writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

De Zwam

door flam

DE ZWAM



*



De huizen van Ledeberg waren afgeleefd, verzakt, opgelapt. Ze steunden in lange rijen tegen elkaar. Als bestofte boeken. Uitgelezen. Plastic-plankjes bedekten de oude kroonlijsten in een vergeefse poging om het verval - dat niet meer kan worden gestopt - te verbergen. Een netwerk van fijne barstjes ontsprong uit de hoeken van de ramen, als rimpels in ooghoeken. Sommige bewoners hadden hun gevel bekleed met glanzende witte steentjes, hier en daar verving een deur in aluminium het uitgesleten hout. Die kleine ingrepen hadden iets wanhopigs. Ze ontnamen aan de straten hun kleinburgerlijke gezelligheid. In hun strijd tegen het doorslaande regenwater en het langzame scheuren van de muren hadden zij de laatste bestaansreden van deze wijk vervangen door een beklemmende banaliteit. Die vergeten flard uit de gordel arbeiderswijken rond de Gentse stadskern had op Vera steeds een onverklaarbare aantrekkingskracht uitgeoefend. Om te schilderen moest zij haar omgeving uitwissen. Een plaats uitkiezen buiten de drukte van de stadskern, maar ook ver van de gemakkelijke vertedering van het landelijke. Een niemandsland van nepgeveltjes en chaotische achterbouwsels. Vergeten uithoek van de stad, waar de verbeelding de enige schuilplaats zou zijn. Straten met eindeloze reeksen gordijntjes waarachter het enige leven zich op een televisiescherm afspeelde. Kille bronnen van licht die s'avonds doorsijpelden tot haar eenzame wandelingen door dit van God vergeten stadsdeel.


Het huis in de Hilarius Bertolfstraat had niets voor op de andere woningen van de wijk. Een venster en een deur. Drie meter vijftig naamloze verveling. Maar het stond te huur en het was het eerste dat zich aanbood toen ze besloot haar studentenkot in de Posteernestraat te ruilen voor een echt huis. Vera was het beu een papieren voornaam te zijn op een lijstje naast een deurbel.
De naam van de straat vond ze grappig. Hilarius, de lachende. Het agentschap had zelfs geen waarborg gevraagd. ' Probeer het een beetje op te knappen ' hadden ze gezegd, zonder veel overtuiging. De huisjes kenden een groot verloop van huurders. Telkens verstopten de nieuwkomers de ouderdomsvlekken achter nieuwe lagen decoratieve platen uit een rommelige doe-het-zelf-zaak in het hartje van Ledeberg. Eenzaam restant uit het florissante middenstandsverleden van de hoofdstraat. Wekenlang kreeg ze nog brieven in de bus, geadresseerd aan vorige huurders. Meestal administratieve dreigementen van de gasmaatschappij of hopeloze regularisatiepogingen van ziekenkassen en verzekeringen. Tussen de regeltjes van de nette ambtenarentaal las ze de vertwijfeling en het meedogenloos gesloop van achterstallen en deurwaardersexploten. In het begin hield ze alles bij maar snel begreep ze dat niemand hier uit eigen beweging aanspraak zou op maken. Ze kleefde de hele correspondentie op een paneel en overschilderde de brieven met een laag witte grondverf. De ideale drager voor haar eerste schilderij. Het werk zou het geheugen van de woning, als een intiem geheim, met zich meedragen. Vera beperkte het opknappen van het huis tot het hoogstnodige. Het behang met het streepjesmotief stoorde haar niet. Enkel de vloerbekleding in gekleefd tapijt moest eraan geloven. De vorige bewoners hadden sporen van hun aanwezigheid achtergelaten in verdachte vlekken en tot de draad versleten delen. Zelfs de stofranden op de plaatsen waar vroeger lijsten hadden gehangen liet ze onaangeroerd. ' Ze maken deel uit van de "couleur locale" ' had ze aan Myriam gezegd. Haar hartsvriendin van de jaren op het Sint-Lucas-Instituut. Haar medeplichtige hash-rookster. Tot Roland, student architectuur en aannemerszoon, haar naar Deinze had meegenomen om er haar dromen te begraven in uitzichtloze voorspelbaarheid. Vijftien kilometer, twintig povere minuutjes, waren er in geslaagd, om in minder dan twee zomermaanden, de band te breken.


Eénmaal was ze nog gekomen. Met Roland. Alsof hij haar een dienst bewees had hij het hele huisje geanalyseerd. Op stukjes papier schetsen gemaakt, om haar - hulpeloos studentje grafiek - uit te leggen hoe ze van dit troosteloos geval een hedendaagse woning kon maken. 'Met karakter' had hij eraan toegevoegd. Zelfs Myriam had meegeholpen om" woonideeën " te verzinnen. Volgzame schaduw van haar provincialistisch bouwmeestertje. Voor zijn veertigste zal hij lid zijn van de Rotary. Hij zal met overtuiging kaal worden. Hij zal op wintersport gaan. Met een bevriend koppel. Vera wou dat ze weggingen.
' Spring maar eens binnen. Maar geef eerst een telefoontje ' Ze wisten beide dat ze het nooit zouden doen.



Met haar buren had Vera geen contact. Van vele huizen bleven de rolluiken ook overdag dicht. Maar ze voelde de spiedende blikken toen ze een afvalcontainer liet komen en - zwart van het kleverige stof - de pluizige lappen tapijt over de rand kieperde.
Er waren geen café's. Bijna geen winkels. Enkel huizen. Eindeloze rijen.
S'morgens duwden vrouwen ,in roze nachtjas, hun kinderen de deur uit. In groepjes van twee of drie slenterden ze naar de basisschool op de hoek van het Kerkplein. Nagestaard door de moeders met slaap-gezwollen ogen.
Dan sloten de deuren zich. Wat kan een mens de godganse dag doen in zo'n piepklein huis ? Langzaam dik worden. Wachten op de kinderen. Op een man?
Vera probeerde zich telkens voor te stellen hoe ze er als kind hadden uitgezien. Ze waren het allemaal geweest. Kleine meisjes met kleine meisjesdromen. Huilend, lachend. Slapen met de duim in de mond. Een bruine pluchen beer vast in de armen. Ergens diep in hun zware lijven moest daar nog iets van overblijven.



Vera was een nieuwkomer en tot nader order, onbetrouwbaar. Ze dacht dat daar nooit verandering in zou komen tot Mariska's wereld door de muur barstte.
Door het aanhoudend geklop en het geluid van een electrische boor wist
Vera dat in het huisje naast het hare werken aan de gang waren. Zij ondervond daar weinig hinder van tot een schilderijtje dat tegen de scheidingsmuur hing op een dag eigenaardig ging hellen. De onderkant hing een paar centimeter van de wand. Toen ze het afhaakte zag ze een zwartgeblakerde baksteen die door het pleisterwerk priemde. Ze wrikte de steen los en in een wolkje van verpulverd gips trok zij hem uit de muur. Wat restte was een gat. Ze stond oog in oog met de vertwijfeling in de blik van de kleine.
Hij mompelde een onverstaanbare vloek en verdween uit het gekartelde venstertje van ruwe steen en gescheurd behangpapier. Een vol uur later belde hij aan. Of ze wou meekomen. Voor het gat. Bij madam.
Mariska wachtte haar op. In haar voormalige kruidenierszaak. De winkelruimte was sinds de sluiting onveranderd gebleven. De rekken, de balie, de kartonnen dozen met lang verdwenen merknamen werden overwoekerd door een jungle van kamerplanten. In haar blik las Vera de onverzettelijkheid van iemand die zich op een beslissende veldslag heeft voorbereid. De armen gekruist voor het ontzagwekkende lichaam. Haar benen, omzwachelde cylinders, wijd uit elkaar, als pijlers van een kathedraal. ' De muren zijn rot,' begon ze, ' en de kleine kon daar niets aan doen.' De schade-claim die onvermijdelijk ging volgen, zou tot een minimum herleid worden. Generaties opgespaarde boerenlistigheid rolden door haar koolzwarte ogen. Ze kende haar rechten. In gedachten stond ze voor de vrederechter en verzinde ze reeds de antwoorden op de deskundige verslagen. Toen Vera haar verzekerde dat ze de hele zaak onbenullig vond, dat het gat in de muur voor haar geen drama was, toen ze aanvaardde dat de kleine het zelf mocht herstellen - zonder schadevergoeding - verliet Mariska haar stelling en werd ze vriendelijk. Bijna moederlijk bezorgd om dat frêle meisje dat in haar rust was verstoord door de onhandigheid van de kleine - zijn echte naam zou Vera nooit te weten komen -.


Het was de eerste van een reeks namiddagen waarop haar buurvrouw haar, met een bijna verstikkende dwang, verplichtte om in de kamer, achter het oude winkeltje lauwe koffie te drinken en met geveinsde belangstelling het relaas te ondergaan van de eindeloze reeks tegenslagen die haar leven en haar immense lichaam hadden geteisterd. Ze had van Vera bezit genomen zoals ze dat met veertien woningen uit de omgeving had gedaan. Met de kleine als voorhoede. Leegstaande huizen ontsnapten zelden aan haar aandacht. Ze kocht ze op. Betaalde cash. De kleine werd uitgestuurd om de huisjes te verdelen in nog kleinere delen. Om er wanden te timmeren. In een onoverzichtelijke wirwar van leidingen en buizen elk stukje aan te sluiten op batterijen tellertjes die nauwgezet elke verbruikte druppel, elke, aan flauw licht verbrande, kilowatt zouden registreren. Studio's noemde ze dat. Alsof die moderne benaming iets afdeed aan het benepene, het bijna-onleefbare.
Ze regeerde over haar huurders als een bijenkoningin over een korf. Vanuit haar nest. Vantussen haar kanaries en de katten. Vera had berekend dat ze maandelijks een klein fortuin binnenrijfde, maar dat belette Mariska niet om haar te gebruiken als klankbord voor haar klaagzang over achterstallige betalingen, over het gebrek aan eerbied voor andermans eigendom van het legertje onbetrouwbare huurders. Over de kleine sprak ze met minachting. Maar hij had geen keus. Het was Mariska met haar onmogelijke lijf of de straat. Het was de kruiperige slavernij of creperen van miserie. Hoe oud was de kleine? Rond de vijftig, of ouder? Vera wist het niet. Net zo min als Mariska's leeftijd.
Ooit had ze hem in huis genomen zoals men zich over een zwerfkat ontfermt. Maar zonder de genegenheid. Zonder de strelingen. Omdat de nachten lang zijn en het bed te koud en omdat de huizen moeten verbouwd worden. Nu en dan flakkerde het oude vuur weer op. Dan verdween hij. Dagen lang. Keerde onherroepelijk terug. Stomdronken. De hele straat wakkertierend in de vroege ochtend. Ze liet hem op de deur bonzen. Dreigen. Schelden. Ze liet hem zijn verwensingen tegen de sterren schreeuwen. Haar onverschilligheid vervloeken. Want in haar muffe bed wist zij dat de kleine dronk om zijn angst te vergeten en dat met de roes ook zijn heldenmoed zou verdwijnen.



Hij was het die voor het eerst over de zwammen sprak. ' Er zitten draden in de muren ' zei hij toen hij het gat onderzocht alvorens het met brokken baksteen dicht te metselen. ' Je zit met zwam'. Vera was er niet gerust in. Een week nadat ze had gebeld kwam Roland langs. Zonder Myriam. Hij was gehaast. Moest nog naar een werf.
Met zijn autosleutel had hij in het hout van de ramen geprikt .Op het zoldertje in de voegen van het metselwerk gekrabd. ' Serpula lacrimans ' was zijn besluit. Huiszwam. Vera vond de latijnse benaming mooi. Het klonk droevig en traag, als een gregoriaanse klaagzang.
Hij zou iemand sturen. Een gespecialiseerde firma. Maar het zou geld kosten en het was uiteindelijk een probleem voor de eigenaar. Vera was slechts een huurster. Echt veel zouden ze niet kunnen doen. Je moest eerst het vruchtlichaam vinden. Van daaruit vertrok het mycelium, de draden. En dat vruchtlichaam kon overal zitten. Misschien bij de buren, in één of andere kelder, achter de panelen die de wanden bedekten of onder planken van de verdieping.
' Zoek een ander huis, voor het op je kop instort. Die dingen vreten alles kapot.'
Enkele dagen na het bezoek van Roland hing er een wit-rood papier voor het raam van nr. 51. Te Koop. Daaronder een telefoonnummer. Vera vroeg zich af hoe lang het zou duren voor de kleine het zou verwijderen. Een week later hing het er nog.



Hij was Italiaan. De man van A.P.C. . Roland had hem gestuurd.
Anti Parasite Company - Baarleveldstraat 7 - Hansbeke. Het stond op de bestelwagen. Gino was zijn naam.
Dat had hij onmiddellijk gezegd. ' Mon nom est Gino ' . Met een accent van zuiver zon.
Hij liep het hele huis door. Tikte tegen de muren. Vera's bed lag onopgemaakt.
Zij haastte zich om de gefrommelde lakens te bedekken.
' Laat maar,' lachte hij
Op zolder wrikte hij een steen los en trok een lange grijze draad uit de muur. Broos. Als oude kant .
' De huiszwam, serpula lacrimans' Bij hem klonk het als een Toscaanse landwijn. ' Ik zal een prijsofferte maken voor de huisbaas'. Zijn Vlaams was nog grappiger dan zijn Frans.



' Of ge nog eens bij madam kunt komen. ' De kleine kwam nooit binnen. Hij bleef treuzelen in de deuropening. Net een hondje, dacht Vera. Hij murmelde iets over een lekkende kraan en verdween.

' Heb je dit ook gekregen ?'
De brief lag voor haar op het tafeltje. STAD GENT stond er bovenaan.

' In het kader van de recent ontdekte infectie met huiszwam van de hierna
vermelde straten zal ten behoeve van de bevolking een informatievergadering
plaats vinden op vrijdag 3 november te 15.OO uur in het Dienstencentrum.
Kerkplein 1 te Ledeberg. '

Er volgde een lijst met straatnamen.
Vera had de ochtendpost nog niet doorgenomen. Ze voelde dat Mariska erg
ontdaan was. Ze zei niets. Ze zat dwaasweg te blazen. Met gesloten ogen.
' We zullen samen gaan ' zei Vera.
Mariska reageerde niet. Ze bleef blazen. Met korte tussenpozen.
Achteraan was de kleine bakstenen aan het stapelen. Hij wreef ze eerst grondig schoon. Het koertje stond vol bouwmaterialen. Dakpannen, oude vensterramen, houten balken.
In Ledeberg zijn geen tuinen, alleen koertjes. Vera vroeg zich af of ergens één boom stond. Ze dacht van niet.
Mariska lag in haar zetel. De benen wijd uit elkaar. De hand op het hart. Hijgend. Als iemand die elk ogenblik een hartinfarct kan krijgen.
' Wat gaan ze mij nog allemaal aandoen ' zuchtte zij.
' Nr. 51 is te koop.' probeerde Vera
' Nr. 51 is van mij. Ik heb het te koop gesteld. Op zolder kunt ge niet meer. Ge zakt door de vloer.'
Vera voelde de pijn. Het was alsof ze een amputatie aankondigde. Een onbeschrijfelijk onrecht.



Vera schilderde snel. Secuur. Met kleine vinnige toetsen. Ze tekende eerst met potlood de hoofdlijnen. Gebruikte bijna uitsluitend zwart. Een klein beetje sepia. Het doek was te groot. Dat wist ze. Dat voelde ze.
Een vage struktuur bedekte het hele oppervlak. Lichte grijzen die overvloeiden
in ivoorwit. Als een spinrag . Ze bracht donkere stippen aan zodat de lichtere delen steeds dieper wegzakten. Er ontstond ruimte. Een landschap zonder horizon. Enkel de aarde. Of enkel de lucht. Ruïnes in de mist.
' Wat stelt het voor ?' had Gino gevraagd toen ze het doek opzij schoof om de muur vrij te maken.
' De stad '
' La citta', fluisterde hij. Met een boor maakte hij een gaatje in de muur.
Hij ving het gemalen gruis op en verdeelde het in kleine glazen buisjes. Hij goot vloeistoffen uit donkere flesjes in de buisjes en keek aandachtig naar de verkleuring van het poeder.
' Je suis comme un alchimiste, ma jolie madame '
En dan ernstig ' Er zit nitraat in de muren '
' Is dat erg ? ' vroeg Vera.
' Het zout in de muur trekt water uit de lucht. Daardoor worden de muren nat.'
' Is daar iets tegen te doen ?'
' Afkappen, behandelen, herbepleisteren, beaucoup de travail. '
Hij schoof het schilderij op zijn plaats.
' Is het een soort plan met straten en zo of is het een zicht, een beetje zoals op een postkaart ?'
' Ik weet het nog niet. Waarschijnlijk beide. '
' Dat versta ik niet ', zei Gino, ' maar ik vind het wel mooi. '



Elke ochtend kocht Vera een krant. Bij Alain. Zijn krantenwinkeltje was het hart van de wijk. Hier werden de schandalen die het land teisterden, van commentaar voorzien. Hier viel om de haverklap een regering. Werden voetbalploegen herschikt. Hier werden de doden geteld.
Alle klanten hadden de brief gekregen. Er werd om gelachen. Grappen over paddestoelen. Maar Vera voelde de spanning.
Het komt allemaal door die vreemdelingen. Vroeger, toen hier alleen Belgen woonden, waren er geen zwammen . Vroeger was de straat vol winkels. En nu? Een Turkse groentenwinkel. En de rest. Te koop. Gesloten. Vergeelde affiches die jaren blijven hangen. Daar moet miserie van komen.
En het buurthuis voor migranten? De ganse dag thee drinken. En niets doen. Dat werkt niet. Dat kweekt. Gelijk konijnen. Voor het kindergeld. En dat sturen ze naar huis. Naar Turkije. Volgende keer stem ik voor het Belang. Iedereen mag het weten. De grote kuis. Ja. De grote kuis.
Op die vergadering, daar gaan we ne keer ons gedacht zeggen.
Alain, die ook Turkse klanten had, probeerde de gemoederen te bedaren. Met dwaze mopjes.


Vera bootste met haar vingers een schaartje na. Ze trok spoortjes door de krullen op zijn borst. ' Ik knip alles af ', fluisterde ze in zijn oor. Gino glimlachte. Haar hand gleed langs de huid. Wit diertje in een bos.
Langs de gladde buik. Koffie met melk. Het schaartje drukte zachtjes tegen zijn geslacht.
De middagzon trok strepen op het behang.


Op een paneel hadden ze een stadsplan vastgemaakt. Vlak daarvoor zaten ze. Op kartonnetjes stonden hun namen. Een schepen, iemand van de Technische Dienst, twee ingenieurs.
De zaal van het dienstencentrum was volgelopen. Vera kende bijna niemand. Een paar klanten van Alain en twee Turkse meisjes uit haar straat.
Op het plan waren rode stippen gekleefd.
Eén van de ingenieurs legde uit dat dat de plaatsen waren waar de huiszwam
was gelocaliseerd. ' ge-wat' vroeg Mariska luidop.
' Gelocaliseerd, gevonden, t'is daar dat het zit' fluisterde Vera.
Een groene lijn omcirkelde een deel van de stad. Een tiental huizenblokken langs de Hovenierstraat. Daarbuiten waren geen rode stippen. Vera herkende de contouren van Ledeberg. Duidelijk afgesneden van de stad. De autosnelweg,
een spoorlijn en de Brusselsesteenweg vormden een driehoek.
' Het probleem moet globaal aangepakt worden' vervolgde hij.
' Indien we één infectiehaard overslaan, kunnen we drie maand later van nul herbeginnen '
Daarna nam de schepen het woord. De bewoners zouden maximale steun krijgen
van het stadsbestuur. Gespecialiseerde firma's gingen de woningen één voor één grondig ontsmetten. De kosten gingen gedragen worden door een bijzondere tussenkomst van de Europese Gemeenschap. Het Fonds voor Urbane
Renovatie. Daar had de burgemeester zelf voor gezorgd.
' Zijn er nog vragen ?'
Op de eerste rij stond iemand recht. Hij stelde zich voor. ' Bulkens, Het Laatste Nieuws' .
' Ik heb inzage gehad in het expertiseverslag en daaruit blijkt dat sommige woningen nu reeds rijp zijn voor de sloop. Is heel uw reddingsoperatie geen maat voor niets? '
' Wij baseren ons op de adviezen van de Technische Dienst. En volgende maand
komt dit probleem op de agenda van de gemeenteraad. Zij hebben het laatste woord. Maar ik verzeker de bevolking ervan dat ik het volste vertrouwen heb in de beslissing.'
Vera voelde de onrust in de zaal. Er werden stoelen verschoven. Gefluisterd. Maar niemand vroeg het woord.



Drie glazen wijn en de lichtheid van een zondagmorgen hadden de muren gesloopt. Hij bracht de prijsofferte. Zijn over-all open tot diep op zijn borst.
Hij legde geduldig uit wat op het papier stond. De materialen. De werkwijze.
Hij wist waarover hij sprak. Zijn ogen waren vloeibaar zwart.
Vera luisterde niet. ' My latin lover ',dacht ze .
Toen hij gedaan had legde hij het papier neer.
' wat denk je ervan ?'
' Niets.' zei ze en ze legde haar hand op zijn knie.
Gino was de eenvoud. Het zuiden. De zee.
' Ma jolie madame ' fluisterde hij.



Eén week na de vergadering verhuisde het eerste gezin uit de Hilarius Bertolfstraat. Tegen het raam werden planken geslaan en niemand nam de moeite om het te koop te stellen.



Gino had haar een foto van zijn kinderen getoond. Ze had er zelf om gevraagd.
Marcello, Antonella en Marco. Vera voelde de fierheid.
' En wie is dat? ' vroeg Vera. Ze wees naar de vrouw achter de kinderen.
' Dat is mijn vrouw. Maria' .
' Weet ze dat je hier bent ?'.
' Als ze het weet ,doet ze me dood . Het is een Siciliaanse ' lachtte hij en sloot zijn handen om haar nek . ' En jou ook.'



Vera werkte halftijds in een winkel voor kunstbenodigdheden in de binnenstad.
Elke dag fietste ze langs het Kerkplein. Het plein was ongemeen groot in verhouding tot de nauwe straten van de wijk. Er was niets bijzonders te zien.
Gewoon een plein. De vier huizenrijen die het omsloten droegen de sporen van
hun verleden. De geschiedenis van een gemeente. Een dorp bijna. Nu opgeslorpt door de stad. Acht-urenhuis, Parochiaal Centrum, Politie. De meeste panden werden niet meer gebruikt maar de opschriften hingen er nog.
Het was Vera nooit opgevallen in de dagelijkse drukte van trams en auto's maar die avond zag ze het.
Ze moest overwerken op vrijdagavond en het Kerkplein lag verlaten.
In de as van de kerk, aan de overkant van het plein, stond een beeld. Een bronzen engel.
De vleugels gespreid in perfecte symmetrie .
Onderaan een gebeitelde tekst.


L E D E B E R G

A A N Z I J N E H E L D E N

1914 _ 1918


Als je van de stad kwam tekende het beeld zich af tegen de kerk. Een imposante neo-gotische mastodont uit het eind van de vorige eeuw. Massief dreigend. Met een zwarte spits, geflankeerd door twee kleine torentjes. Donkere massa van bijna-zwarte baksteen. Transsylvanië.
Vera stopte. Met één voet op de grond bleef ze kijken.
Het omvattend gebaar van de engel was door de beeldhouwer bedoeld als een omhelzing. Als een offerend gebaar . Symbool van bevrijding. Maar achter de kerk sneuvelden de huizen . Verpulverden de muren . Het hout verschrompelde
tot kleine afzonderlijke blokjes, tot het uiteenviel. De wijdse vleugels van
het beeld waren nu als een verwittiging, een poging om Vera tegen te houden.
Keer terug vanwaar je komt, meisje. Dit is jouw wijk niet .

Op de sokkel zaten enkele pubers. Doelloos. Eentje hield een ouderwetse gettoblaster op de schouder en wiegde onhandig op de muziek. ' Making Whoopie '.
Hij floot toen Vera voorbijreed.
Ze zwaaide zonder om te kijken.
Ledeberg, aan zijne helden, dacht ze.



Sinds Vera werkte, was er in geslaagd zich te bevrijden van de namiddagen bij
Mariska. Slechts af en toe ging ze nog.
Roland had haar uitgelegd hoe de huiszwam uitdeinde vanuit een vruchtlichaam. Een soort bewegingsloze baarmoeder ergens in een kelder, woekerend achter oude platen. Ze kon zich daar niets bij voorstelllen.
' Is het een dier ?' had ze gevraagd. Roland wist het niet. ' Het is een organisme, een zwam, geen echte plant maar ook geen dier. '
Hij had haar een foto getoond. Een rood-bruine cirkel op een muur. Als een lap
gezwollen huid. Barstensklaar.
Misschien was Mariska het vruchtlichaam. De gedachte deed haar glimlachen.
Het immense lichaam in de achterkeuken. De kleine die de draden trekt.
Mariska hield al de papieren die ze van het stadsbestuur kreeg in een doos. Haar "dossier". Gewoonlijk verplichtte ze Vera de hele stapel door te nemen . Onder klagerig commentaar bladerde ze door de verslagen, de adviezen, de formulieren voor het verkrijgen van saneringpremies. Vera was geen eigenares, dus kreeg ze niets. In het dossier van Mariska hadden de nota's over mogelijke oplossingen voor de zwaminfectie gaandeweg plaats geruimd voor meer verontrustende brieven. Foldertjes over sociale woongelegenheden in de nieuwe projecten. Tegemoetkomingen bij verhuis. Alsof ze in het stadhuis alle hoop hadden opgeven. Alsof ze zich beperkten tot een niet uitgesproken vorm van stedebouwkundige stervensbegeleiding. Mariska, met haar boerenverstand, had ze door. ' Ze laten ons stikken.'
Ze had een opmerking gemaakt over Gino. ' Die vreemdeling van de kuisploeg '.
Vera besefte dat de kleine niet enkel over de huizen verslag uitbracht.
' Hij komt wel uit Italië, maar 't is een Belg ' Vera voelde hoe belachelijk haar repliek was.
Mariska leek niet overtuigd.

Uit kleine brokjes klei boetseerde Vera een figuurtje. Als een ruimtelijke schets. Snelle bewegingen van haar vingers vormden benen, een arm, de torsie van een romp. ' Dit ben ik',dacht ze. Ze kantelde lichtjes het bekken. Ze zocht een houding. Drukte het poppetje op de knieën. Steunend op de tafel met de ellebogen. Ze trok het kopje achterover. Het had iets van een kat.
Ze kneep een tweede figuurtje uit de klei. 'Gino' fluisterde ze. Breder, ruwer.
Zijn geslacht was buiten verhouding groot. Als een spelend kind naderde ze met Gino. Hup, hup. Ze drukte hem tegen haar aan. Stak een vinger in de mond en bevochtigde de klei. Het werd één beeldje.


Tegen het eind van november waren alle bewoners van het blok tussen de Rederijkersstraat en de Huurhouderijstraat vertrokken. Het was alsof ze daarop hadden gewacht. Alsof de ploegen al weken klaarstonden. Verdoken opgesteld aan de grenzen van de wijk.
Eerst kwam de politie. Met plastic linten omlijnden ze de huizen. Als een chirurg die met een stift op de huid het abces omlijnt. Tegen de middag
kwamen arbeiders van de Technische Dienst. Vanuit haar raam zag Vera dat
ze op een tweetal meter van de gevels stellingen optrokken. Een raster van
houten balken en latten.
Ze werkten tot laat in de avond. Ze werkten de volgende dag. De hele week.
Vera dacht dat ze nooit zouden ophouden. De rand van het bouwsel stak nu een
eind boven de daken uit. Toen gebeurde er twee dagen niets. De mensen uit de aanpalende straten stonden in kleine groepjes. Vanop afstand keken ze toe.
De sfeer was gelaten. Stil.
Op maandagmorgen kwam een nieuwe ploeg. De hele stelling werd bekleed met
brede vellen doorschijnend plastic. Van bovenaan ontrolden zij de lange stroken. De randen werden aan elkaar gekleefd. Er onstond een immense kubus. Binnenin stonden generatoren en machines .
' Ze gaan de lucht wegzuigen ' Gino kende het procédé. ' Dan ontstaat er een onderdruk in de doos en kan er geen stof meer naar buiten .'
' Een heel klein deeltje is genoeg. Als een spoor van een huiszwam ontsnapt kan het zich elders vastzetten. In het begin zie je niets. Maar na verloop van tijd krijg je dit. ' Hij peuterde een stukje hout uit de venstertablet.

Op het nachtkastje stond het beeldje. De droge klei was hard als steen. Het had model gestaan. Op twee hoofdkussens. Een sokkel. ' Zo moet je het doen' had Vera gezegd. Haar portretje in klei was er één van totale overgave. De dijen hoog in de lucht. Het kopje op de grond, de armen wijd gespreid. Een knielende engel.
' Maak er nog eentje, voor volgende keer.' had Gino gevraagd.
' Zweer me dat je het dan perfect nadoet.'
' Op mijn mama !'

Drie weken lang stond de glazige kubus in de wijk. Een mysterieus fort waarvan de wanden zachtjes golfden in de wind. De arbeiders binnenin waren
als blauwe schimmen. Door een sas werd het puin afgevoerd. Gesloten vrachtwagens zonder opschriften. Volgens Gino werd alles verbrand. Tot stof.
' En wat gebeurt er met de as ?
Vera dacht aan haar moeder. Het kleine grasveld achter het crematorium. Een
man in zwart en grijs en een metalen keteltje waarvan de bodem openklapte. Een wit wolkje . Er viel een beetje as op zijn schoenen .
' Van de as maken ze beton. ' wist Gino.
Twee dagen voor kerstdag werd het bouwsel afgebroken. Snel. De vellen plastic opgerold. De stellingen ontmanteld .
Wat overbleef was een vlakte. Het huizenblok was verdwenen. Op de grond zag je nog de sporen van de muren. Het rechthoekig patroon van de vroegere koertjes het monotone ritme van de scheidingsmuren.
Het leek op een uitvergrote versie van haar schilderij.


Vera had geen banden met Ledeberg. Niemand die ze kende had er ooit gewoond. Nooit kwam iemand uit haar vroegere vriendenkring haar daar opzoeken. Soms ging ze nog naar haar vader. Sinds de dood van haar moeder woonde hij alleen in het huis. Vera ging uit plichtsbesef. Omdat het zo hoorde. Veel zegden ze niet tegen elkaar. Dat hadden ze nooit gedaan.
Ze voelden allebei dat het daar nu te laat voor was. De kans verkeken.
Ze kon zich niet herinneren dat hij haar ooit had gezoend.

Het kleine huis in de Hilarius Bertolfstraat was haar domein. Haar vrijplaats. Haar nest. Een broedplaats. De schrijnende banaliteit van de omgeving was een vesting. Een beschermend gebied. Hoewel niemand daar om had gevraagd hadden de plannenmakers op het stadhuis een verkeersplan voor de wijk opgesteld. Door een onoverzichtelijk systeem van éénrichtingsborden was de buurt voor auto's bijna ontoegankelijk geworden. Om Vera's huis te bereiken moest men een soort spiraal volgen door de omliggende straten. Een initiatieke reis door de wijk. Alsof men de bezoeker wou voorbereiden.
Maar bezoekers kwamen er niet. Enkel Gino. Snel. Onverwacht. Tussen twee
werven. Zijn GSM binnen handbereik. Soms kwam hij vele dagen niet.
Hij had haar niets beloofd. Dat het traditionele evenwicht van zijn gezinnetje ooit zou verbroken worden was voor Gino ondenkbaar.
' Ik hou van Maria' zei hij. ' En van jou .'
' En van wie nog ?'
' Van niemand ! '
Vera wist dat hij loog. Het leven was eenvoudig voor Gino.
In de kast stonden de beeldjes. In een kartonnen doos .


Op 1O januarie viel de eerste sneeuw. Een vooroorlogse koudegolf zou de wijk twee volle maanden in haar greep houden. Het witte plein waar de huizen hadden gestaan bleef niet lang ongerept. De kinderen trokken sporen op het blad. Eerst voorzichtig. Genietend van de kleine gaatjes die zij in de sneeuw achter zich lieten. Gaandeweg wilder. Chaotischer. Tot de witte vlakte helemaal omgewoeld was en al zijn aantrekkingskracht verloor. De strepen van de glijbanen, de half-afgewerkte bollen , hier en daar verwerkt tot steeds
identieke sneeuwpoppen, alles verhardde tot ijs. Krakend. Scherp. De sneeuwballen van de eerste dagen werden gevaarlijk hard en na de eerste ongelukjes bleven de kinderen weg.
De winter had het weinige leven nog verder teruggedrongen in de huizen. In de achterkamertjes. De enige plaatsen die min of meer konden verwarmd worden. Tegen valavond bleef alleen een ijle stilte in de straten.
Vera wist dat de zwam vooral gedijt bij zachte warmte en vochtigheid. Ze hoopte dat ergens diep in de ingewanden van de wijk de rood-bruine cirkels zouden verstenen. In scherven van de muren vallen.


S'avonds liet ze het gammele rolluik voor het raam zakken. Sloot alle gordijnen. Ze ging op de grond liggen. Naakt. Op haar rug. De armen wijd gespreid . Als de engel op het plein. Ze sloot de ogen en luisterde naar de stad. Het kraken van een plank. Het gesmoorde geroezemoes in de verte. Ze luisterde naar de zwam in de muren. Ze luisterde naar de angst, naar het zachte verval. Dan gleed haar hand stil over het tapijt. Met haar vinger zocht ze de warmte. Bij de eerste rilling kromde ze haar rug en kreunde.


De kleine had - op bevel van Mariska - de veranda behangen met dekens. Hij had ze tegen de bovenregel van de veranda genageld. ' Voor de isolatie.'
Mariska's woning was hierdoor compleet van de buitenwereld afgesloten. Het
door de kou versteende koertje was vijandig gebied geworden. Net als de straat. De ramen aan de voorgevel had hij bedekt met kranten.
Het gasvuur verspreidde een onaangename warmte.
De achterkant van de woning leek op een cocon. Een ireële wollen doos.
' We moeten een beetje sparen op de verwarming .' Mariska lag als naar gewoonte in haar zetel. De doos met haar dossier was verdwenen.
' De dokter is gisteren geweest met de uitslagen van 't onderzoek.' Vera wist niets van een onderzoek.
' Volgende week beginnen ze met de stralingen.'
Vera antwoordde niet. Het klonk als een verdict.
' t' Zit al een beetje in mijn hoofd.'
' Meestal geneest dat rap met die stralingen, ' zei ze toch.
' Dat zegt ge om mij te troosten, meisje.'
Vera ging dicht bij haar zitten en legde haar arm om Mariska's schouders en streelde over het gitzwarte haar. Ze zag de tranen op het witte vel. De hitte maakte de zure lucht nog scherper.
Ze zou kaal worden. Het enorme lichaam zou verschrompelen tot een onooglijk
hoopje miserie.
' We moeten allemaal gaan.' zuchtte ze. '
De kleine zat voor zich uit te staren.



Gino was niet meer gekomen sinds het begin van de koudegolf. Eerst miste zij zijn onaangekondigde bezoeken. Het korte wilde spel. Vera had zich
geen illusies gemaakt. Ze wist dat ze voor hem slechts een bevlieging was.
Hij wou bewijzen dat hij nog altijd onweerstaanbaar was. Dat de eerste grijze haartjes niets betekenden. Hij wilde haar horen kreunen. Als een krolse kat. Als de echo van zijn mediterane viriliteit. Maar hij vergiste zich. Het was niet de kracht die Vera aantrok. Het was het jongensachtige van zijn glimlach. De soms kinderlijke eenvoud van zijn grapjes.
Vera besefte dat ze gebruikt werd. Dat ze niets wezenlijks betekende. Maar het stoorde haar niet. ' Ik heb je ook gebruikt ' dacht ze. '
Ze voelde geen pijn. Ook toen ze wist dat hij niet meer zou komen.



Einde maart brak de zon door. Zo brutaal als ze was verdwenen. Vera ging elke dag naar Mariska. Doordat ze haar zo dikwijls zag had ze de aftakeling niet als een schok ervaren. Ze vroeg zich enkel af wat de dokters bezielde om haar gemartelde lichaam te onderwerpen aan de uitzichtloze reeks therapieën.
Mariska had een doek rond haar hoofd gewonden. Ze wilde niet dat Vera haar
kale hoofd zou zien. Haar armen waren net stokjes. Breekbaar. Het vel veel te ruim. Alleen haar buik bleef ongewoon dik. Als een ballon met miserabele aanhangsels. Telkens vertelde ze haar leven. Steeds dieper wegzinkend naar haar kinderjaren. Met verbetenheid. Dwingend. Alsof ze niet wou sterven zonder getuigen. Tot ze hijgend naar adem zocht en Vera haar influisterde dat
ze beter zou slapen.
Mariska was de enige dochter uit een landbouwersgezin. Ergens tussen Eeklo en Ursel. Na de oorlog hadden ze de boerderij verkocht. ' Veel miserie met de buren. ' Vera vermoedde de naweeën van de bezetting. De kleingeestige afrekeningen. De haat die in boerendorpen de kracht krijgt van wassend graan. De verdachtmakingen die groeien tot zekerheden. Tot ingeslagen ruiten en de kaalgeschoren koppen.
Ze was nooit meer teruggegaan. Ze kende er niemand meer. Wat dreef haar om zich te begraven in de minst groene wijk van de stad. Vera probeerde zich Mariska in te beelden als een klein meisje - zoals ze dat met de vrouwen uit de straat steeds had gedaan - .
Over de kleine geen woord. Onbelangrijker kon een mens niet zijn.

Het blok achter de Veldwijkstraat was tijdens de wintermaanden ontruimd en Vera wist dat weldra een mastodont van plastic de huizen zou opslorpen.
Nu en dan kwamen er nog berichten van het stadsbestuur. Ze hadden de pogingen om de zwammen uit te roeien gestaakt. Er was sprake van stedelijke renovatie, grote projecten. Ledeberg 2OOO. Uit de computersimulaties, die in foldertjes waren afgedrukt, begreep Vera dat er van de huidige wijk niets zou overblijven. Het was alsof ze uitgingen van een braakliggend terrein. Grote woonblokken, een cultureel centrum, shopping-centra. Alain in zijn krantenwinkel had het over een wedstrijd. Tussen architecten. Een Hollander zou gewonnen hebben. ' Een Hollander godverdomme.'
Het scheen hem nog meer afkeer in te boezemen dan de zwammen.
' Ik begin een coffee-shop' zwansde hij.
In het najaar - of iets vroeger - waren verkiezingen gepland en iedereen doorzag de platvloerse electorale bedoelingen. De grootspraak op glanzend papier wekte hoop noch angst .

Vanop de draagberrie keek Mariska naar haar huisje. Ze wist dat het de laatste keer was. In het ziekenhuis mocht Vera niet blijven. Ze zouden nog onderzoeken doen. Foto's nemen. Bloed aftappen. ' Weten ze het nu nog niet,' dacht ze.
' Ik kom morgen terug', fluisterde ze dicht tegen het oor.
De kleine was thuis gebleven. Hij mocht niet mee. ' Vergeet de katten niet' was het laatste dat Mariska hem had gezegd.






























































































































DE ZWAM



*



De huizen van Ledeberg waren afgeleefd, verzakt, opgelapt. Ze steunden in lange rijen tegen elkaar. Als bestofte boeken. Uitgelezen. Plastic-plankjes bedekten de oude kroonlijsten in een vergeefse poging om het verval - dat niet meer kan worden gestopt - te verbergen. Een netwerk van fijne barstjes ontsprong uit de hoeken van de ramen, als rimpels in ooghoeken. Sommige bewoners hadden hun gevel bekleed met glanzende witte steentjes, hier en daar verving een deur in aluminium het uitgesleten hout. Die kleine ingrepen hadden iets wanhopigs. Ze ontnamen aan de straten hun kleinburgerlijke gezelligheid. In hun strijd tegen het doorslaande regenwater en het langzame scheuren van de muren hadden zij de laatste bestaansreden van deze wijk vervangen door een beklemmende banaliteit. Die vergeten flard uit de gordel arbeiderswijken rond de Gentse stadskern had op Vera steeds een onverklaarbare aantrekkingskracht uitgeoefend. Om te schilderen moest zij haar omgeving uitwissen. Een plaats uitkiezen buiten de drukte van de stadskern, maar ook ver van de gemakkelijke vertedering van het landelijke. Een niemandsland van nepgeveltjes en chaotische achterbouwsels. Vergeten uithoek van de stad, waar de verbeelding de enige schuilplaats zou zijn. Straten met eindeloze reeksen gordijntjes waarachter het enige leven zich op een televisiescherm afspeelde. Kille bronnen van licht die s'avonds doorsijpelden tot haar eenzame wandelingen door dit van God vergeten stadsdeel.


Het huis in de Hilarius Bertolfstraat had niets voor op de andere woningen van de wijk. Een venster en een deur. Drie meter vijftig naamloze verveling. Maar het stond te huur en het was het eerste dat zich aanbood toen ze besloot haar studentenkot in de Posteernestraat te ruilen voor een echt huis. Vera was het beu een papieren voornaam te zijn op een lijstje naast een deurbel.
De naam van de straat vond ze grappig. Hilarius, de lachende. Het agentschap had zelfs geen waarborg gevraagd. ' Probeer het een beetje op te knappen ' hadden ze gezegd, zonder veel overtuiging. De huisjes kenden een groot verloop van huurders. Telkens verstopten de nieuwkomers de ouderdomsvlekken achter nieuwe lagen decoratieve platen uit een rommelige doe-het-zelf-zaak in het hartje van Ledeberg. Eenzaam restant uit het florissante middenstandsverleden van de hoofdstraat. Wekenlang kreeg ze nog brieven in de bus, geadresseerd aan vorige huurders. Meestal administratieve dreigementen van de gasmaatschappij of hopeloze regularisatiepogingen van ziekenkassen en verzekeringen. Tussen de regeltjes van de nette ambtenarentaal las ze de vertwijfeling en het meedogenloos gesloop van achterstallen en deurwaardersexploten. In het begin hield ze alles bij maar snel begreep ze dat niemand hier uit eigen beweging aanspraak zou op maken. Ze kleefde de hele correspondentie op een paneel en overschilderde de brieven met een laag witte grondverf. De ideale drager voor haar eerste schilderij. Het werk zou het geheugen van de woning, als een intiem geheim, met zich meedragen. Vera beperkte het opknappen van het huis tot het hoogstnodige. Het behang met het streepjesmotief stoorde haar niet. Enkel de vloerbekleding in gekleefd tapijt moest eraan geloven. De vorige bewoners hadden sporen van hun aanwezigheid achtergelaten in verdachte vlekken en tot de draad versleten delen. Zelfs de stofranden op de plaatsen waar vroeger lijsten hadden gehangen liet ze onaangeroerd. ' Ze maken deel uit van de "couleur locale" ' had ze aan Myriam gezegd. Haar hartsvriendin van de jaren op het Sint-Lucas-Instituut. Haar medeplichtige hash-rookster. Tot Roland, student architectuur en aannemerszoon, haar naar Deinze had meegenomen om er haar dromen te begraven in uitzichtloze voorspelbaarheid. Vijftien kilometer, twintig povere minuutjes, waren er in geslaagd, om in minder dan twee zomermaanden, de band te breken.


Eénmaal was ze nog gekomen. Met Roland. Alsof hij haar een dienst bewees had hij het hele huisje geanalyseerd. Op stukjes papier schetsen gemaakt, om haar - hulpeloos studentje grafiek - uit te leggen hoe ze van dit troosteloos geval een hedendaagse woning kon maken. 'Met karakter' had hij eraan toegevoegd. Zelfs Myriam had meegeholpen om" woonideeën " te verzinnen. Volgzame schaduw van haar provincialistisch bouwmeestertje. Voor zijn veertigste zal hij lid zijn van de Rotary. Hij zal met overtuiging kaal worden. Hij zal op wintersport gaan. Met een bevriend koppel. Vera wou dat ze weggingen.
' Spring maar eens binnen. Maar geef eerst een telefoontje ' Ze wisten beide dat ze het nooit zouden doen.



Met haar buren had Vera geen contact. Van vele huizen bleven de rolluiken ook overdag dicht. Maar ze voelde de spiedende blikken toen ze een afvalcontainer liet komen en - zwart van het kleverige stof - de pluizige lappen tapijt over de rand kieperde.
Er waren geen café's. Bijna geen winkels. Enkel huizen. Eindeloze rijen.
S'morgens duwden vrouwen ,in roze nachtjas, hun kinderen de deur uit. In groepjes van twee of drie slenterden ze naar de basisschool op de hoek van het Kerkplein. Nagestaard door de moeders met slaap-gezwollen ogen.
Dan sloten de deuren zich. Wat kan een mens de godganse dag doen in zo'n piepklein huis ? Langzaam dik worden. Wachten op de kinderen. Op een man?
Vera probeerde zich telkens voor te stellen hoe ze er als kind hadden uitgezien. Ze waren het allemaal geweest. Kleine meisjes met kleine meisjesdromen. Huilend, lachend. Slapen met de duim in de mond. Een bruine pluchen beer vast in de armen. Ergens diep in hun zware lijven moest daar nog iets van overblijven.



Vera was een nieuwkomer en tot nader order, onbetrouwbaar. Ze dacht dat daar nooit verandering in zou komen tot Mariska's wereld door de muur barstte.
Door het aanhoudend geklop en het geluid van een electrische boor wist
Vera dat in het huisje naast het hare werken aan de gang waren. Zij ondervond daar weinig hinder van tot een schilderijtje dat tegen de scheidingsmuur hing op een dag eigenaardig ging hellen. De onderkant hing een paar centimeter van de wand. Toen ze het afhaakte zag ze een zwartgeblakerde baksteen die door het pleisterwerk priemde. Ze wrikte de steen los en in een wolkje van verpulverd gips trok zij hem uit de muur. Wat restte was een gat. Ze stond oog in oog met de vertwijfeling in de blik van de kleine.
Hij mompelde een onverstaanbare vloek en verdween uit het gekartelde
venstertje van ruwe steen en gescheurd behangpapier. Een vol uur later belde hij aan. Of ze wou meekomen. Voor het gat. Bij madam.
Mariska wachtte haar op. In haar voormalige kruidenierszaak. De winkelruimte was sinds de sluiting onveranderd gebleven. De rekken, de balie, de kartonnen dozen met lang verdwenen merknamen werden overwoekerd door een jungle van kamerplanten. In haar blik las Vera de onverzettelijkheid van iemand die zich op een beslissende veldslag heeft voorbereid. De armen gekruist voor het ontzagwekkende lichaam. Haar benen, omzwachelde cylinders, wijd uit elkaar, als pijlers van een kathedraal. ' De muren zijn rot,' begon ze, ' en de kleine kon daar niets aan doen.' De schade-claim die onvermijdelijk ging volgen, zou tot een minimum herleid worden. Generaties opgespaarde boerenlistigheid rolden door haar koolzwarte ogen. Ze kende haar rechten. In gedachten stond ze voor de vrederechter en verzinde ze reeds de antwoorden op de deskundige verslagen. Toen Vera haar verzekerde dat ze de hele zaak onbenullig vond, dat het gat in de muur voor haar geen drama was, toen ze aanvaardde dat de kleine het zelf mocht herstellen - zonder schadevergoeding - verliet Mariska haar stelling en werd ze vriendelijk. Bijna moederlijk bezorgd om dat frêle meisje dat in haar rust was verstoord door de onhandigheid van de kleine - zijn echte naam zou Vera nooit te weten komen -.


Het was de eerste van een reeks namiddagen waarop haar buurvrouw haar, met een bijna verstikkende dwang, verplichtte om in de kamer, achter het oude winkeltje lauwe koffie te drinken en met geveinsde belangstelling het relaas te ondergaan van de eindeloze reeks tegenslagen die haar leven en haar immense lichaam hadden geteisterd. Ze had van Vera bezit genomen zoals ze dat met veertien woningen uit de omgeving had gedaan. Met de kleine als voorhoede. Leegstaande huizen ontsnapten zelden aan haar aandacht. Ze kocht ze op. Betaalde cash. De kleine werd uitgestuurd om de huisjes te verdelen in nog kleinere delen. Om er wanden te timmeren. In een onoverzichtelijke wirwar van leidingen en buizen elk stukje aan te sluiten op batterijen tellertjes die nauwgezet elke verbruikte druppel, elke, aan flauw licht verbrande, kilowatt zouden registreren. Studio's noemde ze dat. Alsof die moderne benaming iets afdeed aan het benepene, het bijna-onleefbare.
Ze regeerde over haar huurders als een bijenkoningin over een korf. Vanuit haar nest. Vantussen haar kanaries en de katten. Vera had berekend dat ze maandelijks een klein fortuin binnenrijfde, maar dat belette Mariska niet om haar te gebruiken als klankbord voor haar klaagzang over achterstallige betalingen, over het gebrek aan eerbied voor andermans eigendom van het legertje onbetrouwbare huurders. Over de kleine sprak ze met minachting. Maar hij had geen keus. Het was Mariska met haar onmogelijke lijf of de straat. Het was de kruiperige slavernij of creperen van miserie. Hoe oud was de kleine? Rond de vijftig, of ouder? Vera wist het niet. Net zo min als Mariska's leeftijd.
Ooit had ze hem in huis genomen zoals men zich over een zwerfkat ontfermt. Maar zonder de genegenheid. Zonder de strelingen. Omdat de nachten lang zijn en het bed te koud en omdat de huizen moeten verbouwd worden. Nu en dan flakkerde het oude vuur weer op. Dan verdween hij. Dagen lang. Keerde onherroepelijk terug. Stomdronken. De hele straat wakkertierend in de vroege ochtend. Ze liet hem op de deur bonzen. Dreigen. Schelden. Ze liet hem zijn verwensingen tegen de sterren schreeuwen. Haar onverschilligheid vervloeken. Want in haar muffe bed wist zij dat de kleine dronk om zijn angst te vergeten en dat met de roes ook zijn heldenmoed zou verdwijnen.



Hij was het die voor het eerst over de zwammen sprak. ' Er zitten draden in de muren ' zei hij toen hij het gat onderzocht alvorens het met brokken baksteen dicht te metselen. ' Je zit met zwam'. Vera was er niet gerust in. Een week nadat ze had gebeld kwam Roland langs. Zonder Myriam. Hij was gehaast. Moest nog naar een werf.
Met zijn autosleutel had hij in het hout van de ramen geprikt .Op het zoldertje in de voegen van het metselwerk gekrabd. ' Serpula lacrimans ' was zijn besluit. Huiszwam. Vera vond de latijnse benaming mooi. Het klonk droevig en traag, als een gregoriaanse klaagzang.
Hij zou iemand sturen. Een gespecialiseerde firma. Maar het zou geld kosten en het was uiteindelijk een probleem voor de eigenaar. Vera was slechts een huurster. Echt veel zouden ze niet kunnen doen. Je moest eerst het vruchtlichaam vinden. Van daaruit vertrok het mycelium, de draden. En dat vruchtlichaam kon overal zitten. Misschien bij de buren, in één of andere kelder, achter de panelen die de wanden bedekten of onder planken van de verdieping.
' Zoek een ander huis, voor het op je kop instort. Die dingen vreten alles kapot.'
Enkele dagen na het bezoek van Roland hing er een wit-rood papier voor het raam van nr. 51. Te Koop. Daaronder een telefoonnummer. Vera vroeg zich af hoe lang het zou duren voor de kleine het zou verwijderen. Een week later hing het er nog.



Hij was Italiaan. De man van A.P.C. . Roland had hem gestuurd.
Anti Parasite Company - Baarleveldstraat 7 - Hansbeke. Het stond op
de bestelwagen. Gino was zijn naam. Dat had hij onmiddellijk gezegd.
' Mon nom est Gino ' . Met een accent van zuiver zon.
Hij liep het hele huis door. Tikte tegen de muren. Vera's bed lag onopgemaakt.
Zij haastte zich om de gefrommelde lakens te bedekken.
' Laat maar,' lachte hij
Op zolder wrikte hij een steen los en trok een lange grijze draad uit de muur. Broos. Als oude kant .
' De huiszwam, serpula lacrimans' Bij hem klonk het als een Toscaanse landwijn. ' Ik zal een prijsofferte maken voor de huisbaas'. Zijn Vlaams was nog grappiger dan zijn Frans.



' Of ge nog eens bij madam kunt komen. ' De kleine kwam nooit binnen. Hij
bleef treuzelen in de deuropening. Net een hondje, dacht Vera. Hij murmelde iets over een lekkende kraan en verdween.

' Heb je dit ook gekregen ?'
De brief lag voor haar op het tafeltje. STAD GENT stond er bovenaan.

' In het kader van de recent ontdekte infectie met huiszwam van de hierna
vermelde straten zal ten behoeve van de bevolking een informatievergadering
plaats vinden op vrijdag 3 november te 15.OO uur in het Dienstencentrum.
Kerkplein 1 te Ledeberg. '

Er volgde een lijst met straatnamen.
Vera had de ochtendpost nog niet doorgenomen. Ze voelde dat Mariska erg
ontdaan was. Ze zei niets. Ze zat dwaasweg te blazen. Met gesloten ogen.
' We zullen samen gaan ' zei Vera.
Mariska reageerde niet. Ze bleef blazen. Met korte tussenpozen.
Achteraan was de kleine bakstenen aan het stapelen. Hij wreef ze eerst grondig schoon. Het koertje stond vol bouwmaterialen. Dakpannen, oude vensterramen, houten balken.
In Ledeberg zijn geen tuinen, alleen koertjes. Vera vroeg zich af of ergens één boom stond. Ze dacht van niet.
Mariska lag in haar zetel. De benen wijd uit elkaar. De hand op het
hart. Hijgend. Als iemand die elk ogenblik een hartinfarct kan krijgen.
' Wat gaan ze mij nog allemaal aandoen ' zuchtte zij.
' Nr. 51 is te koop.' probeerde Vera
' Nr. 51 is van mij. Ik heb het te koop gesteld. Op zolder kunt ge niet meer. Ge zakt door de vloer.'
Vera voelde de pijn. Het was alsof ze een amputatie aankondigde. Een onbeschrijfelijk onrecht.



Vera schilderde snel. Secuur. Met kleine vinnige toetsen. Ze tekende eerst met
potlood de hoofdlijnen. Gebruikte bijna uitsluitend zwart. Een klein beetje sepia. Het doek was te groot. Dat wist ze. Dat voelde ze.
Een vage struktuur bedekte het hele oppervlak. Lichte grijzen die overvloeiden
in ivoorwit. Als een spinrag . Ze bracht donkere stippen aan zodat de lichtere delen steeds dieper wegzakten. Er ontstond ruimte. Een landschap zonder horizon. Enkel de aarde. Of enkel de lucht. Ruïnes in de mist.
' Wat stelt het voor ?' had Gino gevraagd toen ze het doek opzij schoof om de muur vrij te maken.
' De stad '
' La citta', fluisterde hij. Met een boor maakte hij een gaatje in de muur. Hij
ving het gemalen gruis op en verdeelde het in kleine glazen buisjes. Hij goot
vloeistoffen uit donkere flesjes in de buisjes en keek aandachtig naar de verkleuring van het poeder.
' Je suis comme un alchimiste, ma jolie madame '
En dan ernstig ' Er zit nitraat in de muren '
' Is dat erg ? ' vroeg Vera.
' Het zout in de muur trekt water uit de lucht. Daardoor worden de muren nat.'
' Is daar iets tegen te doen ?'
' Afkappen, behandelen, herbepleisteren, beaucoup de travail. '
Hij schoof het schilderij op zijn plaats.
' Is het een soort plan met straten en zo of is het een zicht, een beetje zoals op een postkaart ?'
' Ik weet het nog niet. Waarschijnlijk beide. '
' Dat versta ik niet ', zei Gino, ' maar ik vind het wel mooi. '



Elke ochtend kocht Vera een krant. Bij Alain. Zijn krantenwinkeltje was het hart van de wijk. Hier werden de schandalen die het land teisterden, van commentaar voorzien. Hier viel om de haverklap een regering. Werden voetbalploegen herschikt. Hier werden de doden geteld.
Alle klanten hadden de brief gekregen. Er werd om gelachen. Grappen over paddestoelen. Maar Vera voelde de spanning.
Het komt allemaal door die vreemdelingen. Vroeger, toen hier alleen Belgen
woonden, waren er geen zwammen . Vroeger was de straat vol winkels. En nu?
Een Turkse groentenwinkel. En de rest. Te koop. Gesloten. Vergeelde affiches
die jaren blijven hangen. Daar moet miserie van komen.
En het buurthuis voor migranten? De ganse dag thee drinken. En niets doen. Dat werkt niet. Dat kweekt. Gelijk konijnen. Voor het kindergeld. En dat sturen ze naar huis. Naar Turkije. Volgende keer stem ik voor het Belang. Iedereen mag het weten. De grote kuis. Ja. De grote kuis.
Op die vergadering, daar gaan we ne keer ons gedacht zeggen.
Alain, die ook Turkse klanten had, probeerde de gemoederen te bedaren. Met
dwaze mopjes.


Vera bootste met haar vingers een schaartje na. Ze trok spoortjes door de krullen op zijn borst. ' Ik knip alles af ', fluisterde ze in zijn oor. Gino glimlachte. Haar hand gleed langs de huid. Wit diertje in een bos.
Langs de gladde buik. Koffie met melk. Het schaartje drukte zachtjes tegen zijn geslacht.
De middagzon trok strepen op het behang.


Op een paneel hadden ze een stadsplan vastgemaakt. Vlak daarvoor zaten ze. Op kartonnetjes stonden hun namen. Een schepen, iemand van de Technische Dienst, twee ingenieurs.
De zaal van het dienstencentrum was volgelopen. Vera kende bijna niemand. Een paar klanten van Alain en twee Turkse meisjes uit haar straat.
Op het plan waren rode stippen gekleefd.
Eén van de ingenieurs legde uit dat dat de plaatsen waren waar de huiszwam
was gelocaliseerd. ' ge-wat' vroeg Mariska luidop.
' Gelocaliseerd, gevonden, t'is daar dat het zit' fluisterde Vera.
Een groene lijn omcirkelde een deel van de stad. Een tiental huizenblokken langs de Hovenierstraat. Daarbuiten waren geen rode stippen. Vera herkende de contouren van Ledeberg. Duidelijk afgesneden van de stad. De autosnelweg,
een spoorlijn en de Brusselsesteenweg vormden een driehoek.
' Het probleem moet globaal aangepakt worden' vervolgde hij.
' Indien we één infectiehaard overslaan, kunnen we drie maand later van nul herbeginnen '
Daarna nam de schepen het woord. De bewoners zouden maximale steun krijgen
van het stadsbestuur. Gespecialiseerde firma's gingen de woningen één voor één grondig ontsmetten. De kosten gingen gedragen worden door een bijzondere tussenkomst van de Europese Gemeenschap. Het Fonds voor Urbane
Renovatie. Daar had de burgemeester zelf voor gezorgd.
' Zijn er nog vragen ?'
Op de eerste rij stond iemand recht. Hij stelde zich voor. ' Bulkens, Het Laatste Nieuws' .
' Ik heb inzage gehad in het expertiseverslag en daaruit blijkt dat sommige woningen nu reeds rijp zijn voor de sloop. Is heel uw reddingsoperatie geen maat voor niets? '
' Wij baseren ons op de adviezen van de Technische Dienst. En volgende maand
komt dit probleem op de agenda van de gemeenteraad. Zij hebben het laatste woord. Maar ik verzeker de bevolking ervan dat ik het volste vertrouwen heb
in de beslissing.'
Vera voelde de onrust in de zaal. Er werden stoelen verschoven.
Gefluisterd. Maar niemand vroeg het woord.



Drie glazen wijn en de lichtheid van een zondagmorgen hadden de muren gesloopt. Hij bracht de prijsofferte. Zijn over-all open tot diep op zijn borst.
Hij legde geduldig uit wat op het papier stond. De materialen. De werkwijze.
Hij wist waarover hij sprak. Zijn ogen waren vloeibaar zwart.
Vera luisterde niet. ' My latin lover ',dacht ze .
Toen hij gedaan had legde hij het papier neer.
' wat denk je ervan ?'
' Niets.' zei ze en ze legde haar hand op zijn knie.
Gino was de eenvoud. Het zuiden. De zee.
' Ma jolie madame ' fluisterde hij.



Eén week na de vergadering verhuisde het eerste gezin uit de Hilarius Bertolfstraat. Tegen het raam werden planken geslaan en niemand nam de moeite om het te koop te stellen.



Gino had haar een foto van zijn kinderen getoond. Ze had er zelf om gevraagd.
Marcello, Antonella en Marco. Vera voelde de fierheid.
' En wie is dat? ' vroeg Vera. Ze wees naar de vrouw achter de kinderen.
' Dat is mijn vrouw. Maria' .
' Weet ze dat je hier bent ?'.
' Als ze het weet ,doet ze me dood . Het is een Siciliaanse ' lachtte hij en sloot zijn handen om haar nek . ' En jou ook.'



Vera werkte halftijds in een winkel voor kunstbenodigdheden in de binnenstad.
Elke dag fietste ze langs het Kerkplein. Het plein was ongemeen groot in verhouding tot de nauwe straten van de wijk. Er was niets bijzonders te zien.
Gewoon een plein. De vier huizenrijen die het omsloten droegen de sporen van
hun verleden. De geschiedenis van een gemeente. Een dorp bijna. Nu opgeslorpt door de stad. Acht-urenhuis, Parochiaal Centrum, Politie. De meeste panden werden niet meer gebruikt maar de opschriften hingen er nog.
Het was Vera nooit opgevallen in de dagelijkse drukte van trams en auto's maar die avond zag ze het.
Ze moest overwerken op vrijdagavond en het Kerkplein lag verlaten.
In de as van de kerk, aan de overkant van het plein, stond een beeld. Een bronzen engel.
De vleugels gespreid in perfecte symmetrie .
Onderaan een gebeitelde tekst.


L E D E B E R G

A A N Z I J N E H E L D E N

1914 _ 1918


Als je van de stad kwam tekende het beeld zich af tegen de kerk. Een imposante neo-gotische mastodont uit het eind van de vorige eeuw. Massief dreigend. Met een zwarte spits, geflankeerd door twee kleine torentjes. Donkere massa van bijna-zwarte baksteen. Transsylvanië.
Vera stopte. Met één voet op de grond bleef ze kijken.
Het omvattend gebaar van de engel was door de beeldhouwer bedoeld als een omhelzing. Als een offerend gebaar . Symbool van bevrijding. Maar achter de kerk sneuvelden de huizen . Verpulverden de muren . Het hout verschrompelde
tot kleine afzonderlijke blokjes, tot het uiteenviel. De wijdse vleugels van
het beeld waren nu als een verwittiging, een poging om Vera tegen te houden.
Keer terug vanwaar je komt, meisje. Dit is jouw wijk niet .

Op de sokkel zaten enkele pubers. Doelloos. Eentje hield een ouderwetse gettoblaster op de schouder en wiegde onhandig op de muziek. ' Making Whoopie '.
Hij floot toen Vera voorbijreed.
Ze zwaaide zonder om te kijken.
Ledeberg, aan zijne helden, dacht ze.



Sinds Vera werkte, was er in geslaagd zich te bevrijden van de namiddagen bij
Mariska. Slechts af en toe ging ze nog.
Roland had haar uitgelegd hoe de huiszwam uitdeinde vanuit een vruchtlichaam. Een soort bewegingsloze baarmoeder ergens in een kelder, woekerend achter oude platen. Ze kon zich daar niets bij voorstelllen.
' Is het een dier ?' had ze gevraagd. Roland wist het niet. ' Het is een organisme, een zwam, geen echte plant maar ook geen dier. '
Hij had haar een foto getoond. Een rood-bruine cirkel op een muur. Als een lap
gezwollen huid. Barstensklaar.
Misschien was Mariska het vruchtlichaam. De gedachte deed haar glimlachen.
Het immense lichaam in de achterkeuken. De kleine die de draden trekt.
Mariska hield al de papieren die ze van het stadsbestuur kreeg in een doos. Haar "dossier". Gewoonlijk verplichtte ze Vera de hele stapel door te nemen . Onder klagerig commentaar bladerde ze door de verslagen, de adviezen, de formulieren voor het verkrijgen van saneringpremies. Vera was geen eigenares, dus kreeg ze niets. In het dossier van Mariska hadden de nota's over mogelijke oplossingen voor de zwaminfectie gaandeweg plaats geruimd voor meer verontrustende brieven. Foldertjes over sociale woongelegenheden in de nieuwe projecten. Tegemoetkomingen bij verhuis. Alsof ze in het stadhuis alle hoop hadden opgeven. Alsof ze zich beperkten tot een niet uitgesproken vorm van stedebouwkundige stervensbegeleiding. Mariska, met haar boerenverstand, had ze door. ' Ze laten ons stikken.'
Ze had een opmerking gemaakt over Gino. ' Die vreemdeling van de kuisploeg '.
Vera besefte dat de kleine niet enkel over de huizen verslag uitbracht.
' Hij komt wel uit Italië, maar 't is een Belg ' Vera voelde hoe belachelijk haar repliek was.
Mariska leek niet overtuigd.

Uit kleine brokjes klei boetseerde Vera een figuurtje. Als een ruimtelijke schets. Snelle bewegingen van haar vingers vormden benen, een arm, de torsie van een romp. ' Dit ben ik',dacht ze. Ze kantelde lichtjes het bekken. Ze zocht een houding. Drukte het poppetje op de knieën. Steunend op de tafel met de ellebogen. Ze trok het kopje achterover. Het had iets van een kat.
Ze kneep een tweede figuurtje uit de klei. 'Gino' fluisterde ze. Breder, ruwer.
Zijn geslacht was buiten verhouding groot. Als een spelend kind naderde ze met Gino. Hup, hup. Ze drukte hem tegen haar aan. Stak een vinger in de mond en bevochtigde de klei. Het werd één beeldje.


Tegen het eind van november waren alle bewoners van het blok tussen de Rederijkersstraat en de Huurhouderijstraat vertrokken. Het was alsof ze daarop hadden gewacht. Alsof de ploegen al weken klaarstonden. Verdoken opgesteld aan de grenzen van de wijk.
Eerst kwam de politie. Met plastic linten omlijnden ze de huizen. Als een chirurg die met een stift op de huid het abces omlijnt. Tegen de middag
kwamen arbeiders van de Technische Dienst. Vanuit haar raam zag Vera dat
ze op een tweetal meter van de gevels stellingen optrokken. Een raster van
houten balken en latten.
Ze werkten tot laat in de avond. Ze werkten de volgende dag. De hele week.
Vera dacht dat ze nooit zouden ophouden. De rand van het bouwsel stak nu een
eind boven de daken uit. Toen gebeurde er twee dagen niets. De mensen uit de aanpalende straten stonden in kleine groepjes. Vanop afstand keken ze toe.
De sfeer was gelaten. Stil.
Op maandagmorgen kwam een nieuwe ploeg. De hele stelling werd bekleed met
brede vellen doorschijnend plastic. Van bovenaan ontrolden zij de lange stroken. De randen werden aan elkaar gekleefd. Er onstond een immense kubus. Binnenin stonden generatoren en machines .
' Ze gaan de lucht wegzuigen ' Gino kende het procédé. ' Dan ontstaat er een onderdruk in de doos en kan er geen stof meer naar buiten .'
' Een heel klein deeltje is genoeg. Als een spoor van een huiszwam ontsnapt kan het zich elders vastzetten. In het begin zie je niets. Maar na verloop van tijd krijg je dit. ' Hij peuterde een stukje hout uit de venstertablet.

Op het nachtkastje stond het beeldje. De droge klei was hard als steen. Het had model gestaan. Op twee hoofdkussens. Een sokkel. ' Zo moet je het doen' had Vera gezegd. Haar portretje in klei was er één van totale overgave. De dijen hoog in de lucht. Het kopje op de grond, de armen wijd gespreid. Een knielende engel.
' Maak er nog eentje, voor volgende keer.' had Gino gevraagd.
' Zweer me dat je het dan perfect nadoet.'
' Op mijn mama !'

Drie weken lang stond de glazige kubus in de wijk. Een mysterieus fort waarvan de wanden zachtjes golfden in de wind. De arbeiders binnenin waren
als blauwe schimmen. Door een sas werd het puin afgevoerd. Gesloten vrachtwagens zonder opschriften. Volgens Gino werd alles verbrand. Tot stof.
' En wat gebeurt er met de as ?
Vera dacht aan haar moeder. Het kleine grasveld achter het crematorium. Een
man in zwart en grijs en een metalen keteltje waarvan de bodem openklapte. Een wit wolkje . Er viel een beetje as op zijn schoenen .
' Van de as maken ze beton. ' wist Gino.
Twee dagen voor kerstdag werd het bouwsel afgebroken. Snel. De vellen plastic opgerold. De stellingen ontmanteld .
Wat overbleef was een vlakte. Het huizenblok was verdwenen. Op de grond zag je nog de sporen van de muren. Het rechthoekig patroon van de vroegere koertjes het monotone ritme van de scheidingsmuren.
Het leek op een uitvergrote versie van haar schilderij.


Vera had geen banden met Ledeberg. Niemand die ze kende had er ooit gewoond. Nooit kwam iemand uit haar vroegere vriendenkring haar daar opzoeken. Soms ging ze nog naar haar vader. Sinds de dood van haar moeder woonde hij alleen in het huis. Vera ging uit plichtsbesef. Omdat het zo hoorde. Veel zegden ze niet tegen elkaar. Dat hadden ze nooit gedaan.
Ze voelden allebei dat het daar nu te laat voor was. De kans verkeken.
Ze kon zich niet herinneren dat hij haar ooit had gezoend.

Het kleine huis in de Hilarius Bertolfstraat was haar domein. Haar vrijplaats. Haar nest. Een broedplaats. De schrijnende banaliteit van de omgeving was een vesting. Een beschermend gebied. Hoewel niemand daar om had gevraagd hadden de plannenmakers op het stadhuis een verkeersplan voor de wijk opgesteld. Door een onoverzichtelijk systeem van éénrichtingsborden was de buurt voor auto's bijna ontoegankelijk geworden. Om Vera's huis te bereiken moest men een soort spiraal volgen door de omliggende straten. Een initiatieke reis door de wijk. Alsof men de bezoeker wou voorbereiden.
Maar bezoekers kwamen er niet. Enkel Gino. Snel. Onverwacht. Tussen twee
werven. Zijn GSM binnen handbereik. Soms kwam hij vele dagen niet.
Hij had haar niets beloofd. Dat het traditionele evenwicht van zijn gezinnetje ooit zou verbroken worden was voor Gino ondenkbaar.
' Ik hou van Maria' zei hij. ' En van jou .'
' En van wie nog ?'
' Van niemand ! '
Vera wist dat hij loog. Het leven was eenvoudig voor Gino.
In de kast stonden de beeldjes. In een kartonnen doos .


Op 1O januarie viel de eerste sneeuw. Een vooroorlogse koudego

 

feedback van andere lezers

  • manono
    Ik heb ietsjes meer dan 1/3 gelezen.

    Ik vrees dat je stuk te lang is. Ze spreken hier op de site van 2000 woorden maximum. Ik doe als nieuweling ook geen lange stukken meer want dan wordt er veel minder gelezen.
    Ik ga de rest zeker verder lezen maar niet vandaag.
    Misschien kan je dit grote stuk opdelen? Kleine suggestie.

    Je schrijft heel vlot en heel boeiend. De sfeer en de beschrijving van die buurt. Ook de beschrijving van het monument. Het personage van de huisbazin is heel goed. Ik geniet er van.
    flam: Ik ben nieuw hier en heb even getwijfeld of dit inderdaad niet te lang was.
    In feite is het een ietwat oudere tekst die de ambitie had een roman te worden. Ooit werk ik dit misschien wel eens af.
    Mijn volgende tekst zal korter zijn.
    Alvast bedankt voor de waardering.
  • ivo
    ik vilg Manono helemaal, dit is te lang om op de computer te lezen, kort het in tot maximum 1000 tekens en post dagelijks een stukje, je zal veel meer lezers hebben
  • GoNo2
    Te lang, heb twee mutskes en een sjaal gebreid terwijl ik aan 't lezen was...
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .