writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Onweer, hoofdstuk 1 van 3

door badstop

Dit deel 1 van van mijn tweede roman. Ik zal proberen de delen als zelfstandig verhaal te plaatsen.

Soms begreep Debby zijn idiote invallen, maar meestal niet. Wanneer ze vroeg om uitleg kreeg ze meestal een antwoord waar ze niets mee opschoot. Af en toe werd het wel duidelijk, zoals deze avond zou blijken.

Tijdens het lezen in haar boek had ze het al aan hem gezien. Zijn middagdutje in de luie stoel lukte niet. Af en toe stopte hij met schrijven op zijn laptop. Dan ging hij het huisje in dat ze via Gite de France gehuurd hadden in de Bourgogne, om een beetje op te ruimen. Die rusteloosheid werd vrijwel altijd gevolgd door een actie die ze meestal niet begreep.
"Ga je mee wandelen?"
Daar komt het, dacht Debby.
"Nee, want we krijgen onweer."
"Wie zegt dat?"
"Loes, ze heeft het weerbericht vanmiddag gehoord?
"Mm,? bromde hij op een neutrale toon.
Hij ging achter zijn laptop zitten. Dat heb ik hem gelukkig uit zijn hoofd gepraat, dacht Debby aarzelend, want ze wist dat zijn wandelplan nog niet helemaal over was.
Bram klapte zijn laptop dicht en zei:"Ik ga wel."
"Wees nou niet één keer zo stronteigenwijs."
"Als het gaat onweren dan kom ik naar huis."
De strijd was verloren besefte ze. Verder argumenteren was zinloos.
"Ik neem de rugtas mee."
"Dat zal wel veel helpen wanneer het gaat onweren," mopperde ze ongerust.

Met een kus nam hij afscheid van haar. De spanning in de lucht die de eerste waarschuwing was voor het naderende onweer negeerde hij. Hij moest doen wat hij ging doen, zonder te weten waarom of wat hij tegen zou komen. Het slechte begin van het verhaal waar hij op zijn laptop aan begonnen was, spookte door zijn hoofd.

Steeds weer bedacht hij nieuwe openingen voor zijn verhaal, maar iedere keer was het niet wat hij zocht. Automatisch liep hij het rondje dat ze vaak na het eten samen liepen. De bermen vol met bloeiende wilde bloemen zag hij nu niet. De vogels waar Debby zo gek op was, waren verdwenen. Een teken dat er iets dreigde te gebeuren in de natuur.

Domme koe is een veel gehoorde uitdrukking, maar de kudde koeien bestaande uit: een stier, vijf koeien en hun kalveren, stonden zeer slim opgesteld aan de bosrand onder de eiken. Dit was de tweede waarschuwing dat er iets mis was, anders kwamen ze altijd aanlopen als ze hun rondje deden.

Hij bereikte het dorpje Saizy, waar overal de luiken dicht waren terwijl ze anders om deze tijd al open waren om de koele avondlucht binnen te laten. Een boerin in een: blauw geruit, jasschort, was bezig de volkomen zwarte was binnen te halen. Zijn hersens registreerden het en hij dacht door zijn overpeinzingen heen: het lijkt Staphorst wel. De boerin zocht zijn blik om hem te kunnen waarschuwen, maar hij zag het niet. Op de voor Fransen zo typische manier haalde ze haar schouders op en ging door met haar was.
Het smalle weggetje ging het bos in. Kleine takjes kraakten onder zijn voeten. Ze kwamen boven het geluid van de knisperende dennennaalden uit. Het geluid had iets oerachtigs. Misschien hebben hier ooit Neanderthalers hetzelfde geluid gehoord, dacht hij. Deze gedachte probeerde hij in zijn verhaal toe te passen. In gedachte schrijvend en weer schrappend liep hij door. Hij begon aan de laatste klim van de wandeling. Op de top had hij een uitzicht over de Rhonevallei in de verte
Hij kruiste het weggetje waarvan hij niet wist waar het naartoe ging. Elke keer wanneer ze hun rondje liepen zeiden ze tegen elkaar:"Waar zou dat geheimzinnige weggetje heen gaan?"
De meest fantastische ideeën opperden ze dan, maar het weggetje in gaan deden ze niet.
In het voorbijlopen merkte hij nu op dat het stijl naar beneden ging.
Na de kruising was hij bijna boven. Een goed begin van zijn verhaal had hij nog steeds niet. Op het moment dat hij de top bereikte en weer met zijn gedachten op de aarde was zag hij iets wat hij nooit meer zou vergeten. Boven de Rhonevalei hing een onweersbui zo groot dat hij de uiteinden niet kon zien. Pal boven hem zag hij de door de ondergaande zon oranje gekleurde rand van de wolk. De kleuren boven de vallei varieerden van wazig oranje tot groen. Hij wist direct dat hij zich in een levensgevaarlijke situatie bevond. Het met een luide tik vallen van een enorme regendruppel op een vuilnisbakdeksel dat naast hem op het weiland lag, versterkte de adrenalinegolf die door zijn hele lijf raasde.
De neiging om weg te rennen onderdrukte hij om eerst te zoeken naar de beste manier om met dit gevaar om te gaan. Hagel, ik moet iets doen tegen de hagel die komt, overwoog hij. Nu kwam de deksel die de angst zo versterkt had van pas.
"Aha, vandaar de druppel, alles heeft een reden," mompelde hij terwijl hij het deksel oppakte.

Een lichtbol kwam uit de wolk naar beneden en ontplofte in een felle flits halverwege tussen de wolk en de aarde. Enkele seconden later hoorde hij de explosie. Dit was het sein om te gaan rennen. Het weggetje, dat gaat stijl naar beneden misschien kom ik daar een schuilplaats tegen, dacht hij. Hij wist dat langs de route die hij altijd nam, geen enkele manier van dekking tegen de bui was. Zolang het niet hagelde hield hij het deksel in zijn hand om harder te kunnen rennen. De duisternis kwam plotseling en hevig waardoor zijn snelheid toch lager moest. Geconcentreerd op de weg liep hij zo snel mogelijk verder. Even verder was een stal die beschutting kon bieden. Hij zag alleen de weg en liep de stal voorbij. De hagel begon. Met het deksel boven zijn hoofd was hij enigszins beschermd tegen de enorme ijsballen. De hoeveelheid lawaai deed hem denken aan een avondje levende muziek in het Belgische Avelgem. Ze waren daar bij vrienden op bezoek. Die lieten ze een flyer zien met de uitnodiging om naar levende muziek te komen kijken in de Leynseelzaal.
"Een avondje lokale cultuur snuiven lijkt mij wel wat," had Bram gezegd.
In huis hoorden ze een onbestemd geluid uit de richting van de zaal komen.
"Het is in ieder geval geen meisjeskoor," merkte debby op.
Wat het wel was konden ze niet bedenken. Met zijn vieren liepen ze richting de zaal waar op dat moment alleen een stilte te horen was. Zodra ze naar binnen gingen begon de cultuur te spelen. Het was een hardrockband die ongelofelijk luid en slecht muziek maakte.
Bram schreeuwde in Debby's oor:"Nog mazzel dat we binnen zijn, anders waren we de straat opgeblazen."
Bram keek om zich heen en zag uitsluitend mannen met paardenstaarten en heel veel zwart leer. Er waren ook meisjes bij die in zwart leer tegen de mannen aanleunden. Ze werden met een volkomen gebrek aan belangstelling door de aanwezige hardrockfans bekeken. Debby kreeg het idee dat ze zich op een vismarkt bevond, vertelde ze later. Het lawaai stopte onverwacht. De band bedankte de aanwezigen voor hun belangstelling. De hele zaal die niet groter was dan acht bij acht meter, stroomde leeg, behalve de barkeepers. Bram bood een rondje drinken aan een groepje mensen die bij ze kwamen staan. Het werd een prachtig feest. In het eerste ochtendlicht gingen ze weer naar huis.

De donder volgde de bliksem steeds sneller op. Het zicht werd steeds slechter. De regen en de hagel maakten een riviertje van het weggetje waar hij op liep. Hij bereikte een grotere weg. Links of rechtsaf stond hij even te overwegen. Omdat hij geen idee had waar hij was, begon hij in de dalende richting te lopen. De weg werd door de hagel vaalwit alsof de maan fel aan het schijnen was. Hierdoor had hij weer iets meer zicht. De bliksem en de donder kwamen nu vrijwel gelijktijdig. Door het lawaai van de hagel en de donder begonnen zijn oren te suizen. Strompelend liep hij verder door de deken van hagel tot hij een bushokje zag. Opgelucht ging hij naar binnen. Altijd had hij de lelijke betonnen dozen uit de jaren vijftig vervloekt als lelijke dingen in een mooie omgeving. Nu was hij er héél erg blij mee. Onderweg had hij een wegnummer gezien op een bordje. Deze weg kruisten ze altijd op hun rondje. In het bushokje zette hij de rugzak naast hem neer op het houten bankje. Hij pakte de kleine zaklantaren, de kaart van de omgeving en het kompas om zijn positie te bepalen. Dat lukte hem niet want het weggetje, dat niet meer was dan een karrenspoor, stond er niet op. Buiten was nergens een aanknooppunt te vinden. Hij besloot hier de bui uit te laten razen en dan op zoek te gaan naar een aanknopingspunt over waar hij was. Hij kon dan Debby bellen met zijn mobiele telefoon om te vragen of ze hem kon ophalen. Met zijn lantaren scheen hij door het bushokje en de grond. De rivier waar hij door had gelopen kwam bij het bushokje samen met de rivier die van de andere kant van de weg naar beneden kwam. Het niveau van de enorme plas water en ijs steeg veel sneller dan hij ooit voor mogelijk had gehouden. Met zijn voeten peilde hij de diepte. Hij zag het waterpeil véél te snel omhoog komen.
"Hoe is het goddomme mogelijk," mopperde hij, "ik kan hier niet blijven, zonder te verzuipen."
Steeds sneller steeg het water, want de grond van de heuvels om hem heen raakte verzadigd van het water. De hagel was gestopt, maar de regen werd alleen maar harder. Zo lang mogelijk stelde hij zijn vertrek uit. Het water was bijna tot het bankje gestegen. Hij deed de rugzak weer om en stapte tot zijn knieën in het ijskoude water. Een felle flits verlichtte de omgeving. Wat hij buiten zag deed hem denken aan een schilderij van Dante. Totaal gedesoriënteerd door het felle licht en de vrijwel gelijktijdige klap begon hij door het inmiddels tot een meertje uitgegroeide plas te waden. De hagel werd meegevoerd door de regen waardoor het weer veel donkerder werd. Omkeren had geen zin dus liep hij verder op zoek naar een schuilplaats. Vlak voor hem sloeg de bliksem in. Door de elektriciteit en de drukgolf van bliksem werd hij omvergegooid. Versuft probeerde hij weer op te gaan staan. Pas na vier pogingen lukte het hem. Langzaam begon hij weer verder te lopen in Dante's Inferno. Bij de volgende bliksem zag hij een bordje met de tekst: Mont Gabot.
Daar waren ze een keer geweest. Op de top was een kerkje met een kerkhofje. Daar moet ik heen, dacht hij. Door de val en de schok voelden zijn spieren verlamd. Zijn wilskracht dwong zijn lichaam om verder te gaan. Hij begon aan de klim naar de top waar hij kon schuilen. De helse pijn in zijn spieren werd tijdens het lopen langzaam minder. Hijgend vanwege de steile klim, bereikte hij het kerkhof. Zo snel mogelijk liep hij naar het door de bliksem spookachtig verlichte kapelletje. De deur was op slot.

 

feedback van andere lezers

  • hettie35
    Graag gelezen en kijk uit naar het volgende deel,
    groetjes Hettie
    badstop: staat erop
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .