writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Rogier en Otto

door RudolfPaul

Terwijl Rogier zijn speciale steen met kracht naar een leeg blikje wierp dat hij op een hoek van de houten tuintafel had geplaatst, kwam Otto met een verhitte kop over het grasveld aanfietsen. Hij plofte neer op een stoel in de schaduw van de lindeboom.
'Heb je ook zo'n blikje voor mij? Een volle natuurlijk, een colaatje of zoiets, geeft niet wat.'
'Wie gaat er dan ook fietsen met deze hitte?'
'Wie gooit er nou naar blikjes in deze hitte?'
Rogier mikte nogmaals maar miste het blikje weer. Hij zocht in het gras bij de boom, vond de steen op en legde die op de tafel. 'Ik zal even iets voor je ophalen. Je hebt een kop als een ...'
'Een bavianenkont.'
'Als een kreeft, wilde ik zeggen,' antwoordde Rogier. Hij liep naar het huis en verdween in de keuken. Toen hij even later terugkwam met twee geopende flesjes spa zag hij zijn vriend de steen inspecteerde.
'Een merkwaardig object,' merkte Otto bedachtzaam op, 'glad, mooi rechthoekig van vorm, spierwit ... net een stuk zeep.'
'Ietsje kleiner dan een stuk zeep, meer de grootte van een lucifersdoosje.'
'Hoe kom je er aan? Er staat iets op, ik kan het niet goed lezen.'
'Eben-Haëzer. Steen der hulp. Heb ik erop geschreven met Oost-Indische inkt. Ik heb hem meegenomen uit Dover als aandenken, ik vond hem op het strand tussen allemaal grijze en zwarte stenen, heel opvallend. Ze hebben daar geen zandstrand maar een pebble beach.'
Beiden zetten de flesjes aan hun mond.
'Hoezo steen der hulp?' Otto veegde zijn lippen af.
'Gisteren heb ik die steen naar een hond gegooid die op me af kwam stormen toen ik langs de villa op de hoek van de Jagerslaan fietste.'
'Ik weet welk stulpje je bedoelt: daar woont een directeur van een liefdadigheidsinstelling. Minstens zes duizend jongeren, medestudentjes van me voornamelijk, lopen met collectebussen langs de deuren om zijn vette salaris bijeen te schooien voordat er maar één cent bij een of ander goed doel terecht komt.'
'Hoe weet je dat?'
'Heb ik uit betrouwbare bron.' Otto glimlachte geheimzinnig. 'Heb je die rothond trouwens geraakt?'
Rogier knikte. 'Tegen z'n kop of tegen z'n schouder, hij stoof in ieder geval jankend weg, terug naar de villa.'
'Zo'n irritant keffertje zeker.'
'Nee, het was een groot zwart rotbeest, ik heb dat monster daar nooit eerder gezien. Zo'n helhond. Ooit The Omen gezien met die horrorhonden? Ik heb die steen daarna opgeraapt, thuis goed afgewassen en toen geprobeerd die inscriptie er op te zetten: Eben-Haëzer, steen der hulp.'
Otto overhandigde de steen. Rogier ging weer op het blikje mikken.
'Ben je daar al de hele middag mee bezig?'
'Net zolang tot het lukt, tot ik het trefzeker kan raken. Gister was waarschijnlijk a lucky shot,
ik ben niet van plan een omweg te nemen vanwege dat rotbeest.'
'Nerd gedrag, steeds dezelfde handelingen. Maar ja, sommige beroemde voetballers van nu schopten als kind ook eeuwig een balleje tegen de muur van de garage.'
Otto bleef hem een tijdje gadeslaan. 'Je moet meer kracht zien te krijgen in je bovenarmen, je biceps ontwikkelen op een sportsschool. En meer spinazie eten natuurlijk, daar krijg je spierballen van als die van Popeye.'
'Mijn moeder zei vroeger altijd: eet je spinazie op, dan word je later zo wijs als Spinoza.'

***

'Dus je hebt mijn gedichten daar voorgelezen?' vroeg Rogier nadrukkelijk.
Otto was weer eens langsgekomen, de introductie dagen voor studenten waren nu voorbij, hij kwam niet zo vaak meer in het dorp.
'Ja, dat heb ik. Dat vind je toch wel goed, neem ik aan?'
'Wat vonden ze ervan?'
'Ze waren niet echt onder de indruk, hoewel enkelen wel deden alsof, maar dat was meer uit beleefdheid. Omdat ze ervan uit gingen dat ik ze zelf geschreven had. Als ze hadden geweten dat het het werk was van een zestienjarige gymnasiast...'
'Wat heeft dat er mee te maken? Wat doet mijn leeftijd ertoe? Rimbaud was vijftien toen hij een van zijn beste gedichten schreef - ik zeg natuurlijk niet dat ik een Rimbaud ben - en zijn beroemdste werk, Le Bateau Ivre, schreef hij toen hij zestien was. Ik bedoel maar...'
Otto zuchtte.
'Over een paar jaartjes ga je zelf maar bij dat elitaire clubje zitten. Ik ben er een stuk of vijf, zes keer heen geweest maar ik hoef die lui niet meer. Voor mij hebben ze afgedaan, ik ga er niet weer heen.'
'Maar hoe ging dat daar dan?'
'Iedereen vond vooral zijn eigen werk geweldig: het aloude suum cuique-verschijnsel, je weet wel, bij de oude Romeinen ging het al niet anders. Was het niet Cicero die schreef dat hij nog nooit een dichter had ontmoet die in zijn eigen ogen niet de beste was: Suum cuique pulchrum est?'
Beiden waren even stil.
'Maar hoe was je daar eigenlijk verzeild geraakt?' wilde Rogier weten.
'Een mooie meid,' mompelde Otto, 'die ik in de kantine na het college heb ontmoet. Bij het hoorcollege Inleiding communicatiewetenschap zat ze twee rijen voor me, ik had al de hele tijd naar haar zitten kijken. Ze nodigde me uit om mee te gaan naar hun clubje - eerst als introducé. Maar ze bleek een oogje te hebben op een conservatorium student, een pianist. Een booskijkende vent met een rotkop, die zijn best deed om op Beethoven te lijken.'
'Ik zie het voor me: markante kop, leeuwenhoofd, intens doordringende blik... Componeert hij ook?'
'Nee, hij is Beethoven-vertolker, daar gaat hij prat op. Vooral de piano sonata's. Maar de moeilijkste, onstuimigste stukken van Beethoven, die kan hij echt niet aan. Ik heb hem zien proberen de Allegro Assai van de Appassionata opus 57 te spelen, het stuk dat ik zelf altijd beluister voordat ik een werkstuk moet schrijven. Om in de juiste stemming te komen. Hij, onze nep-Beethoven, bakte er niet veel van. Hij haperde hier en daar, zijn vingers struikelden over elkaar. Niet om aan te horen, was het. Nee, deze grimmige namaak-Ludwig met zijn boosheid... hij speelt boosheid, de echte Beethoven was tenminste echt boos, dat is het verschil. Boos op de wereld en de mensheid. Omdat de man uit Wenen idealistisch was. Een man met diepgang; hij las Goethe, Homerus, Shakespeare. De bozerik van het studentenclubje blijkt als je hem wat beter leert kennen gewoon een oppervlakkige lul te zijn.'
'En dat meisje? Hoe heet ze?'
'Madeleine,' Otto zuchtte, 'gek eigenlijk... wie noemt z'n dochter nou naar een in thee gedoopt Frans koekje?'
Rogier glimlachte.
Otto schudde meewarig het hoofd en zei: 'Een lief maar dom wezentje. Een naïef, onnozel lachebekje. Leeghoofdig. Een Telegraaf en ander hedendaags nsb-achtig media-gif lezend trutje. Ik kreeg een beetje met haar te doen. En met de andere deelnemers. Maar gaandeweg kreeg ik ook een ontzettende schijthekel aan dat hele groepje. Alles, alles slikken ze wat hun via tv, radio, dag- en weekbladen voorgeschoteld wordt. Neem nou dat gigantische bedrog dat de Amerikaanse boevenstaat heeft gepleegd met die nine-eleven-gebeurtenis... toen ik dat eens ter sprake bracht...'
Rogier was gewend aan de tirades van zijn oudere vriend, zijn filippica's.
'Een muur van glas daalde neer tussen mij en de anderen. Zoals Churchill eens zei dat er een ijzeren gordijn was neergedaald dwars door Europa. Een loden deken van leugens ligt over de mensheid,' somberde Otto verder.
'Maar jij als aankomend onderzoeksjournalist gaat daar toch zeker tegen strijden? Als je eenmaal die studie achter de rug hebt?'
'Zolang ga ik niet wachten, ik kom hier vandaag om je mee te nemen naar een plek waar vreemde dingen gebeuren, je zult versteld staan. Dingen die schreeuwen om de bemoeienis van Otto, onderzoeksjournalisten in spé.'
'Wat voor dingen?'
'Dingen die misschien niet door de beugel kunnen, ik weet het niet. En wie nemen daar aan deel, denk je?'
Otto keek zijn jonge vriend verwachtingsvol aan. 'Nou? Nou?' Hij bleef hem aanstaren.
'Zeg het maar. Ik zou het niet weten.'
'Ria en Lisa,' zei Otto, 'die zijn daar allebei naartoe gegaan.'
'Gelul,' zei Rogier beslist, 'een of andere cultureel avondje, een lezing of zoiets, daar zijn ze heen, ergens in het dorp.'
Otto schudde zijn hoofd. 'Een leugentje om bestwil.'
'Maar hoe kom je dan aan die informatie?'
'Uit betrouwbare bron, een zoete bron, een fons suavis,' zei Otto geheimzinnig.
'Ja, ja, verzonnen uit betrouwbare bron.'
'Kom mee, we zullen zien. We moeten fietsen, mijn scooter is gejat.'
'Fietsen naar het dorp? In deze hitte?'

 

feedback van andere lezers

  • hettie35
    Heel graag gelezen,
    groetjes Hettie
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .