writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Stenen

door leesmicrobe

Er scheurde iets door de wand van zijn droom. Vage basklanken van een verre misthoorn die aangaven dat er onheil in de lucht hing. Willem verkrampte in zijn bed waarna het verre gedreun ophield. Daardoor ontspande hij wat. Daarna bleef hij liggen tussen wakker en slaap zonder dat hij zijn bewustzijn richtte op een vaste gedachte. Dat hield hij vol tot er licht tussen de gordijnhelften kierde. De badkamerspiegel bood weinig verrassingen. De nacht had zwarte vlekken getekend onder zijn ogen en zijn haar piekte naar overal en nergens. Hij trok wat grimassen maar de donkere ernst die afstraalde van zijn figuur kreeg hij niet bedwongen. Vervolgens spoelde hij wat slaapresten weg met veel koud water en trok dan de kleren aan van de dag voordien. Beneden was het donker en kil wat Willem deed verlangen naar de geur van gemalen koffie. Het koffiezetapparaat had echter heel wat tijd nodig om het verzet van de stilte te breken. Willem reikte naar de radio die binnen handbereik stond en zijn rechterhand bleef besluiteloos zweven boven het toestel. Nee, eerst iets anders. De broodtrommel was immers leeg. Hij stond op, liep naar de gang en griste zijn jas van de kapstok.Bij de bakker was hij de enige klant.

'Dag Willem! Zo vroeg vandaag! Alles goed, jongen? En met je moeder?'

Hij knikte enkele keren terwijl hij vermeed de vriendelijke vrouw die hem bediende aan te kijken. Ja, het was nog te vroeg voor woorden.

Thuis, aan de ontbijttafel, wezen enkele krantenkoppen hem op het nieuws van de voorbije dag. In Koksijde was een potvis gestrand. Het artikel bevatte een foto. Je zag heel wat volk samen gedrumd rond de weerloze reus. Eén man was op de rug van het arme dier geklommen en maakte een v-teken, alsof hij net een historische overwinning had behaald. Willem snoof verontwaardigd en sloeg dan de bladzijde om. De federale regering was nog altijd niet gevallen over zichzelf. De beleggers bloedden nog steeds en de echo's van steeds ongeloofwaardiger klinkende beursgoeroes waren intussen samengeklit tot een mantra die weerklonk doorheen elke pagina. Recessie!

Het brood was veel te hard om vers te zijn en smaakte naar niets. Willem kauwde lang en dwong zichzelf tot slikken. Enkele luie vliegen op de fel gekreukte broodzak hielden zijn blik lange tijd gevangen. De deur naar de gang stond op een kier en plots hoorde Willem weer dat geluid dat hem vannacht had gewekt. Hij hoestte de warme slok koffie haast uit en luisterde aandachtig. Het leek van boven te komen. De vage tonen wonnen even aan kracht, zwollen aan tot een gekerm waaruit woorden leken op te stijgen en stierven dan uit. De stilte was abrupt en onaangenaam. Willem trok de rolluiken omhoog en staarde naar de hemel. De dag leek nu al verloren voor het zonlicht. Daarvoor was het wolkendek te donker en te dik. Herfst in de lente. Plus een stenen brood als ontbijt. Hij zette de radio aan en trage jazztonen verleidden hem tot een korte rustpauze op de sofa. Hij dommelde in en zag zichzelf gehurkt zitten aan een haast oeverloos meer. Het land leek verdronken of in elk geval ver weg. Het water was donker en rimpelloos en er dreven nevelslierten langs die de echo droegen van diezelfde vreemde misthoorn van daarnet. Voor wie was dit signaal bedoeld? Hij wist het niet, maar het leek alsof alleen hij een antwoord kon formuleren op die vraag. Hij stond recht en wilde het water in. Plots dook er een figuur - een soort sirene - op uit het water die hem iets toeschreeuwde. Daardoor zag hij af van zijn voornemen. Even later schrok hij wakker.

Na de middag liep hij het nabijgelegen warenhuis binnen. Een jonge moeder met een slapende baby in haar draagzak duwde een haast lege winkelkar voor zich uit. Ze stond in dezelfde afdeling als Willem en hij zag haar staren naar de geprijsde artikelen. Af en toe greep ze naar een product, om het nadien met een zucht terug te plaatsen. Te duur? Was het leven te duur voor deze madonna met kind? Willem voelde geen medeleven. Dat had de regering ook niet. Volgens de raadgevers van de premier was de koopkracht niet al te veel afgenomen. Punt. Kopen dus maar. Toen ze mekaar passeerden, wierp hij nogmaals een blik op de inhoud van haar kar. Luiers, verzorgingsdoekjes, talkpoeder, tampons en een doosje pleisters. Tja, de bevolking bloedde maar at niet.

Zelf kocht hij ook haast niets. Een schreeuwerige boodschap trok zijn aandacht. U houdt van exotisch? Koop de smaak van verre stranden en eet een verse ananas. Hij kocht er een en voegde er wat peren en een potje frambozenjam aan toe. Aan de kassa moest hij plots terugdenken aan zijn droom. Misschien was de misthoorn het teken geweest waarop hij de laatste jaren had gewacht. Een voorteken, maar van wat? Van verandering, dàt in ieder geval. Door de ruit van de winkel zag hij een postwagentje traag voorbij rijden. De chauffeur keek spiedend om zich heen alsof hij op zoek was naar een belangrijk adres. Het zijne? Het beeld van de traag rijdende postman verjoeg alle andere visuele indrukken en Willem voelde een golf van verwachting door zijn middenrif trekken. Misschien lag er straks een postpakketje op hem te wachten of een mooie brief van een onbekend iemand die binnenkort in zijn leven zou inbreken. Iemand die hem wilde leren kennen, hem wilde liefhebben zoals hij was. Dat kon toch? Dat moest kunnen! Willem voelde zich plots overmand door de opwinding waardoor hij excessief begon te slikken. Tijdens de terugweg voelde hij zijn hart kloppen in zijn keel.

De brievenbus bleek leeg, op één of andere schreeuwerige reisfolder na. Willem bekeek het onding eerder ongelovig dan ontgoocheld. Had hij zich daarvoor zo gehaast? Hij wilde het papier verfrommelen tot zijn blik werd gevangen door de woorden 'exotisch' en 'Peru'. Kijk! Opnieuw een teken! Hij verlangde naar nieuw, naar exotisch en prompt dook het woord overal op. In zijn hoofd, op het etiket van de ananas en nu in zijn brievenbus. Misschien was hij na al die jaren wel toe aan een verre, exotische reis en wilde het lot hem dat duidelijk maken. Hij zette zich aan het raam met een kop gloeiend hete koffie en staarde naar de tuin die een sterk verwaarloosde indruk maakte. De tuinkabouter vooraan had een gebroken neus en wees met zijn bemoste rechterhand naar een hoop stenen die ooit bedoeld waren als deklaag voor een terras. Er gloeide een vreemde gedachte op en Willem greep plots naar zijn tas en omklemde die zo bruusk dat er een beetje hete koffie op de rand gulpte en de rug van zijn hand haast in brand zette. Het deed hem niets. Er kwam geen vloek, geen traan. Helemaal niets. Niet dat hij dat niet wilde. Soms zou hij wel eens willen huilen om iets. Om het nieuws bijvoorbeeld. Of om die jonge moeder zonder geld. Of omwille van die vreemde figuur uit zijn droom die hem het water had ontzegd.

Zijn ogen dwaalden opnieuw over de voorpagina van de krant. Werkloze, jonge Vlaamse man haast uitgestorven ondanks dreigende recessie. Werkelijk? Hij las het nietszeggende artikel en schudde enkele keren het hoofd. De gedachte van daarnet borrelde opnieuw op. Waar was de tijd dat hij mode-ontwerper wilde worden? Hij blaakte toen van ambitie en zelfvertrouwen; had volgens zijn leraars het nodige talent en vooral, hij had zin om creatief te zijn, om te leven. Tot die stomme diagnose zijn leven overhoop had gehaald. Als enig en vaderloos kind had je weinig keus als je moeder bleek te lijden aan MS. Hij had het in zijn jeugdige overmoed aanvankelijk geprobeerd, de combinatie van studie en thuisverzorging. 's Nachts opstaan om haar te helpen bij het plassen. Koken, wassen en strijken in haar plaats. Haar klachten aanhoren en haar moed inspreken en ondertussen een college missen. Tot hij op een dag letterlijk met zijn kop tegen de muur was gelopen. Tegen het stenen muurtje van het schuurtje achterin de tuin. Hij had datzelfde schuurtje maanden daarvoor ingericht als werkatelier en het was zijn mijmer- en werkplaats geworden. Een oase waar de kwetsuren van het verleden een zachte korst kregen. Hij had er gedroomd over nieuwe en gedurfde ontwerpen; hij had er getekend, genaaid en geknipt. Tot hij die namiddag in zijn vingers had gesneden en er een bloedvlek was verschenen op het kleurige weefsel waaraan hij werkte. Hij was recht gesprongen, naar buiten gelopen en had zich omgedraaid en de schuur en haar hele inhoud vervloekt. Daarop was hij gestruikeld waarbij hij zijn voorhoofd lelijk had geschramd aan de ruwe, stenen buitenmuur. Toen was het hem allemaal teveel geworden. Woedend had hij de schuur bekogeld met keien. Daarna had hij een grote twijg afgebroken van de zilverberk en er de grijze, schilferige stam genadeloos mee gestriemd. Dat alles onder de blikken van zijn moeder die hem van achter het raam van de veranda, zittend in een stoel, had aangestaard zonder ook maar één woord te zeggen. Vanaf dan had hij zijn studie stopgezet en had hij zich enkel nog met haar verzorging bezig gehouden. Hij had gaandeweg geleerd om zijn hardnekkig terugkerende dromen en de daarbij horende gedachten en woorden één voor één op te bergen. Vanuit het verpletterende besef dat zijn toekomst die bewuste namiddag was versteend.

Zijn vreugdeloze gedachten werden onderbroken door de bel van de voordeur. Als een willoos dier slofte hij de gang in. Pas toen hij de deur opende, herinnerde hij zich het wekelijks bezoek van de verpleegster. Anita was haar naam. Hij zag eerst de grond onder haar voeten, dan pas haar leren laarsjes en haar gebloemd kleedje. De zon scheen volop, merkte hij plots.

'Dag Willem. Toch nog een mooie dag geworden hé!'

Hij bleef verstard naar de ongeopende bloemknoppen staren op haar jurk en Anita herhaalde haar groet, zij het al iets minder opgewekt.

'Ze…ze is er niet.'
'Je moeder? Ze is er niet? Waar is ze dan?'

Hij voelde een blos opkomen en trapte met zijn linkervoet op zijn rechter tot het pijn deed. Dat had al eerder geholpen tegen een ongewenste emotie. Tegelijkertijd graaiden de vingers van zijn linkerhand in zijn broekzak, alsof ze op zoek waren naar een antwoord op Anita's vragen. De reisfolder ritselde tussen zijn vingers. De woorden kwamen vanzelf.

'Macchu Picchu.'
'Wat?'
'Ze is naar Peru. Macchu Picchu.'
'Met wie? Marta Pitsjoe? En sinds wanneer?'
'Sinds gisteren.'

Willem voelde de zwaarte van die woorden en hapte naar adem.

'Gek dat jullie me daar vorige week niets over verteld hebben. En hoe lang blijft ze weg?'
'Tot volgende week donderdag.'

Met elk stenen woord dat er uit zijn mond kwam, werd de leugen verder verzwaard. Anita geloofde hem niet. Om dat te weten hoefde hij haar niet eens aan te kijken. Zijn ogen zochten naar een houvast en vonden een rustplek tussen de welvingen van haar boezem.

'En wie zal haar verzorgen? Waar was het ook alweer? Peru?'

Willem pareerde Anita's laatste vragen en werkte haar tenslotte niet - zonder tegenzin - de deur uit. Tenslotte was ze altijd vriendelijk tegen hem geweest. Hij was daarom bijna blij met het zweempje schuldgevoel dat even zijn gedachten prikkelde en hij bleef stil in de gang staan om die emotie zo lang mogelijk te beleven. Doorheen het loodglas van het deurraam zag hij hoe Anita aanbelde bij de overbuurvrouw. Beiden stonden lang met elkaar te praten en af en toe wees Anita zijn richting uit. Anita's laatste armzwaai was voor hem het signaal om terug te keren naar de woonkamer.
Fluwelen radiostemmen leidden de avond in. Willem legde zich in de sofa, doezelde weg en bevond zich al snel opnieuw aan het meer waar de nevel nog steeds de sfeer bepaalde. Dit keer geen misthoorn. Het water was donkerder dan ooit en Willem wachtte gespannen op wat komen zou. Er stak een wind op die het wateroppervlak deed huiveren en daar, tussen de nevels, zag hij opnieuw die wazige figuur opduiken. Ditmaal hief ze haar armen op en wenkte ze hem. Willem snoof begerig. Hij rook wier en mosselen en dat alles bedwelmde hem en maakte hem loom en blij tegelijk.
Een merel in de esdoorn wekte hem. Hij wreef over zijn wangen en voelde de stoppels. Had hij de hele nacht hier beneden doorgebracht? Zijn lijf lag gekromd in de kussens van de sofa. Het meubel kreunde toen hij zich probeerde op te richten. Rare droomrestanten hielden hem nog even aan zijn ongewone slaapplaats gekluisterd. Hij was op reis geweest en had tussen ruïnes gezworven. Een levende zwerfkei tussen een hoop levenloze stenen. Van Macchu Picchu?

Net toen hij de gordijnen van het keukenraam wilde openschuiven, ging de bel van de voordeur. Dwingend en schel. Wie? Op dit uur? Hij had geen zin om nu iemand te ontvangen. Hij sloop door de gang en bukte zich aan de deur. Vervolgens draaide hij de klep van de brievenbus langzaam naar boven. Vier gestalten. Hij ging wat lager hangen en herkende toen Anita's laarsjes. Ze klonk verontrust.

'Ze zijn allebei thuis. Ik weet het zeker.'

Daartussen een norse bas en het heldere stemgeluid van dokter Pasteur, hun huisarts. Willem wilde de klep opnieuw laten zakken, maar voelde plots weerstand. Het daaropvolgende ogenblik staarde hij in twee gitzwarte ogen met daarboven een donkerblauwe kepi.

'Hallo, meneer Casteels? Willem Casteels? Kan u de deur openmaken, alstublieft?'

Hij schrok en liet zich helemaal zakken tot op de grond, met zijn rug tegen de deur aan. De vier bezoekers riepen nu allerlei dingen door elkaar, af en toe overstemd door de dwingende voordeurbel. Scherpe geluiden, scherpe woorden die Willem wilde afweren, maar er was geen ontkomen aan. Hij ging in foetushouding liggen en trok daarbij zijn armen over zijn hoofd in een poging om zijn oren te bedekken. Er klonk gerinkel in de keuken, gevolgd door een korte vloek en enkele voetstappen, en seconden later werd zijn lichaam als een dood gewicht weggesleept van de voordeur. Voetstappen in de gang. Op de trap. Een deur die werd geopend. Rennende mensen. Iemand aan de telefoon.

Willem lag in de ziekenwagen op een berrie, de ogen stijfdicht. Iemand had hem een spuitje gegeven. Hij gleed weg en zijn schommelende lijf lag plots in een donkere holte waar het rook naar schelpen en naar wieren en zout. Er steeg een vaag gerommel op dat toenam in hoogte en sterkte, en Willem legde zijn armen over zijn hoofd om zijn oorschelpen af te dekken. Het geloei leek op een misthoorn en nu zag hij wie dat geluid maakte. Het was die vreemde watervrouw. Ze loeide - het leek wel alsof ze ondraaglijk veel pijn leed - en het water om haar heen gaf gevolg aan haar roepen, want het begon te bruisen en te kolken. De golven werden steeds hoger, tot het water zich als een muur op hem stortte. Hij voelde gruis en algen langs zijn lijf gaan en hij werd meegesleurd door de vloedgolf. Het water stonk en drong zijn mond, oren en neusgaten binnen. Kiezels schuurden zijn lijf. Zijn hoofd raakte een rotsblok, maar zijn lichaam werd verder meegesleurd en Willem verloor alle gevoel van richting. Tot plots het water bedaarde en hem met een laatste krachtinspanning terug op de begane grond wierp. Hij hoorde een meeuw ver weg en voelde zonlicht tintelen op zijn huid. Hij bleef stil liggen en dacht aan zijn vader die hij nooit gekend had en aan zijn moeder die hij nooit meer zou zien. De weinige woorden die in hem opkwamen, vormden een vreemde vraag: zou iemand hem willen adopteren?

 

feedback van andere lezers

  • Magdalena
    Simpelweg: professioneel.
    Ben een fan van kortverhalen en dit heb ik met heel erg veel genoegen gelezen.

    van harte proficiat
    leesmicrobe: Hey, dag Magdalena! Ik wil je bedanken voor deze fijne reactie!
    Ik ben van plan om nog meer te plaatsen binnenkort en uiteraard wil ik ook zelf meer reageren op werkjes van anderen op deze site. Tot later!
  • ivo
    schitterend

    mss schreeuwerige x2 gebruikt, een andere synoniem?
    leesmicrobe: Dag Ivo,

    Ja, Ivo, je hebt gelijk. Ik kijk er nog wel eens naar! Bedankt!
  • eisenik
    leuke stijl
    afgewerkt geheel
    leesmicrobe: Dankjewel eisenik!
  • KapiteinSeBBos
    leuk!

    maar ik zou je verhaal korter maken :-)

    je pseudoniem is wel grapppig, hopelijk hou jij bij mij ook een leesmicrobe?

    leesmicrobe: Het verhaal korter maken? Mijn hemel, kapitein. Dat lijkt mij geen goed idee. Als mijn personages iets willen zeggen, dan laat ik ze dat zeggen. Ik kan het misschien hier en daar beter verwoorden. Maar het verhaal inkorten zie ik echt niet zitten.
    By the way: ik ben een fan van u, mijnheer Zeppos! Ik heb al uw avonturen op DVD! ;-)
  • tessy
    prachtig verhaal, ik heb het tweemaal gelezen om zeker goed te volgen.
    Erg mooi
    leesmicrobe: Bedankt! Was het wel allemaal duidelijk? Want dat was eigenlijk mijn vrees een beetje..
  • jack
    Virtuoos!
    Ik meen dat dit in verband staat met het stuk over het hanssenspark?

    "de bevolking bloedde maar at niet" :-D geweldig!

    Ook het fragment over het schuurtje is heel mooi.
    Zeker niet inkorten!
    Wel is het hier voor lange verhalen de gewoonte dat je ze in stukken verdeelt zodat het niet te lang om lezen wordt. Maar dat lijkt me hier niet echt nodig, het is niet overdreven lang.

    Trouwens: vrees niet, het is goed te volgen. Niet alles moet expliciet gezegd worden hoor. Je behoudt een beetje mysterie en dat draagt ten zeerste bij tot de sfeer.
    leesmicrobe: Heel erg bedankt voor je wat uitgebreidere commentaar!
    Er is wel niet echt een verband met 'Nachtwandeling'.
    Toch geen bewuste link. :-)
    Tot later!
    Wim
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .