writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

De Bleekscheet van Borger Hills

door ovlijee

Act 1 Exhibitionistische Exposé

Niet gevangen maar verstopt in het graan hielden we ons schuil met onze jeugdige staarten tussen de benen. Onze kinderslipjes spreekwoordelijk herleid tot caramelfactorij. En een deuk in ons blank ego waar sommigen onder ons nu nog van moeten bekomen. En de aanstichters van zoveel ellende, de ware schuldigen van zulk een verderfelijk maar onoverkomelijk jeugdtrauma, waren we zelf, tenzij je, bij gebrek aan beters, je verantwoordelijkheid afschuift op het menselijk genoom en instinct, of de uit economische en demografische overweging genomen politieke beslissing Riffijnse gastarbeiders uit hun natuurlijke omgeving te lokken om een zogezegd beter bestaan op te bouwen in een mistroostig edoch gastvrij land aan de Noordzee. Welke andere motieven dan humane zouden industriëlen immers gehad hebben toen de Belg zich overgaf aan de geboortebeperking van de jaren'60 en door de economische boom een interessantere beroepskeuze maakte dan een nabije toekomst van stoflong? Je sluit je fabrieken en mijnen toch niet, als je het ijzer kan smeden als het heet is? Ware het niet dat een decennium later het gouden kalf toch verzopen was. Maar ondertussen hadden we de Amazigh uit El Hoceima en Nador toch maar gered van een armtierig bestaan onder een Arabisch juk en een tirannieke Marokkaanse koning. Finaal zouden ze hun tirelli kunnen bezingen en materiele welvaart genieten in een modeldemocratie. Heerlijk die vrije markt en internationale handel van werkvolk. Je leeft niet om te werken, je werkt om te leven. Maar van wat leef je? Van te werken, godvermiljaardegodverdomme! Kloten met je poten, dedjù!

Nee, als we zelf niet schuldig waren, dan wel de koloniale mentaliteit van onze ouders en grootouders. Of dacht je dat we daar al van genezen waren in die cynische, decadente jaren '80 toen Mobutu een banaal scheldwoord was voor een medemens met een donkerdere huidskleur die toen nog politiek correct een neger genoemd kon worden? Zeker wij niet, want met onze appelblauwzeegroene polo'tjes van Lacoste waren wij de kinderen van nouveaux riches, of évolués nauwelijks de naam waardig, eerder kleinburgerlijke, bekrompen mensen met wel het geld maar niet de beschaving en cultuur van de high society met hun gestudeerde en gecultiveerde geesten.
Behalve dan misschien Joris, de zoon van een gynaecoloog, en die bij gevolg met de bijnaam Kitteloris door het leven moest gaan.
Voor de rest waren we allemaal volksjongens: de twee broers Lee en Clint, zonen van een oversekste brandweerman met een fascinatie voor spaghetti-westerns en een moeder die bijkluste als hulpje in een beenhouwerij; Sam, eveneens de zoon van een slagerij, en gezien de kolossale omvang van zijn lijf ratte die vermoedelijk iets te vaak schellekes kalfsworst uit de koeltoog; Bas, de driftkikker van het gezelschap, zoon van een eenhandige schoenmaker die van zattigheid één van zijn femen verloren had in zijn eigen machine.
En tenslotte ondergetekende, die in de klas niet mocht zeggen wat zijn vader deed, omdat die dopte terwijl hij in het zwart als barman werkte in een duistere nachtclub. Mijn moeder zou trouwens later hetzelfde gaan doen, niet omdat ze het geld nodig had maar omdat ze de jaloezie en vernedering niet meer kon verdragen die ze ervoer als ze weer eens gehoord had dat mijn vader na de nachtshift 's morgens met zijn zatte botten in zijn blote op de tafel gedanst had.

Ja, als er één tijdperk voor ons niet de geschiedenis in zou gaan als vooruitstrevend en wereldschokkend dan wel de eighties, behalve dan in '86 als de Belgische voetbalploeg in Mexico een glansprestatie neerzette, waar nu nog over geklapt wordt. En waar we nu alleen nog maar van kunnen dromen.
Het moet iets ervoor zijn dat ik m'n onschuld verloren heb, niet omdat ik voor het eerst een lijk gezien heb, of meisjes ontdekte, ik was tien jaar godbetert. Nee, ik verloor mijn onschuld door gedrag dat de oorzaak geworden is van het als een kanker uitgezaaide racisme in onze samenleving. Door mij komt het dat er een politieke partij is opgericht in Antwerpen die als enige partijpunt heeft 'de migrant met alle zonden van Babylon overladen'.
Vlaanderen onafhankelijk is er dan later bijgekomen omdat één partijpunt toch wat mager is om te scoren, zeker in gemeenten waar geen migranten waren. In tegenstelling tot het lelijkste woord aller tijden, dat toen - terecht - al als een grove belediging ervaren werd (het m-woord, dat ik door zijn afstotelijkheid censureer tot m*k*k, en vanaf nu dan ook alleen nog maar zal aanduiden als het m-woord), was immigrant samen met gastarbeider toen nog de gebruikelijke term voor wat nu ternauwernood politiek correct als een allochtoon bestempeld wordt.
Nieuwe Belg is de laatste sport op de taal-evolutionaire ladder van 'hoe definiëren we asielzoekers die geregulariseerd worden en permanent gevestigde vertegenwoordigers van arbeidsmigratie en hun kinderen in één woord'.

Hoe kan ik als enige verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van het Vlaams Blok, en de gespannen verhouding en verziekte sfeer tussen autochtonen en allochtonen, zult u zich afvragen? Wel dat zal ik mits wat dichterlijke vrijheid eens expliqueren.


Act 2 Oeverloze Ontwikkeling


Dit is een Antwerpse vertelling, op het kabbelend ritme van de Schelde, een grijsbruine jeugdherinnering van steeds te natte kleren en een sombere afwezigheid van licht. Je gaat er bijna van over je nek. Zoveel westenwind kruipt niet in je kouwe kleren.
Ik ben een jongen van HTL, twee appartementsgebouwen van dertien hoog in een rechte hoek die als ze dominostenen waren mekaar nooit zouden omver kunnen duwen, de walging zou daar wel voor zorgen. Deze waren als twee donjons geposteerd tussen de spoorweg en de Singel en markeerden een soort niemandsland tussen het verpauperde Borgerokko (binnen de spoorweg) en het minder ghetto-eske, spreekwoordelijke Borger Hills. Wat nog eens de sociologische realiteit onderschrijft dat opgroeien aan de verkeerde kant van het spoor een wereld van verschil uitmaakt balancerende tussen hoop en verslagenheid.

Mijn vrienden zijn me overkomen, ze zijn me overvallen. Ik weet zelfs niet of ik ze vrienden kan noemen, ik heb niet de indruk dat ik er ooit voor gekozen heb. Waarom ben ik er dan voor gevallen?
Feromonen? Een geur van verwantschap? Het zich op dezelfde middelmatige maatschappelijke trap bevinden? Soort zoekt immer soort, wat in het Engels zoveel mooier klinkt als: "Birds of a feather flock together."
En laat ik dan maar aan de hand van een vogelverhaal met de deur in huis vallen.

Op een zompige herfstdag van aangedampte ruiten waren we met de bende afgesproken bij Bas thuis, ook al was dat voor mij van thuis uit eigenlijk verboden terrein. Bas had namelijk een psychopathische papegaai die enkele maanden ervoor het oog van een buurmeisje had uitgepikt, met een wijkpetitie als gevolg om Pekkie in slaap te laten doen, wat de éénhandige vader van Bas in een Spaanse furie deed ontbranden met scatologische vloeken in het kielzog, niet in het minst omdat hun vorige ara Flip door de angora kat van diezelfde buren was opgepeuzeld, en slechts tot wat hoongelach had geleid.

Bas Roofthooft nu had zijn familienaam niet gestolen, want evenals zijn vader behept met het gen van de misdaad en een laag hellend voorhoofd boven een volle wenkbrauw, heeft hij de lethale injectie voor Pekkie kunnen afwimpelen door bij hoog en bij laag vol te houden dat het buurmeisje was binnengebroken en dat de papegaai zich bedreigd voelde en zijn territorium beschermde. Het buurmeisje was uiteraard niet binnengebroken, maar door de vroegrijpe Bas met een smoes naar binnen gelokt om doktertje te spelen.

Dit prepuberale baltsgedrag werd binnen onze vriendenkring later verklaard in het kader van de amputatie van een derde testikel bij Bas, een genetische afwijking die voor een verhoogd testosteron gehalte zorgde.
Dat het slecht zou aflopen met Bas was een openstaande deur intrappen. Na al enkele keren gezeten te hebben voor prostitutie en mensensmokkel, werd hij eind jaren '90 door zijn fetisj voor zwarte madammen finaal een kopje kleiner gemaakt door een met een hakbijl zwaaiende Jamaïcaan op het Koninkspleintje.
De familiekroniek van de Roofthoofts is er één van afgerukte ledematen en zaadverspilling.

Die herfstdag was Pekkie echter bij de veterinair omdat Vic, de vader van Bas, hem met de poppers had laten spelen en de papegaai van zijn stokje was gegaan.
Het maakte er de sfeer er niet minder bronstig op.
De immer corpulente Sam was al rood aangelopen, niet door het eten van een pikante martino, maar door het bladeren in een vies seksblaadje, wat Joris Kitteloris de opmerking deed ontlokken dat hij soms zogezegd per ongeluk de werkkamer van zijn vader de kuttendoctoor binnenstuimelde en dat rosse vrouwen altijd ros haar hebben daar beneden, maar blonde slechts sporadisch blond.

Mijn maag keerde zich om. Ik weet nog dat ik als tienjarige voor het eerst zo'n seksblaadje bij Lee en Clint ingekeken had en onwel werd van de klinische close-up's. Nooit meer ben ik daarna als kind met mijn moeder in bad gegaan. Dat ondermaanse land van melk en honing, die kelk van levenslust, de schoot van vervulling en geborgenheid was het equivalent van een vleesetende bloem geworden, een bloeddorstige, buitenaardse wulk, een weekdier uit de diepste krochten van een slijmerig plasmatisch inferno of een Ridley Scott-film.

Zo bleek ik dan in tegenstelling tot mijn ontluikende seksualiteit gedurende mijn puberteit en de obessieve drang om als adolescent tot vijf maal per dag de hand aan mezelf te slaan, lange tijd het meest preutse jongetje van den hoop. Wat ik dan weer compenseerde door mijn nerveuze hyperactiviteit en fysieke onmogelijkheid om stil te zitten. Meermaals heeft mijn moeder de vader van Clint en Lee met de brandweerladder moeten laten aanrukken omdat ik niet meer uit de boom geraakte waar ik was ingeklommen om het record te breken van de legendarische neef van Sam, 35 meter in een gemuteerde Vlaamse sequoia !!, die echter daarna onmiddellijk met zijn klikken en zijn klakken op zijn staartbeentje gevallen was en sindsdien alleen nog maar zwart-wit kon zien.

Nu gingen we niet heel de dag binnenzitten, we hadden net Rambo: First Blood gezien, en op de Atari waren we Space Invaders en Donkey Kong nu echt wel kotsmisselijk beu. We gingen in het Rivierenhof oorlogske spelen, en in onze fantasie het park omtoveren tot de jungle van Vietnam of de bosplaneet Endor uit Star Wars waar de Ewoks de 'noble savages' mochten spelen. Hadden we twintig jaar later geboren geweest hadden we waarschijnlijk Lord of the Rings of de Matrix op onze PS2 gespeeld.
Nu echter hadden we met onze pro-Amerikaanse sentimenten gedurende de Koude Oorlog ons volledig gecamoufleerd tot ons gezicht toe en met een mix van speelgoedgeweren en echte kogels, die ik had gekregen van een buurjongen wiens vader beroepsmilitair was, gingen we soldaatje spelen.

Na de onophoudbaar stinkende dode Schijn overgestoken te hebben, traden we uit onze tienjarige lichamen en namen in onze verbeelding een andere identiteit aan. Slechts de walm van de verziekte rivier en het monotone geraas van de autostrade verhinderden ons finaal een andere tijd en andere plaats binnen te treden, als geesten van gestorven familieleden die via een obscuur medium slechts een tipje van de sluier oplichten van het leven na de dood.

Verbazend hoe snel kinderen van verwachting naar verveling laveren en omgekeerd. Want we waren nog niet aan het prieeltje over het Sterckshofmuseum of onze goeie intenties van oorlogske te spelen, werden door de aanwezigheid van twee andere, vreemde kinderen vergeten. Kinderen met een donkerder huidskleur en haar. Met frappante krulletjes en onaangepaste (sic) kleding.
Gaven ze andere feromonen af?
In ieder geval riep Bas onmiddellijk: "Daar, (het m-woord in het meervoud)!"

En de zon deed de was smelten die de vleugels aan mijn rug vasthield en mijn val was onvermijdelijk, en met mij de ganse mensenmaatschappij en de kosmos en al haar andere gevallen engelen en duivels. Een verhaal van elke dag, en daarom universeel. Als mens betaal je de prijs voor je daden: als held en verzetsstrijder, als ondernemer of luierik. En hetzelfde geldt voor de natuur: overal is er een avant-garde die het voortouw neemt met in haar zog meelopers, slachtoffers en parasieten. En elke medaille heeft een keerzijde.
En zo is dit schrijven een poging tot absolutie, tot rehabilitatie, tot genezing. Niet alleen voor mij maar ook voor jou, en vooral voor de Vreemdeling, die die dag slachtoffer was van mijn lafhartigheid en meeloperij.
En nu nog trachten we de breuken te lijmen.


Act 3 Confrontatie bij Zonsondergang


Bas riep meermaals het m-woord in het meervoud.

De twee Marokkaantjes hadden het effect van een rode lap op een stier bij de van nature agressieve Bas. Wellicht had hij hetzelfde gereageerd als het twee Belgskes hadden geweest, of eekhoorns voor mijn part. Zijn te hoog testosteron-gehalte keerde zich regelmatig tegen leden van de eigen clan, wat me weer versteld doet staan van het feit dat ik hem ooit als vriend beschouwd heb. Waarschijnlijk heeft het feit dat hij in onze puberjaren de vaste leverancier van porno-filmpjes was, enigszins tot zijn populariteit bijgedragen.

Wat niet wegneemt dat géén van ons aanstoot nam aan zijn radicaal racistische uitroep. Wat zegt dat over ons: ocharme tienjarige snotapen? Hebben onze ouders ons zo slecht opgevoed, of zijn mensen van nature zo afkerig van wat er maar een fractie anders uitziet als henzelf?
De enige Marokkaan die ik ooit gekend had, was de goedlachse Karim, waar ik het jaar tevoren mee in de klas gezeten had. En ook al heeft die toen den Bloempot geregeld op de rand van de zenuwinzinking gebracht, samen met Bas, Lee, Sam en mij trouwens, omdat dat nu eenmaal is wat kinderen doen, Karim was geen Marokkaan die het totaalbeeld van dé Marokkaan aantastte. Het gedrag van een eenling zou überhaupt geen ganse bevolkingsgroep mogen diskrediteren, maar wie een hond wil slaan, vindt snel een stok.

Er moet dus iets fundamenteel dierlijk of aapachtig aan ons gedrag ten grondslag gelegen hebben. Territoriaal haantjesgedrag. Chimpansees op oorlogspad.

Zowel de lamme goedzak Sam alias den Beuling, de dokterszoon Kitteloris, Clint (die uitzonderlijk zonder zijn broer Lee op trot was) als mij, spitsten onze oren, en genoten van onze toekomstige slachtoffertjes.

De feiten speelden zich af op een gure herfstdag in het neurotische, regenachtige land België waar de aanslagen van de Bende van Nijvel nog moesten plaatsvinden en Wilfried Martens premier was. Meer specifiek in de havenstad Antwerpen, waar men zich om de één of andere reden als het toppunt van beschaving profileerde. We zoomen verder in op de grens tussen Borgerhout en Deurne: het prieeltje in het Rivierenhof vlak over het kasteel, niet het wit aan de fontein, maar het Sterckshofmuseum.

Het was zo'n dag waar je als volwassene moedeloos wordt van de somberheid, de immer voorbijrazende, laaghangende wolken, en de alomtegenwoordige verflenste kleurloosheid van het bestaan. Het grijs van de lucht, het trottoir, de kinderkopjes en de saaie gevels doet je afvragen hoeveel tinten van grijs er eigenlijk wel bestaan. Weet je, het beeld dat het het beste weergeeft, is dat van die plassen waar naft in gelekt is, een stilstaand, brak, giftig poeltje van ellendige nietszeggendheid en verspilling.

De twee marokkaanse jongetjes werden nat gemaakt door een schop van Bas in een vieze plas, waarop Lee hetzelfde deed. Bas was misschien de instigator maar Lee was de eerste om er een schepje bovenop te doen.
De jongens reageerden niet, ze keken wat beteuterd, maar gingen niet in de verdediging.

Ze ondergingen het gelaten alsof het niet de eerste keer was, en dat was het waarschijnlijk ook niet.

Het had iets merkwaardig volwassen en volhardend hoe ze deze vernedering doorstonden. Had één van hen op onze bek gemept, hadden ze zo weer de bovenhand kunnen hebben. We zouden het in ons broek doen als de eerste de beste lafaard die met een stuk in zijne frak zijn vrouw en kind aframmelt. Maar het leek wel of ze wisten dat, als ze maar genoeg geduld uitoefenden, hun moment van glorie en eerherstel wel zou komen.

Nadat Bas en Lee meermaals in de plas geschopt hadden en de kleren en de gezichten van de twee gastjes besmeurd hadden, kwamen Kitteloris, den Beuling en ik om het werk te vervolmaken.
Wij hadden het wat meer voor psychologische terreur, en met onze speelgoed Colt Magnum en M16 en onze echte kogels, begonnen we hen te bedreigen en met een walgelijke grijns tot achter
onze oren te zeggen dat we hen gingen doodschieten. Met mijn munitieriem en camouflagekleren was ik het machtswellustige mini-equivalent van een Belgische para die een zwart jongetje boven het vuur houdt, ook al was ik kleiner dan beide jongens, van wie er één zeker een kop boven mij uitstak.

En het verbaast me tot op de dag van vandaag dat die jongens geen angst uitstraalden ook al deden ze niks. Ik blijf erbij, één boks op onze smoel en we hadden niet afgedropen met de staart tussen onze benen, nee, we hadden ter plekke gecastreerd geweest en de laatste nieuwe altzingers van het Vaticaan kunnen worden.

Maar het ergste moest nog komen. Nadat ik hen een echte kogel had laten zien, me omdraaide en deed alsof ik die in mijn speelgoedpistool stak en hen vervolgens met de dood bedreigde, het is lachwekkend als het niet zo zielig zou zijn, bracht ook dit geen reactie bij hen teweeg. Nog een laatste schop in de plas, en dan keerden de kansen zich.

Iets voorbij de kruidentuin verschenen er plots drie andere jongetjes: twee Marokkaantjes en één zwarte jongen of een mulat.

"Oh, shit!" riep Lee, die een goeie neus had voor de spelingen van het lot.

Voor het eerst verscheen er een ander spoor van emotie dan ingehouden woede op de twee gezichten van onze doelwitten: enthousiasme, en ze begonnen kalm te gesticuleren naar wat klaarblijkelijk een triootje vrienden was.
Wel, één ding is zeker, vijf tegen vijf zou een eerlijkere confontatie inhouden maar zo ver zou het niet komen.

"Fuck me!" riepen we toen al in het Engels door teveel tv te zien, en we repten ons naar het kioskje waar onze resterende spullen lagen, maar daar waren we ingesloten door het omringende water, dus we konden er niet meer onderuit muizen.

Het beeld dat ik me nu als eerste voor de geest haal is dat van mij met mijn plastieken speelgoed M16 achter mijn oren als een baseball-bat, en hysterisch tegen de zwarte jongen roepend:" Ik slaag, hé!"
Waarop die rustig antwoordde:"Rustig, rustig."

Maar de rust zou voorlopig niet meer terugkeren.


Act 4 Catatonische Catharsis-Blues


Kun je je die dag nog herinneren dat je voor het eerst echt bewust was van jezelf en je een onbestemd gevoel kreeg omdat je geen flauw benul had wat het betekende een mens te zijn en te leven?

Ik moet een jaar of twaalf geweest zijn toen ik bezeten van de cultuur van het skateboarden en de bijhorende visioenen van zonovergoten Californische skateparken de vraag ben beginnen stellen waarom ik in godsnaam in Antwerpen moest opgroeien.
Die eeuwige regen en veel te korte zomers zorgden er trouwens voor dat de meeste Belgen in de jaren '80 de Costa Brava opzochten om zich tien dagen te goed te doen aan paëlla en zoete wijn met prik die in combinatie met de mediterraanse zon het effect van een spreekwoordelijke voorhamer op je kruin had en een tijdelijke hersenverweking in de hand werkte met al het onverantwoord gedrag vandien.

Ik herinner me nog levendig dat ik als knaap tussen de tien en twaalf samen met mijn moeder een nacht geterroriseerd ben geweest door mijn vader in een Catalaanse hotelkamer, omdat hij plots de drank niet meer aankon, en per se naar huis wou. Nadat hij dan uit bed gevallen was en zijn rug opengereten had aan het stukwerk van de muur en vervolgens begon te kotsen, kon ik het niet meer aan. Ik stapte uit mijn bed en ontsnapte via het terras naar de hotelkamer van mijn nonkel en tante, die me terstond terug stuurden.
Tot op de dag van vandaag doet de herinnering aan dit totale gebrek aan controle over mijn eigen lot mijn maag zurig worden, of is het mijn hartstreek, en heb ik zin om iets te trashen.
Maar, hé, dat is gewoon de gang van de wereld. Kasten, adel en plebs, sociale hiërarchie, allemaal één pot nat gezien in het licht van genetische evolutie. Je hebt het of je hebt het niet.

Ondanks mijn studie denk ik dat het in de sterren geschreven stond dat ik nooit een dokter, ingenieur of advocaat zou worden, tot spijt van mijn verwachtingsvolle familie en mezelf.
Dus zing gerust een droevig en melancholiek liedje, op dit kerkhof van vervlogen dromen, dan ben je tenminste nog één illusie rijker: soms duren mooie liedjes eindeloos, behoudens ze eindigen op een positieve noot.

"Ik slaag, hé!" en mijn stem sloeg over.
"Rustig, rustig." zei het zwarte jongetje, "Ik ga je niks doen."

Het tij was gekeerd, vijf blanke, verwende nesten, die in de hoogmoed van hun meerderheid twee Marokkaanse jongens zonder reden waren beginnen te bedreigen, hadden met een bepaald scenario geen rekening gehouden, namelijk dat ze nu plots oog in oog zouden komen te staan met twee uitwendig beheerste maar inwendig briesende knapen uit op eerherstel, twee onvoorwaardelijke vrienden of verwanten van eerstgenoemd duo en een milde afstammeling van Idi Amin.
Vijf tegen vijf, we hadden evengoed een matchke voetbal kunnen spelen.

De idyllische omgeving had een schouwtoneel kunnen zijn van een slachtpartij tussen rivaliserende clans samourai, met filmische beelden als verwelkte bloemblaadjes van een Japanse kerselaar die vergoten bloed opzuigen ondersteund door een roffelende, opzwepende geluidsband.
Maar zoveel moed en eer zie je alleen in de boekskes en de films.

Alle vijf met een ei in ons broek gingen we gedwee op de banken onder het kioskje zitten, dat normaal gezien het schouwtoneel is van oude besjes die in hun eenzaamheid de eendjes komen voederen, om dan gehuld te worden in een zwerm gulzige meeuwen. Tot je niet meer weet wie het hardst krijst van genot, de meeuwen of het oude toverkolletje.

Aangezien niemand van ons aanstalten maakte om te vechten, ook Bas niet, die anders nochtans om de haverklap afkwam met nunchaku's en ninjasterren, of Kitteloris, die aan schermen deed, kwam het kleinste Marokkaantje van het groepje dan maar naar mij, de lilliputter van ons gezelschap: "Jij en ik, vechten!"

Ik bibberde als de onwillige vibrator van den Beuling zijn moeder, van wie hij zijn corpulente natuur overgeërfd had en neiging tot vraatzucht, en mijn sluitspier liet me in de steek als de cloaca van Pekkie nadat hij aan de poppers gezeten had. Maar mijn flatulentie was niet de grootste vernedering. ik weigerde halsstarrig recht te staan, verlamd van schrik en paniekerig nee schuddebollend. En toen ik dan een niet eens zo harde schop tegen mijn poten kreeg, ontlokte dat een in de kiem gesmoorde au, als van een mietje dat er niet van houdt wanneer zijn vriendje te ruw aan het voorspel begonnen is.
En mijn strategie was geslaagd, al gauw merkten ze dat ze aan mij geen vette kluif zouden hebben wat weerwerk betreft, en ze richten hun pijlen dan op Lee, die waarschijnlijk zo gevoelig was voor de spelingen van het lot omdat hij zo vaak slechte beslissingen maakte. Alles wat dan zijn huidig onheil, veroorzaakt door zo'n misplaatste keuze in het verleden, kon verzachten of tenietdoen, greep hij met beide handen, om dan opnieuw de mist in te gaan door zijn ongelukkige karma of chromosomen, weet ik veel.

En omdat hij en Bas ook het verst gegaan waren in hun beledigingen en het nat maken, zat er een bepaalde logica in hem als de volgende sparringpartner te willen aanwijzen. Maar door dezelfde techniek van de meisjesachtige kwetsbaarheid toe te passen als mij, gaven ze hem slechts dezelfde trap tegen de schenen als mij, en gingen ze alras naar Bas.

En de verdomde klootzak, je moet het hem toch nageven, hij heeft toch even wat slagen en schoppen uitgewisseld in deze geïmproviseerde arena of dojo, maar ook hij is niet over de rooie gegaan, wat hij dan later trachtte te vergoelijken door te beweren dat die andere jongen z'n nagels te lang waren en dat hij schrik had dat hij met die vuil nagels gekrabt zou worden, en één of andere nare infectie zou oplopen. Bizar, aangezien smetvrees eerder mijn stokpaardje was dan van Bas.

Dus ook dit duurde weer niet al te lang, maar te lang in onze ogen, en nadat ze Kitteloris en den Beuling met rust lieten, opmerkelijk, omdat die ondanks hun geringe aandeel in wat zich voordien had afgespeeld toch niet geheel onschuldig waren, richtten ze hun pijlen terug op Lee. En uiteraard maakte die ditmaal wel de foute beslissing: na opnieuw een shot tegen zijn benen gekregen te hebben, vond hij er niet beter op dan terug te trappen.

Zijn neus brak tussen twee hartslagen door maar het bloed dat eruit spoot was de spreekwoordelijke dam die gebroken was: het sluimerende racisme had zich nu finaal gemanifesteerd in onze micro-kosmos en zou alleen nog maar de spuigaten uitlopen. Het eerste bloed vloeide rijkelijk, zoals bij een verkrampte tienermaagd die onhandig verlost wordt van haar ongemak door een gemakzuchtig ettertje, maar het zou hierbij niet blijven.

Tot op de dag van vandaag betreur ik mijn aandeel, ware het niet dat in tegenstelling tot de vergevende God waarin ik ooit geloofd heb, en zielsgraag in zou geloven, maar niet onvoorwaardelijk mag door mijn sceptische filosofische geest, de natuur en de mens minder altruïstisch is, en zo betaal ik elke dag opnieuw de prijs, samen met jou, Bas, voer voor de wormen, en met jou, milde marron, slachtoffer van vierhonderd jaar slavernij en kolonisatie, en vooral met jou, Vreemdeling.

En zo blijven we verweesd en vervreemd achter als ouderloze vondelingen in een knekelveld van onverdragelijk geweld.

Wanneer zal ik bevrijd zijn? En vooral jij, Vreemdeling, van mij?


Act 5 Overbodige Epiloog


De jaren '80 liggen een eeuwigheid achter ons, het decennium van Maradona, Gorbatsjov en Star Wars, evenals de jaren '90, met de ontijdelijke dood van Kurt Cobain, de Golfoorlog en de val van de Muur, en in België de Witte Mars.
Ook het eerste decennium van het nieuw millenium is zo goed als afgelopen, en de mooiste en spectaculairste beelden die ik ooit gezien heb, komen niet van een blockbuster maar van de aanslag op het WTC. Michael Jackson is finaal overleden en godverdomme het lijkt wel alsof we op een vulkaan leven. Is de dreiging van de Koude Oorlog en een nucleair armageddon afgelopen, hebben we er Global Warming voor in de plaats gekregen. Vluchtelingen van alle derde wereldlanden ter wereld kloppen op de poort van de rijke westerse landen om terecht een deel van de koek te eisen, en de Islam in haar radicaalste verschijning maar evengoed in haar meest milde manifestatie is de nieuwe kop van jut, de nieuwe vijand van de vrije markt en haar dwangmatig liberale marktmechanismen en machinaties.

Zinkt de moed me soms in de schoenen?
Ja, niets menselijk is me vreemd. Mijn leven is er één geworden van leven voor de dood. Reïncarnatie en leven na de dood lijken me stoplappen voor de kwetsbaarheid van het leven.
Tegelijkertijd is dit aardse leven extreem taai, en ook al verklaart het chemische tabel der elementen hoe alles in mekaar zit, waarom dat zo is, en wat die elementaire deeltjes dan mogen zijn, is een nog even groot mysterie als tweeduizendvijfhonderd jaar geleden, toen een zekere Democritus met een Griekse voorkeur voor de herenliefde het concept a-tomos (ondeelbaar) uit de kast haalde.

Dan mag je voor mijn part het woord God rehabiliteren, als synoniem voor 'dat wat we nog niet en misschien ook nooit zullen weten'. Het existentiële raadsel. Jezus, je zou denken dat je als dertigplusser opgehouden zou zijn met navelstaarderij, niet dus.

In ieder geval is atheïsme slechts toepasbaar op één definitie van God, namelijk die van transcendente entiteit.
In principe zou iedere mens pantheïst moeten zijn, want zelfs als je jezelf, je gedachten en wat je waarneemt met je zintuigen als illusie beschouwt, dan is er nog steeds het onverklaarde bestaan van 'De Illusie'.

Moet ik loslaten? Dit aardse, tijdelijke bestaan? Niet streven naar rechtvaardigheid, broederschap en duurzaamheid op onze aardkluit?
Eindigheid en nutteloosheid is een concept waar je als mens niet veel mee aankunt, alsof onze gedachtegang kortsluit. Zoals alle menselijke bedrijvigheid is gedrevenheid een tweesnijdend zwaard, wat evenzeer geldt voor het daaraan tegenovergestelde als lethargie en dadenarmoede.

En dan vraag ik me af, wat is de toekomst van de wereld? Zullen pygmeeën een curiosum worden, een anachronisme, een andere mensensoort, die volgens Darwin's wetten van de evolutie zullen weggeselecteerd worden, en waarmee je in het meest extreme geval binnen afzienbare tijd niet meer mee zult kunnen voortplanten, of zullen ook zij vliegtuigen nemen, en gsm's, en internetverbindingen. Zullen zij hun woud van tijd tot tijd verlaten en studeren aan universiteiten, en carrières opbouwen als genetisch ingenieur of data-programmeur. En zullen ze af en toe terugkeren naar het woud met bastaardkinderen?

Pfft, hoe je het ook draait of keert, de mens is een tegendraads wezen, en van een andere cultuur zal hij alleen dat overnemen wat het beste uitkomt.
Als blanken jazz zijn beginnen spelen, of salsa hebben leren dansen, en leren rappen, is dat niet zozeer uit sympathie voor de nakomelingen van slaven, maar gewoon omdat het lekker is.
Net als rijden met een vette BMW kreunend onder de overdosis paardekracht.

Is dat dan het leven: de voordelen afwegen tegen de nadelen om keuzen te motiveren?

Waarom heb ik dan deze tekst geschreven? Om het hart te winnen van mijn Marokkaanse vrienden, door geen kritiek te uiten op hun acties ingegeven door potentiële denkfouten, maar slechts op mijn tekortkomingen te focussen, en die van mijn 'het woord alleen al, impliceert segregatie' blanke jeugdvrienden?
Ben ik dan geen grotere gladjanus dan Filip De Winter?

Laten we het er dan maar op houden dat ik inderdaad een opportunist ben, en dat schrijven mijn creatieve equivalent is van de seksuele pauwenstaart.
Ik versier geen vrouwtje met het geld dat ik verdiend heb door keihard shiften te kloppen bij Opel Belgium of Katoennatie, maar met mijn middelmatige woorden, hoopvol dat één of ander vrouwtje, dat ook ik zelf goed genoeg vind voor mijn narcistische, hautaine, bekakte, pretentieuze rotkarakter, mijn smeekbede hoort, mijn zielige smachten naar liefde, copuleren en nageslacht.


Act 6 Minder overbodige Epiloog II


Ik had het verhaal perfect kunnen laten eindigen met de bloedneus van Lee.

