Volg ons op facebook
|
< terug
Nacht op leven en dood.
Nacht op leven en dood.
Als de nacht komt…
Drie maanden zijn al verstreken nu. Al die tijd heeft hij zijn klein benepen appartement niet verlaten. Noodzakelijke boodschappen doet hij 's nachts. De pakkans is dan kleiner om medemensen te moeten trotseren. Het sociaal isolement laat zijn sporen na in zijn brein…
De angst heeft hem in haar greep als een storm. De storm woedt de verschrikkingen uit zijn geteisterde geest en kleeft ze levensecht op het behang. De deur van de kamer staat al die tijd al op een kier om iedere schichtige beweging in de gaten te houden. Daarachter schuilt het onnoemelijke.
De onderhuidse boom van leven en dood. Een schaduw die je doodt met zijn dreigende gestalte. Het niets in monsterlijke gedaante. Hij is niet in staat de deur onherroepelijk te dichten. De schrik niet te weten wat zich in de gang afspeelt vervult hem met afschuw. Niets kunnen zien doet het monster proportioneel groeien. Zien is geloven, niets zien is sterker dan dat. Iets kan zomaar uit het niets opduiken, hem bij de nekharen grijpen en in een laaiend inferno werpen. Het ondenkbare van wat zou kunnen gebeuren, zou hem instant bevriezen in een staat van uitzinnige waanzin, de ogen breken in de ultieme doodsangst.
Drie maanden reeds tussen vier muren. Het enige wat te zien is vanuit zijn benauwde raam, is een reclamebord van de laatste horrorfilm, op de gevel aan de overkant van de straat. De benauwing was gaandeweg omgeslagen in paniek en de paniek in ware fobie. De pure angst die hem nu aanzwengelt projecteert de verschrikte gezichten - die in de schaduwen van zijn geest huizen - op de muren. Levensecht, maar net iets te bleek van huid om menselijke wezens genoemd te worden, met hun donkere aderen die vanuit hun diepste ingewanden oplichten. De geteisterde gezichten braken de angst uit die hij zelf produceert. Elk wezen is een deelaspect van zijn eigenste zijn en hij beseft dat elk moment van zijn intiemste gedachten wordt gedupliceerd en deel wordt van zijn verzameling creaturen op de muren. Elke onvermijdelijke nacht, wanneer de vermoeidheid zich manifesteert, dringen de visioenen van de nachtmerries die gaan komen zich op. En iedere keer hij dreigt te sterven aan zijn fantomen, wordt een kloon van hemzelf geboren. Nog schrikwekkender is; als die klonen niet geboren zouden worden, zou hij in de narcose van zijn nachtrust sterven aan zijn werkelijke nachtmerries. De lust bekruipt hem zijn zwaar vermoeide oogleden te sluiten, maar het te ruste leggen van zijn gekwelde ledematen betekent ongetwijfeld de dood. Liever de kopieën doorstaan die hem tenminste het leven laten, dan de verlossing in de slaap te vinden. Dus leeft hij ternauwernood verder met zijn afdrukken, die de kwellingen die hij zou dromen meenemen en de muren betrekken. Zij zijn de veruitwendiging van elke uitwas die zijn overstrekte geest bedenkt of zal bedenken. Geen ontkomen aan.
Elk wezen wordt in de ruimte van zijn gevangenis achtergelaten om eeuwig te zijn. Ze bevinden zich tussen de voegen en de donkere spleten, achter het meubilair en onder de kasten. De geesten - die spookbeelden van zichzelf zijn - zijn maar op één ding uit; hem in de ogen kijken, opdat de nachtmerrie samen met hem mag sterven in zijn opengesperde ogen. Maar de inwendige logica van deze wentelwereld laat dat niet toe. Kwelgeesten als ze zijn, gaan ze tot het uiterste. Ze verschijnen voor hem in zijn diepste angst, in het uiterste van zijn ooghoeken. Enkel in de angst zie je de werkelijkheid van de dimensies. Al wat ooit geleefd heeft, mutaties en monsters van de evolutiebiologie, verminkten en eeuwig dwalenden, bevindt zich tussen zijn muren. De gedrochten van het verleden kruipen langs de reten, tot in de diepste groeven van zijn huid, maar hoe snel hij zich ook omdraait, zij zijn sneller, om zich ogenblikkelijk weer achter zijn rug te verbergen. Hij weet dat het onnoembaar afzichtelijke aan zijn haren ruikt. Hij mag nooit zijn ogen dichtdoen, want dan wordt hij bereden door een dodelijke waanzin. De nachtmerrie wil zijn redeneringsvermogen verkrachten en hij blijft wanhopig ontkennen, tot hij uitgeput en getergd tot het uiterste het mes op de eigen keel zet. Maar tussen mes en keel, komt het niets hem bezoeken en neemt hem mee naar het rode licht. Het rode licht van de baarmoeder. De heer van het licht toont hem onverschillig het vooruitzicht van de perpetuum mobile van afgrijzen. Sterven dient enkel om opnieuw geboren te worden. Je sterft in de gestalt van de ejaculatie van de zaadcel en de sprong van het ei in de ovulatie. Terug in de baarmoeder komen is pijnlijker dan wat je je ook maar kunt voorstellen. Er is enkel het wachten op iets wat nog pijnlijker is; geboren worden. Het leven van de foetus is een spurt van pijn, om het dan uit te schreeuwen bij de geboorte. Naarmate je verder leeft, neemt de pijn af en uiteindelijk word je oud genoeg om de pijn te negeren en dan lankmoedig de dood te omarmen. Maar! Enkel, enkel als je genoeg geleden hebt en je lot waardig gedragen hebt, mag je het niets vervoegen. Zoniet, ga je weer de baarmoeder in. Zie je angsten en driften onder ogen, pas dan word je mens en groei je.
Het scherpe lemmet van het mes blijft op zijn hals rusten. Hem rest enkel de verlichting van de waanzinnige doodsangst.
Hij zou slapen, slapen en slapen.
En de droom kwam…
De dode boom werpt zijn vruchten af
en hij lokt kleine meisjes
om hun darmen te spoelen
in zijn ongenadige bijzijn,
opdat zijn wortels zouden struiken in weeë grond.
Het meisje kokhalst de ondode afscheidingen
naar de wereld van zaadjes en nieuwe kiemen.
Het meisje was allang afgestorven,
maar ze baarde een verse nageboorte.
En hij;
het levende teren, lokt het ongedierte
in zijn parmantig stinkende stronk.
Ik ben mooi, raspt hij narcistisch.
En de dag is gekomen…
De nacht had haar illustere gewaad van hem afgetrokken en met dat gebaar ook de onafwendbare visioenen van in een eeuwige staat van ondood en niet levend te zijn.
Het was allemaal een droom geweest. De opluchting lijkt hem op één of andere manier vreemd, alsof het nog niet helemaal voorbij is en de onrust slaat trefzeker toe in zijn maag. Een vaag gevoel dat de naweeën van de nacht nog een nageboorte gaan werpen, breekt de holte in zijn buik binnen. Scheuten van wanhoop steken door zijn ingewanden als gekartelde messen. Onwillekeurig grijpt hij naar de denkbeeldige parasieten die zijn darmen vreten en zijn ongelovige blik staart zijn willoze handen na. Het afgrijzen slaat toe. De ochtenden zijn misschien schrikwekkender dan de vanzelfsprekende nachten, met hun klinkklare duivels. Ieder nachtelijk creatuur; lelijker dan de gehele geschiedenis der mensheid ooit kon bedenken, kon wel eens wegvluchten voor het meest onheilspellende wezen dat de randen van het ochtendgloren afschuimt. Daar op het uur van de heer. Het uur waarin de mens -kind, man, vrouw en bejaarde - een aanvang neemt met zijn sacrale bezigheden; in alle vertrouwen dat de zachtheid van de zon over hen waakt. O, paradox der paradoxen! Angst treft het diepst daar waar je het niet vermoedt! Het is op komst in het volle gelaat van de zon!
Het besef van een onafwendbare mogelijkheid vernauwt zijn zicht tot het pijn in de ogen doet en spitst zijn geest op de kleinste gemene deler. In de waas van het ontwaken ziet hij scherper dan ooit. Ondraaglijk helder scheurt het plafond open naar een andere werkelijkheid. Hij moet opstaan, noodgedwongen. De dreiging sluimert in zijn verhakkelde denken; tussen dromen en wakker zijn, tussen de dood en het ondode zijn.
Hij moet deze gedachten van zich afwerpen en stapt de achterdeur uit, de dageraad van de tuin in. Een verfrissende sigaret onder het nieuwgeboren blauwe uitspansel. Hij inhaleert snel, te snel en de overdaad aan keelschrapende walm dempt de moordput van zijn twijfel. 'Ik heb vast een nachtmerrie gehad!' overtuigt hij zichzelf. En alsof de ruiter van zijn hersenen weer eens kruistochtzuchtig wordt, slaat de aanblik van de waaierende nevelslierten hem van onder zijn eigen voeten.
In een mum van tijd wordt het luchtruim gevuld met snel van vorm veranderende donderwolken. De hele ruimte wordt opgezweept door een nooit geziene energie, terwijl er geen enkel geluid te horen is.
'Dit is het eind van de wereld!' raaskalt hij verbijsterd, terwijl de basten van het halfdode berkenbos, aan de rand van het grasperk, stralen met een witheid die hij nooit eerder gezien heeft. Het ongeloof boort zich een weg door zijn slapen, terwijl de uiterlijke werkelijkheid zich nog nooit zo helder aan zijn visuele cortex gemanifesteerd heeft. 'Het komt eraan!' Hij wankelt achterwaarts tot tegen de keukendeur en blijft verstijfd van angst tegen het glas leunen. De wind stoot enorme zwarte kraaien uit de wolken en algauw is het panorama vervuld van dreigende zwarte stippen.
Dan komt het moment dat aanvoelt alsof de aarde haar eigen binnenste verloochent als een monster; BROEMMM, een knal buiten elke proportie van het kenbare en de hoogste van de dode berken zet het op een krijsen, met een muil die zich uit zijn eigen stam scheurt. Het gillen is oorverdovend en misselijkmakend tegelijkertijd. Hij moet zijn buik omspannen met alle kracht die zijn handen in zich hebben; zijn eigen ingewanden willen aan hem ontsnappen, recht de weerzinwekkende gil van de berk in.
Plots de ijzingwekkende stilte, die al wat voorafging in het niets doet zinken. De stilte heeft het ontzagwekkende van God en de duivel en al wat is in zich. Alle beweging in de lucht valt stil en elke vogel valt pijlsnel naar beneden met absurde slingerbewegingen. De berk splijt zijn stam in nog lelijker openingen en zuigt elke vogel recht zijn droge takken in. De boom slikt gulzig en de spastische trillingen trekken door iedere vezel van zijn gruwelijke zijn. De lucht vervult zich met dermate afschuwelijke slurp- en smakgeluiden, dat zijn gehoorhangen zich vullen met trommelvlies etende spiraalwormen. De pijn blaast hem van zijn sokken en hij valt in zwijm.
Enkele ogenblikken later komt hij weer bij en alles lijkt weer normaal te zijn. Hij vergewist zich van het helse schrikbeeld van voorheen. Geen pijn in de oren, geen pijn in zijn buik en hij krabbelt weer recht, wankel maar ongelooflijk opgelucht dat de wormen weg zijn. Maar het tafereel voor hem uit, baart nog meer gedrochten...
De lucht vult zich met een hoorbare leegte. Instinctief weet hij dat de aarde haar laatste ademtocht uitblaast en met haar sterven legt ze de kiem van de geboorte van een gedrocht behorend aan het heelal van het onwezenlijke niet-zijn. Plots wordt alles zwart rondom hem. Hij kan zelfs zijn eigen handen niet meer zien. De lucht wordt zodanig dik dat hij slijmerig aanvoelt en alles rondom hem doet fluorideren in het zwartste zwart dat het niets kan produceren. Dan komt de geur. Een geur die palingen zouden kunnen hebben, als die al jaren in het slijk liggen te rotten en hun etterbuilen op uitbarsten staan, vermengd met geuren van methaan en maden die een vuilnisbelt van ingewanden uitvreten. 'Ik ben gestorven!' hij kan niets anders bedenken. De veelheid aan walgelijke sensaties verdoven hem en benemen hem de adem. Hyperventilerend is hij niet meer in staat zijn gedachten enigszins te ordenen. Maar ook dat zou een ijdele poging zijn, want op het moment dat hij denkt te moeten handelen, vult een ander geluid weer zijn wanhoop. Met een enorme klap, alsof een gigantische gril verschoven wordt, is het plots weer ochtend. Geen vuiltje aan het fundamentele blauw, maar met een stilte die de eerbied van elk atoom afdwingt. Je hoort de elektronen zich opmaken om weg te vluchten in de verte. En dan komt de berk tot leven. Je ziet hem zichtbaar zwellen en zweten, tot hij weer de gedaante heeft van een jonge krachtige boom, vol van fotosynthetisch groen. Tot hij er genoeg van heeft en met een bas van jewelste een 'Neen' uitstoot! De houten stembanden doen de lucht kraken in al zijn onbreekbare voegen en veroorzaakt een hevige luchtverplaatsing. De boom heeft met één schreeuw al zijn bladeren afgeworpen en genoeglijk gromt hij na en doet de aarde onder zijn stam beuken. Alsof iets via zijn wortels zijn bast wil binnendringen, bloeit hij in al zijn takken met een onaardse gloed. De bloemen groeien in versneld tempo en vallen even later verdord op de grond neer. Zijn hele zijn zucht en in woekerend tempo komen de vruchten. Appels, bananen, aardbeien, wortels om het even wat. Ze komen snel tot wasdom om onmiddellijk ter aarde te storten. In een steeds sneller draaiende mallemolen lijken de buitenaardse vruchten alsmaar vlugger te groeien. In de geest van de man lijkt het alsof de boom in aanzwellende druppels fruit aan het regenen is . Tot het plots stopt. Maar hij is allang niet meer in staat verzet te bieden. Hij is in een staat van zijn-aanschouwen. Hij kan niet meer voelen dat de boom weer dood is en de aarde onder zijn voeten bloederig wordt.
De aarde steunt en geeft alles wat ze kan werpen aan nageboorte te voeden aan de boom. Alle bloed wordt in de groeiende stam gezogen, tot barstens toe. Het moment is daar waar deze Apocalyps moest toe leiden; de geboorte van het gedrocht van moeder aarde. Al het zijn vult zich met de wanstalt die plaatsvindt en de berk schreeuwt de helse pijnen die hij gewillig doorstaat. Met een geluid als van massieve bergen die tegen elkaar inbeuken, scheurt de stam open als een vagina en het monster wordt geworpen. De man ontwaakt beduusd uit zijn verdoving. Voor hem staat een meisje met zwarte haren en een geheimzinnige lach om de mond. Ze wenkt hem om dichterbij te komen. Hij aarzelt, niet echt beseffend wat hem overkomen was tijdens zijn staat van ontzetting en zet een stap dichterbij. Nog voor hij zijn tweede stap gezet heeft, verandert het meisje compleet. Haar huid wordt mat en zwart, met vegen van broos wit er in. In haar gelaat spreekt het ongehoorde afgrijzen. Haar weerzinwekkende mond ademt de beerput van de ondieren. Haar bloeddoorlopen ogen zien alles en éénieder. Hij deinst achteruit en alsof het meisje het geroken heeft, ontdubbelt haar gestalte. Ze trilt in snel tempo, wisselend tussen een gewoon meisje, en een zwarte gestalte die knielt op de grond om hem te verslinden. Als een Tv-beeld, die van de ene scène naar de andere verspringt. 'Overwin je angst!' oreert hij in een bijna trance. Iedere vezel in zijn lijf zegt hem de blik af te wenden, maar met een vage vastbeslotenheid komt hij dichterbij. Het monsterlijke meisje wordt woedend en stort zich op de berg fruit die gevallen was. Het fruit rot instant tot een zwarte massa. Zij spert haar muil open om de hele massa in één zuigbeweging op te slorpen. Daarna draait ze zich om, naar hem toe, in een absolute dreiging. Hij aarzelt andermaal, terwijl ze heftige schokbewegingen maakt om haar maaginhoud over hem te ledigen. Hij trekt zich half terug en zij kotst een wereld van helse ondieren over hem heen. Ze kreunt van lust en de duivels randen haar in alle openingen aan. En terwijl ze zich overgeeft aan haar totale ontremming baart ze het éne afzichtelijke wezen na het andere. Het tafereel ontzet hem en trekt hem aan tegelijkertijd. 'Overwin je angst!' en hij beseft ineens dat het panorama vervuld is van dood en leven, van eten en gegeten worden en van angst en voortplantingsdrift. Nu weet hij dat hij moet deelnemen aan de nachtmerrie opdat het zou stoppen. 'Ja!' Halsoverkop, met de blik op oneindig stort hij zich op het tafereel. Hij neemt en wordt genomen. Geeft zich over aan de meest ranzige begeerte. Zijn geest wordt één met de geslachtsdaad. Het lijkt wel eeuwig te duren. Tot hij stottert en kreunt en hijgend neerzakt.
De hemel kraakt in zijn voegen, overal zwarte en witte stippen, het bloed trekt weg…
Hij ontwaakt naakt op zijn kamer. Overal heeft hij pijn. Zijn geslacht lijkt wel door de mangel gehaald. Zijn rechterhand blijkt onder het bloed te zitten. Op zijn buik de resten van zijn masturbatiedrift. Zijn kamer is één zootje. Her en der de resten van LSD, coke en poppers die hij nu al maanden gebruikt. Een gevoel van totale wanhoop overvalt hem. 'Pijn! Misselijk! Ik heb iets nodig nu!' Grabbelend in de puinhoop vindt hij nog enkele kruimels weed en rolt zich een joint. Hij steekt hem aan en inhaleert snel. De misselijkheid trekt weg en de pijn slaat om in een warme gloed. Zijn gemoed schiet vol en snikkend valt hij achterover op zijn kussen.
Die nacht bezocht de heer van het licht hem. Hij nam hem mee en liet hem zijn achtergelaten schrikbeelden zien. De heer was tevreden en hij zou zijn belofte nakomen. Hij trok hem mee in de baarmoeder en hij werd herboren in de berk. Toen kwam de dageraad en hij voelde zijn nieuwe lichaam bruisen van energie. Elke molecule zong duizend gedachten van blijdschap. Alles rondom hem was mooier dan voorheen. Alles straalde in kleuren, waarachtiger dan hij ooit gezien had. Onder hem voelde hij de warmte van de aarde die hem bemoederde. En in gedachten was hij bij de kern van zijn zijn en stond in verbinding met alles en iedereen. Hij praatte met elke mens die troost zocht en troostte hen met dat deel van hun hersenen waar ze zichzelf niet bewust van waren. Hij voelde zich God onder de goden. Ja, hij was eindelijk op zijn bestemming.
het was maar een fantasie
hij wou uit deze wereld springen
maar de hemel was te hoog,
in de kleinste fractie van een seconde
kon hij misschien wel een vogel zijn
hier kan je dat niet zijn
het alom afwezige niet-zijn
het puur zijn-aanschouwen
bijna als doorzichtig zijn
hier zijn in vol vertrouwen
dat dingen hier louter zijn
zich in schoonheid ontvouwen
en zo zong zijn hoofd duizend gedachten
de liederen namen hem mee naar de onschuld
ja, hij zou niet meer eenzaam en alleen zijn hier
____________________________________________________________________
P.S. Een ouder verhaal dat ik herwerkt heb, met de bedoeling opnieuw verhalen te schrijven. Ik heb het herwerkt met het oog op leesbaarheid. Het is moeilijk een balans te vinden tussen poëzie en proza. Graag je mening!!!!
feedback van andere lezers- tessy
Wow ik vind eigenlijk de juiste woorden niet, het is nogal lang maar toch kon ik niet stoppen met lezen.
Je schrijfstijl is formidabel, het fascineerde me van begin tot einde.
Schrijf verder aub.
drebddronefish: Leuk om weten tessy. Ik had dit verhaal ingestuurd voor een wedstrijd en ik heb daar verpletterende kritiek op gehad. Ik ben dan als laatste geëindigd. Je zou voor minder stoppen met schrijven. Dank je wel tessy
groetjes - GoNo2
Magistraal drebddronefish: Dank je Gono
groetjes - Magdalena
Absoluut meesterlijk!
Dit is de beschrijving van een Inwijding.
Ik ben er stil van.
drebddronefish: Zie ook de feedback bij tessy. Het doet deugd dat het dan toch leesbaar blijkt.
groetjes - fenk
Ik sluit me aan bij de vorige feedback. Mijn opmerkingen stuur ik je later op, mijn internetverbinding is te labiel voor lange fb nu. Dit is echt heel goed.
drebddronefish: Dank je fenk. Dan zal ik die feedback verwachten.
groetjes - yellow
ik heb met mijn gedichten ook al meegedaan met wedstrijden, soms word je door de (deskundigen) gewoon vermorzeld, ieder zijn stijl, bij mij blijft het vooral de inhoud die telt,
ik zou het volgende keer wel in twee delen schrijven,
dat is perfect mogelijk en zal meer lezers lokken omdat het inderdaad nogal lang is om aan te beginnen, vergeet niet dat internet een vluchtiger mediuml is, het is niet zoals een boek dat je aandachtig begint te lezen,
groetjes,
Marc
drebddronefish: Ja, elk zijn meug heb ik me achteraf bedacht. Ja, ik weet het dat je eigenlijk geen te lange stukken moet publiceren hier. Maar dit is een stuk waar je je aandacht moet bij houden, vandaar dat ik het liever niet in stukken wou snijden.
Dank je voor het lezen
groetjes
|