writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Ned Kelly en Munt

door RudolfPaul

Ned Kelly

Ik besloot die dag in m'n eentje naar het gevangenisgebouw te gaan waar ik zelf in m'n studententijd tot twee maal toe opgesloten had gezeten, beide keren voor slechts een aantal dagen. In een touristenbrochure had ik gelezen dat dat grimmige gebouw tegenover Russell Street Police Head Quarters nu omgedoopt was tot het Ned Kelly Museum, genoemd naar de outlaw die aan het eind van de 19de eeuw banken had beroofd en een aantal politiemannen had doodgeschoten. Hij was uiteindelijk gevangen genomen en in het gebouw dat nu zijn naam droeg opgehangen.
Ik kocht een kaartje en zei tegen de vrouw achter de balie dat ik niet geïnteresseerd was in een rondleiding maar dat ik zelf wat wilde rondkijken en het kleine stenen hok wilde zien waar ik ten tijde van de Viet Nam oorlog samen met acht anderen een tijdje had doorgebracht in afwachting van de borgtocht die weer anderen voor ons zouden komen betalen.
'Dat is ook toevallig,' zei ze. 'Mijn vader was bij de politie - hij is nu gepensioneerd - en ik herinner me zijn verhalen over de studenten die hij moest arresteren en hierheen brengen, honderden waren het er.'
'Zeg hem maar dat het voor mij één van de redenen is geweest om Australië voorgoed te verlaten,' zei ik.
'Was het dan zo erg?' Ze keek me aan met een ernstig gezicht.
'Nee, zo erg was het ook weer niet, die paar dagen die ik hier doorbracht,' vertelde ik haar, 'maar toch, toen ik daar urenlang op die houten bank zat, dacht ik: ik wil hier weg, weg uit een land waar een politieman zijn dienstpistool trekt en over mijn hoofd schiet als ik wegren van drie mannen die vanuit een plotseling stoppende auto op me toe komen stormen, mannen in burgerkleding die pas later politie agenten blijken te zijn.'
Ze gaf een collega een teken, kwam achter de balie vandaan en gebaarde me met haar mee te lopen, een van de twee gangen in. 'Ik word afgelost,' zei ze, 'het is mijn pauze; maar ik wil er graag meer over horen, het is niet iedere dag…'
'Veel meer is er niet over te vertellen,' zei ik, 'nou ja, eigenlijk wel, heel veel zelfs. Ik rende dus terug door een laantje naar mijn makkers die in de volgende straat bezig waren, we plakten affiches op muren en tegen ramen van leegstaande winkels, naar onze auto met spullen, en de man die een schot gelost had terwijl hij achter me aan rende, stormde op onze wagen af, rukte het portier open, en plaatste de loop van zijn wapen tegen het hoofd van onze bestuurder die op het punt stond weg te rijden. Pas toen schreeuwde de man:"Police!" Als ik geweten had dat het politie auto was die plotseling remde in de verlaten winkelstraat was ik niet weggerend. Van de politie heb je weinig te vrezen, die houden zich wel aan de wet. Maar vier kerels in zomaar een auto die met gierende banden stopt, die de portieren woest opengooien en dichtslaan, en drie van hen die op me af komen rennen, dat is wat anders, dat zouden wel eens vigilantes, voorstanders van de betrokkenheid van Australië bij die oorlog kunnen zijn, dacht ik. En die zouden niets liever doen dan vredesactivisten - communisten in hun ogen - in elkaar rammen.'
We liepen door de donkere gang, aan weerszijden waren het soort cellen, leeg en met de deuren open, die ik me nu goed kon herinneren.
Was haar vader een van die stillen geweest, vroeg ik haar. Nee, zei ze, haar vader had altijd een uniform gedragen. Tot de dag van zijn pensioen.


Munt

Waar blijft haar collega? Het is tijd dat ze afgelost wordt. Het is nu even rustig. Voor haar staat een man, duidelijk een buitenlandse toerist, nogal stuntelig het bedrag voor het toegangsbewijs in munten uit te tellen op de toonbank. Hij houdt een vies oud muntje tegen het licht.
'Die in iedergeval niet. Wat dat is weet ik niet,' zegt ze, 'geen Australische munt, zo te zien.'
'Deze heb ik zo net hier buiten bij de tramhalte gevonden. Ik denk dat Ned Kelly die heeft verloren, 't zal wel een van die oude munten zijn die hij had buitgemaakt bij een van zijn bankovervallen.'
'Mag ik eens kijken?' Haar broer is een verwoed muntenverzamelaar. Zij is ook een beetje aangestoken door zijn enthousiasme.
De man schuift het juiste bedrag voor zijn kaartje naar haar toe en overhandigt het onooglijk muntje.
'Waar kom je vandaan?' Met haar nagel verwijdert ze wat korstjes vuil van het geldstuk.
'Holland.'
'Dacht ik wel. Een Hollandse munt. Van het jongetje met z'n vingertje in de dijk. De klei zit er nog aan. Moeilijk af te krijgen.' Ze wrijft en wrijft tot het glanzend wordt.
Maar nu kan ze lezen wat er langs de rand staat. 'Holy Mackerel! Goud! Het is een gouden munt, fair dinkum!' Ze leest hardop. Aan de ene kant: Sydney Mint - Australia - Half Sovereign. Aan de andere is een afbeelding van het hoofd van een jonge vrouw, er staat te lezen: Victoria D:G Britanniar: Reg PD, en het jaartal 1857.
'Wow! Dit muntje kan wel eens heel veel waard zijn.' Ze geeft hem de munt terug.
Even staat hij daar sprakeloos met de glimmende half sovereign in de palm van zijn hand. Dan, met een lachje, zegt hij: 'Dus het kan best van die beruchte bankrover geweest zijn.'
'Yeah. Ned Kelly. For sure.'
'Wat zal ik doen, inleveren op het politie bureau hier tegenover?'
'Ben je gek. Gewoon zelf houden, natuurlijk. Finders keepers, losers weepers, zeggen wij DownUnder. Stop hem maar niet bij je gewone wisselgeld in je portemonnee. Doe hem ergens apart zodat je hem niet zult verliezen.'
De man staart nog steeds naar de munt. 'Achtien-zeven-en vijftig. Wanneer zat Ned Kelly hier opgesloten en werd hij opgehangen?'
'In 1880. Nadat hij hersteld was van zijn wonden. Acht-en-twintig kogels in zijn armen, benen, handen, voeten - dat is niet niks. En toen de strop. Ik zal je de plek laten zien waar ze hem hebben opgehangen, loop maar even mee.'
Haar collega is ondertussen bij de kassa komen staan. Zelf loopt met de Hollander de gang in naar de plaats waar niet alleen Ned Kelly maar ook tientallen andere boeven op een luik hebben moeten staan met een stuk touw om hun nek. Maar de Hollander zegt dat hij niet in de eerste plaats geinteresseert is in die stumperds, daarvoor is hij vandaag niet gekomen; hij is gekomen, teruggekomen na zoveel jaren, om de plek te zien, het hok en de binnenplaats, waar hij zelf knijp heeft gezeten, waar hij en tientallen demonstranten destijds met hun rug tegen de betonnen muur hadden gezeten. Ze hadden brood met jam gegeten en gediscussiëerd over de oorlog in Viet Nam. En gewacht tot anderen het geld voor de borgtocht kwamen brengen.
'Een onbekend meisje kwam naar het kantoortje waar jij nu die kaartjes verkoopt. Ze betaalde de 40 dollar om mij vrij te krijgen. Ze is nu mijn vrouw. Maar soms als we ruzie hebben schreeuwt ze naar me: Forty Dollars! I bought you for forty bloody dollars, you bastard! I should never have paid those effing forty dollars for you! Too much! I was robbed.'
Ze moet er hartelijk om lachen. 'Ik weet zeker dat de gouden half-sovereign minstens tien keer zo veel waard is dan die forty dollars,' zegt ze.

 

feedback van andere lezers

Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .