writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Junkies, treinen en andere rottigheid (27)

door jack

Mijn brein begon razendsnel te werken. Een soort van omgekeerd overlevingsmechanisme trad in werking. Ik zou mezelf kunnen wurgen met de stethoscoop die rond de nek van die dokter hing, alsof hij die veel nodig had op deze afdeling. Of ik kon mijn hoofd te pletter slaan tegen die prachtige smetteloze wanden die ongetwijfeld al vaker onder het bloed hadden gezeten. Ik kon het jachtmes bovenhalen, een geschenk van een zekere Tomas, dat altijd in mijn tas zat, en er me de buik mee opensnijden.

Maar helaas, het geschiedde anders. De deuren schoven gehoorzaam open en mijn ingebakken beleefdheid gebood me te doen wat van me verwacht werd: de gang in te wandelen, achter meneer de dokter aan. Als een echte kistdrager schreed hij met doodgraverstronie waardig voor me uit. Alweer kon ik zijn derrière bewonderen. Veel keuze had ik niet. Gelukkig kon ik niet zien of zijn billen al dan niet tegen elkaar aanschurkten bij het wandelen, daar zijn doktersjas het zicht belemmerde. Hoewel ik er mijn hoofd op durfde te verwedden dat het zo was. De enige mensen die aan dit hoogst onesthetische euvel ontsnappen zijn namelijk die van het uitgesproken smalle type. Zoals Junkie. Die had prachtige hoerige antilope-billen. Hoerige dan wel in de meest positieve zin van het woord. Wanhoop greep me bij de keel bij de gedachte dat ik ze misschien nooit meer zou zien, laat staan dat ik ze nog zou kunnen strelen, zijn beenharen plagerig onder mijn handpalm zou voelen kriebelen. Ze leken statisch geladen, die haren. Nu hij naar verluidt niet langer in het rijk der levenden vertoefde, was de kans groot dat ze hun lading kwijt waren. Dat zou ik zometeen moeten verifiëren, als mijnheer doktoor hier tenminste geen noemenswaardig bezwaar had. In dat geval zou ik eerst eerst op één of andere manier van die vent af moeten zien te raken. De mogelijke aanwezigheid van allerlei autopsie-instrumenten bood alvast enkele mooie denkpaden. Toch hoopte ik tegen beter weten in dat het me zou worden toegestaan afscheid van hem te nemen op de manier die ikzelf het meest geschikt achtte. Wat dat zou inhouden, kon ik echter nog niet met zekerheid zeggen. Er was namelijk nog steeds een kleine kans dat er een vergissing in het spel was. Ik durfde er niet op te hopen maar ik moest wel. Ik kon niet anders.

Paniek begon zo stilaan mijn denkvermogen lam te leggen. Met elke deur die naderde en ongeopend voorbijgleed, werd ik banger voor wat komen zou, ondanks mijn hoogdringende verlangen bij hem te zijn. Toen de man eindelijk de pas inhield bij één der deuren op het einde van de gang, zwaaide hij ze in een onverwacht soepel en snel gebaar open. Niet goed wetende wat ervan te denken, staarde ik hem aan, bang om binnen te kijken en nog veel meer om binnen te wandelen. Dat ogenblik is me altijd haarscherp bijgebleven. Het leek minutenlang te duren hoewel het hoogstens enkele seconden in beslag kan hebben genomen. Tot uiteindelijk de man de loodzware stilte abrupt onderbrak door met een monsterende blik en een hoofdgebaar de woorden "Ehh, gaat u maar, juffrouw…" op me af te vuren. Of zo voelde het althans. Hij zei het duidelijk vanuit een soort verrast onbegrip, alsof hij dacht dat ik niet inzag dat we voor een deur stonden, meer bepaald de deur waarachter zich hoogstwaarschijnlijk het lijk van mijn manlief zich bevond. Felblauwe ogen had die dokter, een gezonde zomerse teint en glanzende grijze haren. En dat voor een gore klootzak. Erg bedrieglijk. Omdat ik nog steeds sprakeloos en bewegingsloos stond, maakte hij ook nog een "gaat u binnen"-handgebaar. Het zag ernaar uit dat zijn geduld opraakte.

Ik stapte binnen en een halve blik, een fractie van een seconde was genoeg om te pletter te smakken tegen een betonnen muur van herkenning. Het was een feit. De rest van de wereld bestond niet meer. Hoe ik toen overeind ben gebleven is me nog steeds een raadsel want ik had het gevoel ogenblikkelijk weg te zakken in een diepe coma, een compleet onvermogen tot bewegen of denken. De zwaartekracht leek verdubbeld. Toch werd ik onweerstaanbaar naar hem toe gezogen. Er was alleen nog een lange smalle tunnel van de plaats waar ik stond tot bij hem. En die vervloekte ecru ziekenhuis-vinylvloer, die leek te zijn gesmolten tot een dikke rubberbrij waar mijn voeten in wegzakten. De tocht naar zijn lichaam leek, als in een kwade droom, uren in beslag te nemen. Naarmate ik dichterbij kwam, kon ik steeds duidelijker de contouren van zijn vertrouwde gelaatstrekken onderscheiden en temidden alle miserie van die nacht, was dat een zaligheid. Als een warm bed na een nacht bibberen in de vrieskou. Eindelijk kon ik mijn blik te rusten leggen op het enige wat ik nog wou zien. Mijn Compostela.

Zoals verwacht betrapte ik mezelf erop hem ervan te verdenken dat hij nu elk ogenblik een einde aan deze farce zou maken door recht te springen en uit te roepen "Gefopt!". En wat meer is, ik zette me schrap om te voorkomen dat ik openlijk op zou schrikken, mocht hij het wagen, want dat plezier gunde ik hem niet. Daar was ik te trots voor. Als hij het aan had gedurfd een grap van dit smerige kaliber uit te halen, zou ik hem daar zeker niet voor belonen. Ik werd godbetert al kwaad van de gedachte alleen. Ongetwijfeld zou ik in dat geval de drang voelen hem een pijnlijke trap te verkopen, maar ik zou me inhouden en mezelf dwingen me te beperken tot een resem fraaie scheldwoorden die enkel in mijn hoofd overtuigend zouden klinken. Bovendien zou ik niet veel verder dan één komen, mezelf en zijn effect op mij kennende, en ongewild zou mijn stem veel meer affectie dan boosheid verraden.Dergelijke gevallen hadden namelijk in het verleden herhaaldelijk bovengenoemd verloop gekend, niet zelden gevolgd door nog meer hilariteit en gestoei. En dat voor twee volwassen mensen, zult u ongetwijfeld denken.

Ondertussen begon het me te dagen. Met elke voorbijgaande seconde werd het onwaarschijnlijker dat hij zo lang komedie kon spelen. Als hij nog leefde, was hij allang in lachen uitgebarsten. Daarenboven was het van meet af aan even onwaarschijnlijk dat hij zo ongehoord ver zou gaan in zijn grappenmakerij. Al meermaals had hij zich aan dit soort deugnieterijen gewaagd, maar altijd binnen de vier muren van ons veilige huis, ons fort, ons donkere hol.

Om het zekere voor het onzekere te nemen, porde ik hem. Eerst voorzichtig met één vinger tegen zijn bovenarm en vervolgens wat steviger. Ik kende hem goed genoeg om te weten dat, mocht hij nog leven, mijn ervaren oog kleine tekens zou zien dat hij nu wel erg veel moeite moest gaan doen om niet door de mand te vallen. Maar er gebeurde hoegenaamd niets en zijn standhoudende onbeweeglijkheid maakte de waarheid onontkoombaar. Hopen had geen zin meer. Dat wist ik sinds het moment dat ik hem had aangeraakt. Zijn lichaam voelde anders aan. Nog niet koud of stijf maar iets subtielers. Het was overbodig op een reactie te blijven wachten want er zou er blijkbaar geen komen. Hoewel: hoop doet leven, zegt men weleens. Niet, dus. Hoop is volstrekt nutteloos en brengt alleen maar teleurstelling met zich mee, neemt u het van mij aan. Een soort van "opium voor het volk", niet alleen in de zin dat het bedrieglijk is maar vooral dat er onvermijdelijk ook een ontnuchtering volgt. En diegenen die ervaring hebben met geestesverruimende middelen, zullen weten dat het optrekken van die roes hoogst onaangenaam kan zijn. Niet altijd fysiek onaangenaam, maar geestelijk des te meer. Het typerende voor de zoveelste keer wakker worden in een erg onwenselijke realiteit.

Hoedanook: ik stond dus naast een lijk. Een levenloos lichaam. Een aflijvige, een overledene, een dode. Mijn dode lief. Nochtans had ik nog steeds niet het gevoel dat hij dood was. Dat is er ook in mijn verdere leven, totnogtoe althans, niet van gekomen. U ziet waarom bepaalde mensen uit mijn nabije omgeving weleens durven te beweren dat ik hardleers ben.
Maar goed, daar stond ik. Op dat ellendige vinyl in die smetteloze witte kamer in dat harde steriele licht. Het moet tl-licht geweest zijn, maar jammer genoeg is dat één van de weinige dingen die nacht die aan mijn aandacht voorbij zijn gegaan. Wat nog erger was, was dat Junkie op zo'n roestvrijstalen tafel lag. Een koud ijzeren werkblad in plaats van een zachte rustplaats. Hoewel ik waarheidshalve moet toegeven dat het misschien geen autopsietafel was maar een veredelde dodenbrancard op wielen. Ik wou het nog vragen, maar tot mijn aangename verrassing merkte ik dat de dokter de tact had gehad het vertrek te verlaten. Toch nog iets dat meezat.

Nu mijn rationele helft inzag dat hij dood was, begon ik het te zien. Er lag een nooitgeziene kilte over zijn gezicht. Hij zag wat bleekjes maar ook zijn gelaatsuitdrukking was onaards neutraal, hoewel hij er opvallend moe uitzag. Nog nooit had ik hem zo stil gezien. Zelfs zijn bibbervingers hadden rust gevonden. Ik nam zijn nog niet geheel afgekoelde hand vast en bedacht dat het vast de laatste keer zou zijn. Vervolgens draaide ik zijn handpalm naar boven zodat de binnenkant van zijn onderarm zichtbaar werd, en inderdaad: sporen van een zeer recente injectie. Ik liet mijn vingers zacht over het bleke vlees gaan, dat vond hij ondraaglijk. Nog steeds sprong hij niet recht. Vreemd genoeg daalde er langzaamaan een diepe rust over me neer. Ik was bij hem. Thuis. Op dat ogenblik kon ik niets meer wensen dan dat de tijd buiten zou blijven stilstaan en dit eeuwig zou kunnen blijven duren, zodat ik hem niet moest afgeven, nooit. Deze witte kamer zou ons nieuwe huis worden.

Zijn brede grijnsmond zag er nog precies hetzelfde uit als gisteren. Bizar was het. Ik drukte zijn lippen zacht opzij om te zien of ook zijn tanden onveranderd waren. Zijn lippen voelden rubberig droog aan, en minder warm dan gewoonlijk. Ze plakten een beetje. En zijn tanden waren een beetje glans verloren. De gedachte ging me door het hoofd dat ik in de gegeven situatie alles met hem zou kunnen uithalen wat ik ooit had gewild en waar ik nooit de kans toe had gekregen. En dat zonder enige weerstand. Nu mag u hier geen oneerbare dingen gaan veronderstellen want dat was een woord dat niet voorkwam in zijn dictionnaire. We hadden samen onze grenzen zodanig verkend dat niets tussen ons nog oneerbaar kon worden genoemd. Bovendien is necrofilie niets voor mij. Hoewel ik er zeker van ben dat hij zoiets een gepast en zelfs flatterend laatste eerbetoon zou hebben gevonden. Ik zag hem al geamuseerd toekijken en schaterlachen. Dat beeld van een lachende Junk deed ook mijn longen in een soort van dwangmatige spastische snuiflach schieten. Hoe meer ik me trachtte te bedwingen, hoe meer ik de controle verloor en ik hoorde mezelf steeds harder lachen, met lange diepe halen. De wetenschap dat mijn gedrag vrij ongepast was maakte de zaken er alleen maar erger op. Toen ik na enkele minuten weer gekalmeerd was keek ik naar zijn onbeweeglijke gezicht. "Gij vuile Junk, zelfs nu ge dood zijt doet ge me nog lachen", zei ik. Accurater was het geweest te zeggen dat hij me nog steeds in verlegenheid bracht, maar goed. En het voelde volkomen natuurlijk om dat zo tegen hem te zeggen. Gezellig was het, daar bij hem te zijn. Ik kon alleen maar hopen dat de witte werkmieren ons vergaten zodat ik bij hem kon blijven.

 

feedback van andere lezers

  • Mephistopheles
    Een erg zware brok dit, zwaarder dan een biefstuk na drie porties aardappelen (of zoiets)
    Ik bedoel het in positieve zin. Het is erg levendig en meeslepend, ik zou zeggen kop op en drinkt er enen...
    Gr.
    jack: Ben even gestopt met drinken omdat het een beetje uit de hand begon te lopen. Maar het sleutelwoord hier is "even", he, als in tijdelijk.

    Om dit deel te kunnen schrijven heb k me teruggetrokken in een abdij, compleet met (onchristelijk vroege) ochtend- en avondmissen die ik eerst niet zag zitten maar die bij nader inzien enkel uit gezang, vergezeld van live orgel, bestonden. Die paters konden een stukske zingen. En gelukkig hebben ze mij niet gevraagd of ik gelovig ben ;-)

    Vandaar dat ik een tijd afwezig ben geweest hier, maar wees gerust, ik zal uw stukjes opzoeken en uitgebreid van fb voorzien...

    Ik kan u motilium aanraden hoewel ik hoop dat ge er niet zo mottig van zijt als die kikker in dat motilium-reclamespotje :-D
  • sk
    Heel vlot geschreven, waardoor het zeer aangenaam lezen was. "Mijn Compostela" vond ik mooi gezegd

    Gr
    Kenneth
    jack: Dankjewel. Ik twijfelde net wat aan dat Compostela omdat het zo godsdienstig is.
  • miepe
    dat heb je weer al-le-maaaal knap beschreven: menselijk en toch aarzelend of het wel menselijk is

    ja, ik las je weer eens heel graag

    maar om je in een abdijijij te gaan opsluiten gggg. ja, dat doet me toch ook even snuiflachen (ffff)
    jack: Het is misschien lachwekkend maar ik had het nodig. De rust en het strakke ritme... en ooo, het waren zo'n prachtige antieke kamers met zo'n erg inspirerend ouderwets schrijftafeltje, je moest eens weten. De donkere gangen en de geweldige paters (jaja, het onmogelijke is gebeurd, ik kreeg er bewondering voor geestelijken) (paters althans)... Speciaal hoor.
  • KapiteinSeBBos
    dit was weer om van te snoepen

    jaja

    dikke knuffels,

    jaja

    xxxxxxxxxxx

    jaja

    dit verdient een pluimpje :-)

    jaja


    jack: Danku :-)
  • tessy
    opnieuw graag gelezen, maar alles is al een beetje gezegd, dus laat ik het hier bij
    jack: :-)
    dankjewel!
  • Mistaker
    Een abdij!!!!?????
    Nou ja, het heeft een erg sterk deel 27 opgeleverd.

    Groet,
    Greta


    jack: Ik kan het je ten zeerste aanbevelen hoor, die rust en die stimulans tot geestelijke arbeid vind je echt nergens anders... :-)
    Dankjewel!
  • henny
    Heel mooi deel en er is niet mis mee om je terug te trekken in een abdij. (y)
    jack: Tuurlijk is daar niets mis mee :-)
    Het doet zelfs vreselijk deugd, die onwereldse soberheid!
  • koyaanisqatsi
    K. neem zijn hoed af voor de auteur.
    jack: De auteur maakt een hoffelijke buiging en neemt met plezier uw eerbetuiging in ontvangst ;-)
  • manono
    Je beschrijft dit alsof het net gebeurd is.
    jack: Een vage beschrijving zou maar weinig interessant zijn, toch?
    Dank voor je leestijd!
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .