writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Een nu zoals toen - deel 4: Een zwaluw die de lente niet mag betekenen

door strandjutter

De klapdeur schuurt en kraakt als ze naar buiten wandelt. Niet Liesje, iemand anders. "Hallo," zegt de jonge vrouw. Haar stamboom ligt in het Noorden, dat lijdt geen twijfel. In een ver verleden hebben de goden haar ogen gespiegeld aan het smeltwater van de fjörden, haar haren geweven met het koren op de akkers in Jutland en haar groot en sterk gemaakt opdat ze het lange winterse wachten op haar stropende vikingheld zou kunnen dragen. Ik vertel haar dat ik Liesje zoek. Ze lacht en vraagt of ik Thomas ben. Jawel, ik, Thomas Vandevelde, dichtend éénling, ben mijn heuvel afgedaald om, Liesje, Elise, Elisabeth, de deerne van weleer op te zoeken in de hoop haar frasen, rijm en kreten te ontfutselen die mijn huidige muze me ontzegt, maar u - weledele schone - kunt mij evenzeer van dienst zijn. Dit alles wil ik zeggen, maar ik kom niet verder dan een schorre bevestiging. Liesje heeft al veel over me verteld, zegt ze. Om haar lippen speelt een glimlach die een kennis van de kleine geschiedenis tussen Liesje en mij veronderstelt. Liesje laat mensen graag meelezen in haar grote vertelboek. Ze deelt de extatische zuurstofarme euforie van de toppen evenzeer als het brakke, zompige waden door het veen van het vallen: bovenmaans geluk en helleverdriet in een paragraaf. Het luisterend oor trilt crescendo majeur en diminuendo mineur mee op de tonen van haar opera's en krijgt de ruimte - indien gewenst en intellectueel mogelijk - om zichzelf een vraag te stellen: waar het meeleven stopt en het voyeurisme begint. Het heeft er alle schijn van dat de jongedame die nu voor me staat, al enkele passages heeft gelezen van ons kort maar woelig hoofdstuk. Voorkennis stuurt de gedachten en daar hou ik niet van. Zeker niet als zich nieuwe kansen aandienen.

Ik peil naar de diepte van haar weten. "Ik hoop enkel goede dingen", weet ik uit te kramen. "Da's voor mij een weet en voor jou een zorg", reageert ze kwiek. Ze knijpt de ogen halfdicht, kruist de armen en staat me gespeeld onderzoekend aan te staren. Hoe oud zou ze zijn? Duidelijk nog een twintiger, maar zeker al halfweg. Minstens een half decennium jonger dan ikzelf en toch plant ze haar voeten al stevig op de grond. Ik wankel nog altijd, zelfs van een frisse avondbries in mijn kruin. Mijn lach is groen onder het gekrab van deze jonge kat die slechts haar nagels aan mijn stam scherpt. In minuten van ongemakkelijkheid zijn het mijn handen die me het eerst verraden. Ze zoeken houvast om dit fladderen van nachtpauwen onder mijn middenrif te bedwingen, want dat is het: deze vrouw is een zwaluw die de lente misschien niet betekent, maar wel de terugkeer aankondigt. Alles in mij protesteert, dus moet er gerookt worden. Een sigaret om afstand te scheppen, om de hitte van deze opklaring niet te voelen, om het spel te breken, om te kunnen zeggen: "Weet je waar ik Liesje kan vinden?" Ja natuurlijk, zegt ze en wandelt voor me uit het gebouw in. Ik houd de rook lang vast en laat hem langzaam ontsnappen, om iets te smoren, een kiem.

De wanden van de gang zijn bekleed met gelige tegels die contrasteren met het zwartwitte dambordpatroon van de vloer. Er valt een weinig licht binnen langs de openstaande deuren van de slaapcellen. Op het einde van de gang hangt Jezus aan het kruis, zijn lichaam als panopticum wakend over het zieleheil van degenen die in de voorkamer van het sterven zitten. Opdat ze in hun laatste jaren niet zouden nalaten te proeven van de godsvrucht, opdat ze troost zouden vinden in het lijden van de Messias. Nietzsche zou steigeren, te vuur en te zwaard het eervolle sterven bepleiten. Maar hier is geen plaats voor de filosoof met de hamer. Hier heerste ooit de gewijde berusting van dementie en volgekakte pampers, de flakkerende kaars van het terug kind worden. Nu komt er gelach en muziek uit de keuken: de verblijfplaats van de gidsen die het plebs door dit tot gedichtenland omgetoverde boerendorp moeten leiden. Allen studenten, door vader en moeder gesubsidieerde zielen, die met hun rozige wangen en perfect gebit de culturele elite van ons provincialistisch nest zullen vormen. In hoofdzaak vrouwen, een enkele man. Zou het dan toch kunnen dat Venus gevoeliger is voor de strelingen van de intuïtieve oprispingen van het woord dan Mars, voor wie het tastbare, benoembare domineert? Ik behoed me voor al te sterke deductie, gezien ook ik tussen deze geslachtelijke stoelen val. De walkure die voor me uitwiegt, draait zich om en wijst me richting de groep die keuvelend het avondmaal tot zich neemt. Ik bedank met een glimlach en duik nog even in het ijsblauw van haar smeltwater. "Hoe heet je?" vraag ik nog. "Kirsten." Zo zal mijn lente dus heten, als de geboorte van het licht: Kirsten.

De gesprekken stokken even als ik de keuken binnenwandel. Ogen monsteren mijn verschijning en ik laat mijn blik dwalen over het gezelschap. Ik steek kort mijn hand op ter begroeting. Tussen deze jongelui zitten vele schoonheden, toch raakt geen enkele me zoals Kirsten dat doet. Ook Liesje niet, die opspringt van haar stoel en geheel in haar dramatische stijl op me af komt gevlogen om me te omhelzen. Drie pakkerds later sta ik lijf aan lijf te kijk in deze grootkeuken. Liesje strooit met complimenten: wat zie ik er goed uit, met van die mooie elegante grijzende slapen, wat verkloekt ook, tien keer meer man dan vroeger. Ik kan mijn gêne maar moeilijk verbergen en probeer een grapje naar de anderen toe. Dat ze onze begroetingen eens hadden moeten zien, toen we nog samen waren. De menigte gniffelt wat en het ijs is misschien nog niet gebroken, maar het smelt toch al. Voor verdere kennismaking met de groep meisjes en - inderdaad - slechts één jongen is er geen tijd, want Liesje sleurt me mee de gang in. Ze moet en zal me mijn slaapplaats tonen. We gaan een van de slaapcellen binnen. In de krappe kamer staat een bed, een stoel en een kast - wat hadden de bejaarden in die tijd meer nodig? Op de vloer ligt echter nog een matras. Liesje kijkt me aan en zegt dat ze ervan uitging dat ik bij haar zou slapen. "Dan kunnen we nog 's avonds nog wat bijpraten." Een knipoog, de stand van haar lippen en een alweer te innige omhelzing waarbij haar onderbuik onmiskenbaar contact zoekt met mijn rits. Ik wankel een tweede keer en heb nood aan een sigaret. "Goed", stamel ik onder het gewicht van al die lust op mijn zwakke schouders en ontbrekende ruggegraat. Met Anneke vers in het berichtengeheugen, Kirsten op het netvlies en Liesje in mijn broekzak laat ik mijn spullen vallen op de matras. "Mag ik hier roken?" "Van mij wel," en ze sluit de deur. Ik wil een nu zoals toen, maar dan met diepe wortels en een dikke stam die wijd uitwaaierende takken en midzomerstormen kunnen dragen en vraag me af of dat bestaat. Vast wel.

 

feedback van andere lezers

  • hettie35
    Heel mooi geschreven, ik volg het nog steeds graag,
    groetjes Hettie
    strandjutter: Dank je wel Hettie.
  • manono
    Ik lees je stijl heel graag. Het verhaal blijft boeiend.

    Ik kan alleen maar zeggen dat ik uitkijk naar het vervolg.
    strandjutter: Hartelijk dank. Ik werk gedurig verder. Volgende week meer.
  • tessy
    Ben ook wel nieuwsgierig naar het vervolg en de keuzes die gemaakt gaan worden
    strandjutter: Dank voor het lezen. Ik ben verheugd dat de verwikkelingen je blijven boeien.
  • Dora
    Liesje laat mensen graag meelezen in haar grote vertelboek.
    Mag ik wel door het jouwe gespelen, graag zelfs, die prachtige bouw in de zinnen, met veel sierstenen beslingerd. Poehee.
    strandjutter: Dank je wel Dora. Gr, strandjutter
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .