writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Lavinia

door RudolfPaul

Elf uur. Lavinia bestelde koffie met gebak.
`Si signorina. Un cappuccino.' De kelner, een beleefde jongeman in een smetteloos kostuum, bracht het gevraagde naar haar tafeltje bij het raam.
`Waar is Sergio, de eigenaar?' vroeg ze.
De man keek haar verschrikt aan en mompelde:`Poveraccio, è morto.' Met een snelle beweging streek hij met zijn wijsvinger over zijn adamsappel. Hij keek om zich heen alsof hij bang was om betrapt te worden, maar er was verder niemand in het café. Meer kon of wilde hij haar niet vertellen.
Ze roerde langzaam en langdurig in haar kopje en dacht aan Sergio, de eigenaar toen zij hier als serveerster werkte, nu bijna twintig jaar geleden. Wat was zij toen bang geweest voor hem als hij soms achter haar kwam staan als ze gebogen over de afwas stond, zijn handen op haar heupen, zijn onderlijf dicht tegen haar aan. Met rauwe, grommende stem zei hij dat hij haar wel eens lekker van achteren zou pakken. Zoals hij dat als jongen met schapen en geiten had gedaan toen hij als herder wekenlang eenzaam en alleen op de berghellingen moest blijven. Wacht maar, zei hij, wacht maar -- als zijn vrouw eens weg was. Wat had ze hem verafschuwd. Alleen al zijn uiterlijk: ongeschoren boeventronie met doorlopende borstelige wenkbrauwen, woest kroezig haar over zijn lage voorhoofd, kwastjes haar die uit zijn oren en neusgaten groeiden, wollig zwart haar in zijn nek en op zijn keel en ook op zijn polsen, op de rug van zijn handen tot op zijn vingerkootjes. Volgens Sergio's vrouw groeide bij hem ook haar op plekken waar dat helemaal niet hoorde.
Lavinia, die op dat moment net met stoffer en blik bezig was glasscherven op te ruimen, had geprobeerd zich dat voor te stellen. Groeide er dan haar, niet alleen op zijn rug en borst maar ook op of tussen zijn billen? Ze keek naar de stoffer in haar hand en in haar verbeelding zag ze het borstelige ding ingeklemd tussen de twee behaarde helften van zijn achterste. En aan de voorkant, groeide daar haar, niet alleen rondom, maar ook op de top van zijn penis, op zijn eikel -- als een soort verfkwast? Sergio's vrouw vertelde met een vies lachje dat haar man altijd naakt naast haar sliep en dat ze, 's morgens als ze het bed opmaakte, vaak kruimeltjes opgedroogde stront -- soms gelijkend op konijnenkeuteltjes -- tussen de vouwen van het laken vond. Z'n gat fatsoenlijk afvegen, daar had hij lak aan, er bleven altijd klontertjes in z'n konthaar zitten.
Ze herinnerde zich de keer, een snikhete dag was het, dat Sergio met ontbloot bovenlijf vanaf het erf de keuken inliep. Vol afschuw had ze gekeken naar zijn beboste schouders en zijn zwaarbehaarde rug. Het was alsof er op zijn rug dichte pluizig-zwarte varentakken naar elkaar toebogen die met hun uiteinden elkaar raakten en in het midden een onregelmatige lijn naar beneden vormden. Toen hij zich naar haar omdraaide, was het alsof ze op zijn bezwete borstkas, net onder zijn keel, een grote wolkachtige zwerm vliegen zag die ieder moment, als ze in haar handen zou klappen, zoemend uiteen zou wervelen.
Maar dat alles was lang geleden. Wat zou er met Sergio's vrouw gebeurd zijn? Plotseling herinnerde Lavinia zich wat Sergio tegen de stamgasten over zijn vrouw had gezegd. Dat, wanneer ze ongesteld was, het net leek alsof er een varken werd geslacht, zo erg bloedde ze. En de mannen hadden gebruld van het lachen. En inderdaad, de vrouw van Sergio zag eruit als een varken -- zoals zo veel van de dorpelingen. Het mens lachte en joelde altijd hard mee als de waard weer eens een knetterende scheet liet horen `alsof er een Harley-Davidson voorbij dendert'.
Op een dag, lang geleden, had ze besloten weg te gaan, hoe dan ook weg uit dit dorp. Weg uit Fivizzano. Naar de grote stad, Livorno of misschien wel Rome. Maar ze kon haar baantje voorlopig niet opgeven. Haar moeder, onlangs weduwe geworden, had het geld hard nodig.
Twintig over elf. Het kon nog wel even duren voordat haar man Renzo haar hier kwam ophalen. Die lange steile slingerweg vanaf de kust, langs heuvels en over wegen uitgehakt in rotswanden. Ze moest er niet aan denken dat hem op de valreep iets overkwam, twee dagen voordat ze hun geboorteland voorgoed zouden verlaten om zich in Miami te vestigen. Dit was haar laatste bezoek aan haar geboortedorp. Ze had de graven van haar ouders en overige familieleden bezocht en was naar de plek aan de rand van het dorp gelopen waar haar ouderlijk huis had gestaan. Ook had ze zich gedwongen om langs de kerk en de lagere school het dorp in te lopen. Niemand in Fivizzano had haar na al die jaren herkend. Het beklemmende gevoel van vroeger keerde terug, als ze hier langer bleef, zou ze weer in de greep komen van het onheil dat ze overal om zich heen voelde. Ze had liever niet willen komen, maar haar man had erop aangedrongen. Zelf moest Renzo nog wat dingen afhandelen in het kustplaatsje La Spezia, zakelijke dingen, geen emotionele zoals bij haar het geval was. Wat wilde je ook, Renzo had het grootste gedeelte van zijn jeugd in Amerika doorgebracht en hij had zich nooit echt verbonden gevoeld met zijn moederland. Zij had zich nooit verbonden gevoeld met de streek, eerder gèbonden -- aan handen en voeten. Tot op een dag, kort nadat haar moeder overleed, Renzo het café binnenstapte --, zwierig, opzichtig gekleed, met gouden ringen, en met kettingen behangen. Hij had direct zijn oog op haar laten vallen. Sommige oude dorpsbewoners die zijn familie hadden gekend, fluisterden haar toe dat hij bij slechte dingen betrokken was, dat ze maar beter niet... Maar ze wilde er niets over horen. Toen niet en nog steeds niet. Ze sloeg hun raadgevingen in de wind, ze ging met hem mee, een rijk leven tegemoet.
Ze wenkte de jongeman en gebaarde dat ze graag nog een cappuccino wilde. Rondom het middaguur zou Renzo haar weer ophalen. Het wachten -- Net als vroeger. Toen ze hier als jong meisje woonde en in dit café werkte. Toen had ze niets liever gewild dan weg... weg uit dit achterlijke dorp waar de mensen op varkens leken en zich als varkens gedroegen. Ze had zich toen te goed voor deze omgeving gevoeld. Nu nog -- er was in die twintig jaar niets veranderd. De mensen uit deze bergstreken stamden niet af van de apen zoals meester Pasinetti -- nu ook dood -- de kinderen op school had geleerd, maar van de varkens. Hier moest ze even om lachen. Zoals ze ook eens had gelachen toen een zakenrelatie van haar man, een Nederlander, beweerde dat de mensen die op de noordelijke kleigronden woonden, waar hij zelf vandaan kwam, van de aardappel afstamden. Of van de koeien.
Ze glimlachte en keek door het raam. Ze zag een stuurs kijkende man en een man met een zonnebril op voorbij lopen. Lorenzo en Stefano! Ze had hen herkend. Even later stapten ze het café binnen, Lorenzo en Stefano. Ze keek hun recht in het gezicht toen ze vlakbij aan een van de tafeltjes gingen zitten, maar geen van beiden gaf haar een blik van herkenning. Ze bleef naar de mannen kijken. Geen twijfel mogelijk. Lorenzo en Stefano, twee mannen die als jongens nog met haar bij meester Pasinetti in de klas hadden gezeten. Kenden ze haar niet meer? Was zij dan zo veranderd? Ze keek en keek. Naar twee mannen die haar vroeger het hof hadden gemaakt - dat wil zeggen, beiden hadden gezworen dat ze haar, naar eeuwenoud gebruik, zouden `buitmaken', waarna haar niets anders overbleef dan met haar overweldiger te trouwen. Een bittere vete tussen hen had geleid tot veel rumoer en geklets en zo waren hun voornemens haar ter ore gekomen. Nu hadden die twee zich kennelijk met elkaar verzoend. Twee lompe kerels met een boers uiterlijk. Mannen van tegen de veertig, met wrede koppen, hard en bijna dreigend. Lorenzo hield ook binnen zijn zonnebril op. Gedrongen figuur, dikke nek, rode zonverweerde knobbelneus en vlekkerige huid. Wat een gedrocht. En Stefano...
Ze schrok op toen ze buiten de claxon hoorde. Het was de auto die haar man voor hun laatste week gehuurd had. Vlug legde ze het geld voor haar consumpties op een schoteltje, schoot haar jas aan en liep op het tafeltje van de twee mannen toe.
`Buongiorno Stefano e Lorenzo. Come state? Ik ben het, Lavinia. Kennen jullie me niet meer? Helaas kan ik nu niet met jullie praten. Mijn man wacht buiten op me.' Ze wees op de gedistingeerde man die net uit zijn auto stapte. `Arrivederci. Ik ben blij dat ik toen niet met een van jullie ben getrouwd. Ciao.' Ze lachte hun toe en liep naar de deur. Ze zwaaide nog éénmaal naar de verblufte mannen en stapte naar buiten.
`Wat is er? Wat is er gebeurd?' riep ze verbaasd naar haar man die met een strak gezicht langs haar naar het café liep. `Renzo, vertel me... wat is er aan de hand?'
Hij bleef staan. `Niks,' snauwde hij haar toe. `Alleen... Er is iets mis gegaan met die laatste zending. Nu hebben ze de baas te pakken. De hele organisatie is ontbonden.' Zijn stem was hees van opwinding. Zo had ze hem nog nooit meegemaakt. `We kunnen hier voorlopig niet weg, niet naar Amerika -- te gevaarlijk. Blijf even in de auto wachten, ik heb een afspraak met twee kerels die er voor moeten zorgen dat we een poosje onderduiken.' Hij draaide zich om en liep met driftige passen het café binnen.




 

feedback van andere lezers

  • Magdalena
    grinnik
    heel erg graag gelezen en een schitterende wending van het verhaal!
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .