn krukje en hinkte zwaar steunend op een donkerhouten stok naar een stapel boeken die in een hoek op de grond lag. Hij bracht zijn ogen tot op tien centimeter van de boeken en las aandachtig, één voor één, de titels op de kaft.
Ik keek naar de oude wandklok boven de deur. Het was bijna zes uur. Ik had nog niets gegeten vandaag, alleen een croissant vanmiddag aan een kraampje op de Plaza de Armas. Mijn maag rammelde en ik begon ongeduldig te worden. De oude man leek verdiept in zijn speurtocht naar een welbepaald boek. De 'onuitgeklaarde geschiedenis van Salta' interesseerde me ineens een stuk minder dan een minuut geleden. Ik zou het boek, waarnaar het mannetje zo intensief op zoek was, waarschijnlijk toch niet willen kopen, dus waarom zou ik hem niet de moeite van het zoeken besparen? Net toen ik me volgens de regels van de beleefdheid wilde excuseren, trok het mannetje met een resoluut gebaar een dun boekje uit een stapel die vervaarlijk schommelde maar uiteindelijk toch bleef staan.
Steunend op zijn stok en met het boekje voor zich uit kwam hij op me toe met een triomfantelijke, haast dwaze blik in zijn ogen. Ik nam het boekje uit zijn bibberende hand. Het had een vaalgroene kaft. Ik deed niet eens de moeite de inhoudstafel te bestuderen. Ik had honger en was niet geïnteresseerd in dat dunne boekje zonder tekeningen of foto's. Het zag er bovendien al tamelijk oud uit. Ik bedankte de man voor de moeite, zei hem dat het niet was wat ik zocht, draaide me om en stapte zijn winkeltje uit. Toen ik boven aan het trapje was en nog even over mijn schouder keek, zag ik dat het oude mannetje, met twee handen leunend op zijn stok, me hoofdschuddend nakeek.
De zon was al ver gezakt, een fris windje waaide door de voorheen benauwde straat. Ik draaide de hoek om en stapte het eerste het beste restaurantje binnen dat ik tegenkwam. De bediening verliep snel en een half uurtje later stond ik met een goedgevulde maag weer buiten. Ik maakte nog een klein ommetje door Salta alvorens naar mijn hotel terug te keren.
's Nachts, in mijn dromen, zag ik keer op keer dat ventje met zijn vooruitgestoken hand, leunend op zijn stok. Elke keer werd het boek in zijn hand groter, leek het zwaarder te wegen en had hij meer moeite om het te dragen. Nadat ik voor de derde keer het licht aangeknipt had om me ervan te vergewissen dat het maar een droom was, kon ik niet meer slapen en staarde met open ogen naar het plafond. De klok wees half vier. Zelfs in wakkere toestand kon ik het gerimpelde gezicht van het oudje niet uit mijn hoofd zetten.
Ik viel toch terug in slaap, want om half negen schrok ik wakker van een jankende hond. Intussen was ik er in Argentinië al aan gewend dat ik door honden gewekt werd.
Na een korte, verkwikkende douche en een licht ontbijt trok ik opnieuw naar de Calle Ayacucho. Iets dreef me terug naar het winkeltje waar ik gisteren zo plotseling naar buiten gelopen was. Ik moest even zoeken voor ik het terugvond. De zware houten deur was gesloten. Ik tuurde door het raam maar alles was donker. Een bel zag ik niet. Tegen beter weten in klopte ik op de deur. Niets. Nog eens, zonder resultaat. Lichtjes teleurgesteld slenterde ik terug in de richting van het centrum.
"Señorita!" Een schorre vrouwenstem riep toen ik bijna op de hoek was. "Waarom hebt u me wakker gemaakt?" Toen ik antwoordde dat ik een kijkje in het boekenwinkeltje wilde nemen, wees ze bot op het houten bordje met de openingsuren op de deur, "geopend van dinsdag tot zaterdag van twee tot negen". "Ach, ik doe wel even open, als het tenminste niet te lang duurt", voegde ze er op een iets vriendelijkere toon aan toe. "Geef me een minuutje!" Ik ging terug en wachtte. Ruim vijf minuten later opende ze de deur. Haar kapsel was enigszins gefatsoeneerd maar haar gezicht stond nog op onweer.
Ik vroeg haar terloops naar de oude man die gisteren zijn opwachting in het winkeltje had gemaakt. De frons op haar voorhoofd maakte de groeven in haar gezicht meer uitgesproken, wat haar een vermoeide indruk gaf. "Een kleine, magere grompot met een brilletje?" Ik knikte bevestigend, al voelde ik op dat moment meer sympathie voor het mysterieuze mannetje van gisteren dan voor deze vrouw. "Hij is wandelen. Doet 'ie elke morgen. Weet u, hij is een beetje…" Ze tikte met haar wijsvinger tegen haar voorhoofd. Onmiddellijk daarna: "Zoekt u iets speciaals?" Met haar waterige vissenogen keek ze me ongeïnteresseerd aan. Ik zag de slaap nog in één van haar ooghoeken plakken. Een niet-onderdrukte geeuw maakte dat ik haar twee grote, vooruitstekende voortanden beter kon zien. Ik kon de gedachte niet onderdrukken dat ze met haar rode haardos en opvallende snijtanden uitstekend de vergelijking met een eekhoorn kon doorstaan. Dit idee toverde een glimlach op mijn lippen, wat haar niet onopgemerkt voorbij ging. "Wat is er zo grappig?", vroeg ze geïrriteerd. Ze was duidelijk niet met haar beste been uit bed gestapt. Ik vermande me, schudde ontkennend met mijn hoofd en liep vervolgens achter haar aan het trapje naar beneden dat naar het enigszins benauwde kamertje leidde.
Op één van de stapels zag ik onmiddellijk het boekje waar ik de hele nacht over gedroomd had. Ik herkende de vaalgroene kaft met de licht gerafelde randen en omgebogen hoeken. Ik liep dichterbij en las de titel: De Schat van El Zorrito. Ik nam het achteloos in mijn handen en vroeg zo ongeïnteresseerd mogelijk: "Hoeveel vraagt u hiervoor?" De vrouw griste het boekje uit mijn handen, doorbladerde het vluchtig, keek me met half dichte oogleden aan en zei toen bedachtzaam: "Voor vijfentwintig pesos wil ik het u wel mee geven." Ik vond vijfentwintig pesos uitzonderlijk veel voor een oud boekje van hoogstens zeventig pagina's maar ik wist dat als ik het niet zou kopen, het continu door mijn hoofd zou blijven spoken. "Twintig", probeerde ik nog maar het vrouwtje was onvermurwbaar. Met een zucht haalde ik mijn portefeuille boven en telde het gevraagde bedrag neer, terwijl het door mijn hoofd schoot dat ik voor datzelfde geld een mooi, nieuw fotoboek had kunnen kopen. Zichtbaar in haar nopjes stak de vrouw het geld in de zak van haar vest en rommelde in een lade op zoek naar een tas. Ik zei haar geen moeite te doen, klemde het boekje onder mijn arm, draaide me om en stapte het winkeltje uit.
Buiten keek ik op mijn horloge. Het was twintig over tien. Ik liep langzaam terug naar de Plaza de Armas, met de kathedraal aan de noordzijde van het plein en de prachtige fontein in het midden, omgeven door palmbomen. Ik ging zitten aan een tafeltje onder één van de bogen die het plein flankeerden. Van daaruit had ik een mooi zicht op het plein. Ik bestelde een koffie aan een tenger knaapje dat naar mijn inschatting veel te jong was om de functie van ober op zich te nemen.
Het boekje lag uitdagend voor me op tafel. De Schat van El Zorrito . Wie of wat was El Zorrito? Er stond geen samenvatting op de achterflap of aan de binnenkant van de kaft. El Zorrito… Het Wolfje, letterlijk vertaald. Zou het een kinderverhaal zijn over de belevenissen van een kleine wolf? Of misschien wel over 'Zorro, de gemaskerde' in zijn kindertijd? Maar nee, dat leek me niet logisch. Waarom had het oude ventje dan juist dít boekje uitgekozen toen ik vroeg naar informatie over de geschiedenis van Salta?
Niet het tengere obertje maar een atletisch gebouwde man van ongeveer mijn leeftijd, misschien iets ouder, kwam me een koffie, een glas water en een koekje bezorgen. Zijn opvallend donkere ogen keken me geamuseerd aan. Ik bedankte hem voor de koffie en zocht onhandig in mijn handtas naar het gepaste kleingeld, hopend dat hij de blos niet zou opmerken die ik onder zijn blik had voelen opstijgen.Een ijdele poging. "Hebt u het warm, señorita?" Dit was waarschijnlijk eerder een retorische vraag dan dat hij echt antwoord verwachtte. Ik stamelde wat over het nog niet gewend zijn aan de hoge temperaturen maar ik wist dat hij dat excuus toch niet zou geloven - daar was mijn rode kleurtje te plotseling voor opgekomen - dus hield ik verder mijn mond.
Zijn blik had zich intussen op het boekje gevestigd. "Ah, señorita is geïnteresseerd in mysteries…" Hij lachte. "De schat van El Zorrito houdt ons, Salteños, al eeuwen in de ban. Nog altijd worden er expedities opgezet om de precieze locatie te achterhalen. De schat heeft al veel mensenlevens geëist. Ze is officieel nog nooit gevonden, maar voor de inwoners van Salta is er geen twijfel mogelijk: ze bestáát en het is een kwestie van tijd vooraleer ze haar geheimen zal prijsgeven."
In mijn hoofd dwarrelden vragen. Ik wilde ze op hem afvuren, maar een koppeltje twee tafeltjes verder vroeg zijn aandacht. Hij keek me nog een keer doordringend aan. Beeldde ik het me maar in of bleef zijn blik écht hangen? Ik voelde opnieuw die rode warmte naar mijn wangen stijgen. Toen draaide hij zich om en liep resoluut naar het koppel dat een paar tafeltjes verder had plaatsgenomen.
Ik nipte van mijn koffie. Heet en sterk. Ik nam het boekje op en zocht naar een publicatiedatum. Ik kon er geen bespeuren, niet op de kaft en niet op één van de eerste bladzijden, maar te oordelen naar het lettertype en de bindwijze schatte ik dat het minstens vijftig jaar oud moest zijn. De eerste bladzijde vermeldde in sierlijke letters: El Zorrito: Introductie. Nieuwsgierig las ik verder. "De waarschijnlijkheidsgraad van het bestaan van de schatten van El Zorrito is hoog. El Zorrito is een bergtop in het departement Cafayate, provincie Salta. Haar naam heeft ze te danken aan een groot rotsblok op de top die in vroegere tijden sprekend de gedaante van een wolf evenaarde. Geluksproevers hebben de rots echter vernield omdat ze meenden dat de schat zich binnenin zou bevinden. Hun zoeken bleef tevergeefs, maar de vijf deelnemers van de expeditie stierven binnen de drie maanden allemaal een gruwelijke en mysterieuze dood. Volgens de legende was dit de straf van de trotse berggeest voor het vernielen van haar uiterlijke schoonheid."
Het werd even wazig voor mijn ogen. Was dit boekje fictie of non-fictie? Of een combinatie van de twee? Wanneer had deze expeditie plaatsgevonden? Hoe waren de deelnemers precies om het leven gekomen?
Ik las verder. "Er doen verschillende legendes de ronde over de oorsprong van de schatten. De meest verspreide en meest aannemelijke, omwille van een zeer oude en gedetailleerde tekst, gevonden in een grot in de Vallei van Calchaquies, is de volgende: Spaanse ambtenaren kregen in het geheim de opdracht twintig volle zakken met kostbare materialen, geladen op evenveel ezels, te verbergen in El Zorrito. Ze deden beroep op dertig Indiaanse slaven om de lasten te dragen. De Spanjaarden zochten een geschikte plek op een berg, begroeven de schat en brachten minieme kentekens aan. Bij de terugkeer naar het basiskamp, aan de voet van El Zorrito, vergiftigden de Spanjaarden het voedsel van de Indianen, zodat deze allemaal stierven. Op de terugweg naar San Carlos stelden de Spanjaarden een kaart op van de plaats waar de schat begraven lag. Deze kaart stuurden ze naar Spanje. Enkele jaren later werd dit garnizoen Spanjaarden vermoord door Indianen. Op die manier ging elk direct menselijk contact met de schat verloren.
Velen hebben een zoektocht naar de schat ondernomen. Vanuit Spanje kwamen officieren, door de koning gezonden, met een kaart maar ze slaagden er niet in de schat te lokaliseren. Misschien was de kaart onduidelijk getekend - de kennis van cartografie was in die tijd nog niet zo sterk ontwikkeld - of misschien was de kaart opzettelijk vervalst, of was de lokale toponymie doorheen de jaren erg veranderd. Wie zal het zeggen? De Spanjaarden die het avontuur overleefden, keerden met lege handen huiswaarts.
Het gerucht gaat dat de geesten van de dertig vermoorde Indianen waken over de schat waarvoor ze hun leven lieten, wraak nemend op elke lustige avonturier. Op één uitzondering na: een zeer arme maar vrome en vredelievende man ging, gedreven door behoeftigheid en oprechte nood op zoek naar de rijkdommen die het gebergte in haar schoot verborgen hield. Hij betoonde naar eigen zeggen eerbied en respect aan de berggeesten en de geesten van de schatbewakers en slaagde erin thuis te komen met een aantal kostbaarheden, waarvan hij echter beweerde de geheime herkomst voor geen enkele prijs te zullen verraden."
Ik keek op. Een jongetje van een jaar of vijf, zes, had zijn vieze handje bijna onder mijn neus gestoken. In eerste instantie was ik geneigd het ventje weg te sturen, maar zijn grote, smekende ogen deden me van gedachten veranderen. Ik stopte hem een peso toe. Hij knelde het muntstuk in zijn knuistje en ging er als een speer vandoor. Ik keek hem na. Vorige week had iemand me verteld dat sinds het begin van de crisis, nu ongeveer een jaar geleden, het aantal bedelende kinderen in het land naar schatting verdriedubbeld was. De meeste van hen waren echter geen 'professioneel bedelaar'. Ze werden er door hun vader of moeder voor of na schooltijd op uit gestuurd om bij te dragen aan het gezinsinkomen. Veel van deze kinderen, zeker degenen die 's avonds met relatief veel geld thuis kwamen, werden door hun ouders na verloop van tijd echter ingezet als 'fulltime bedelaar'; school schoot er dan dikwijls bij in. Ik was me ervan bewust dat het geven van geld aan deze kinderen ongewild negatieve effecten sorteerde, maar een blik in zo'n smekende ogen kon ik slechts zelden weerstaan.
Het bedelaartje had de magie van de schat doorbroken. Ik sloeg het boek dicht. Mijn koffie stond bijna onaangeroerd voor me op tafel. Koud, zo bleek toen ik er een slokje van nam. Ik stond op en zag vanuit mijn ooghoeken dat de knappe ober me gadesloeg van achter het raam van de taverne. In een opwelling keek ik hem strak aan. Hij keek zonder aarzeling terug.
Ook 's avonds in het hotel liet El Zorrito me niet los. Met elke regel groeide mijn verbazing en belangstelling. Ik wreef in mijn ogen en staarde naar het plafond. Beelden over bergen, schatten, trektochten en gelukzoekers speelden zich voor mijn ogen af.
Het grootste deel van het boekje was gewijd aan de expeditie van Mario Castillo, een Italiaanse archeoloog, in 1948. Twee van de deelnemers waren gestorven, één door voedselvergiftiging en één door een val in de ravijn vlakbij de bewuste bergtop. De rest van de groep was na een avontuur van meer dan twee maanden onverrichter zake huiswaarts gekeerd, vol van verhalen over wonderlijke dingen die ze op hun tocht hadden meegemaakt. Mysterieuze lichtjes, nachtelijke verschijningen, spookgeluiden en waanvoorstellingen. Het verhaal was geschreven door één van de expeditieleden zelf, die niet twijfelde aan het bestaan van de schat, maar het vinden was volgens hem bijna onmogelijk omdat er een vloek op zou rusten. Dit verhaal werd gevolgd door een uitgebreide epiloog, samengesteld door een professor van de universiteit van Salta, José Fadel, die zelf al verschillende zoektochten naar de schat had ondernomen - eveneens tevergeefs - en die een opsomming maakte van de belangrijkste gebeurtenissen en georganiseerde zoekacties. Feiten en fictie leken één geheel te vormen. Fadel maakte overigens gewag van maar liefst vier schatten van verschillende oorsprong in tijd en ruimte, allemaal verborgen in het gebergte waar El Zorrito deel van uitmaakte, tussen de Valle de Lerma en de Valle de Calchaquies.
Ik had het daarbij moeten laten. Ik had het boekje moeten meenemen als een souvenir, als een aandenken aan een fantasierijke traditie, en mijn tocht naar de Boliviaanse grens, zoals gepland, moeten verder zetten…"
Koop dit boek nu in de leeswinkel!
|