De DNA-moleculen van de rode en witte bloedcellen die meer dan twintig jaar geleden opgevangen werden door de aarde, zijn al lang verbroken, en de atomen die hen vormgaven, zijn van geen betekenis.
Ook de fysieke pijn is weg, maar de maatschappij zit met een trauma van jewelste.

Ik ben begonnen met de woorden dat we niet gevangen maar verstopt waren in het graan, dat is echter niet hoe het geëindigd is.

Het fysieke geweld stopte met de boks op Lee zijn neus, en we waren vrij om te gaan. Veilig. Niks gestolen, niks afgepakt, behalve onze cohones. Ze hebben ons nog wel even achtervolgd, tot ze vonden dat ze hun territorium nu wel hadden afgebakend. En vanuit het park bereikten we het huis van Joris zijn vader, de kuttendoktoor.

En na even van ons melk geweest te zijn, zat de sfeer er al snel terug in, zodat Bas, Lee, en den Beuling me begonnen te swaffelen, vermoedelijk dorr mijn androgyne uitstraling.
De grootspraak kwam terug, en Kitteloris haalde zijn schermdegens boven.
Details. Nietszeggende fragmenten. Regressie en Sehnsucht.

Later bij Lee thuis werd het relaas van de dag herhaald en Clint, die niet uitblonk in bedachtzaamheid, begon Bruce Lee na te doen, en rond te bazuinen dat hij spijt had dat hij er niet bij was geweest.
En op geen enkel moment was er zelfkritiek. Ik herinner me nog dat ik gezegd had dat ik niet zoveel gedaan had. Was ik even vergeten dat ik hen meermaals met modderig water beschimpt had door in een plas vol slijk te stampen, en hen meermaals te bedreigen dat ik hen ging doodschieten met mijn plastieken speelgoedgeweer en echte kogels.

Zelfs onze ouders veroordeelden ons racisme niet.

Ik weet zelfs dat we op een gegeven moment gevechtssport gingen doen bij een Marokkaanse full contact trainer, die als portier bij mijn vader in dezelfde nachtclub werkte, en toen die vroeg waarom we kickbox wilden doen, vlakaf antwoordden: "Om (het m-woord in het meervoud) in mekaar te slaan."

Lee beweerde dat hij jaren later nog meermaals de grootste jongen van het tweetal was tegengekomen, en dat hij (Lee) hem (de jongen) in het ziekenhuis had geklopt met een verplaatste maag maar Lee was een pathologische leugenaar, dus ik hechtte er niet zoveel geloof aan.

Oké, ik moet bekennen dat ik weer overdreven heb, mijn aandeel in het stichten van het Vlaams Blok is gering tot onbestaande, maar mijn door racisme geïnspireerd gedrag als kinderlijke agressor is reëel. Had ik daarvoor nog nooit Marokkanen tegen gekomen? Natuurlijk wel, ik zie foto's van mezelf terug in de kleuterklas met donkere meisjes, en ik herinner me geen besef van anders zijn.
En Karim van het derde studiejaar met wie ik in de blakende zon aan het voetballen was, een bleekscheet met zijn bruine broer, en door ons zo te amuseren was hij vergeten naar de Arabische les te gaan, en was hij vergeten dat het Ramadan was en had hij door mijn schuld water gedronken.
Zulke dingen.

Ook negatieve: ik weet nog dat we gingen zwemmen met school, en dat, toen we door de smalle gang richting zwembad wilden gaan, vanuit de andere richting een klas jongere Mocro's ons de weg versperde door hun armen tegen de muur te strekken. En ook al waren ze allemaal een kop kleiner dan ons, we scheten allemaal in ons broek, behalve een zekere Stefan, die de zoon was van een apotheker en de grootste strever van de klas, maar desalniettemin, je moet het die fils-à-papa nageven, niet met zich liet sollen.

Is bangheid, lafhartigheid of achterbaksheid diep in de Vlaamse genenpoel ingeworteld? Door het eeuwenlange boerenbedrijf? Het lijkt me sterk. Ik denk dat het vooral de armoede is die grimmig maakt, en de luxe en de rust behoudsgezind.

Is het nu gedaan? Het is nooit voorbij. Panta rhei. Alles vloeit. Maar toch, een digestif.

Den Beuling is uiteindelijk shiften gaan kloppen in de één of andere fabriek en kluste bij als buitenwipper. Toen ik hem het laatst sprak, had hij het nog steeds over de luie Marokkaan, maar ik durfde hem niet tegen te spreken, ik ben nog steeds geen vechtersbaas, maar wel een laffe diplomaat.
Bas is voer voor de wormen en zijn moordenaar moet nog maar enkele jaren zitten.
De Kitteloris zijn we uit het oog verloren, op een gegeven moment besloten zijn ouders dat wij toch niet zo'n goeie invloed op hem hadden, en zijn ze naar een rijke randgemeente verhuisd. Birds of a feather flock together, al zijn het papegaaien op pep en poppers.
Lee is uiteindelijk zelf een migrant geworden, en is in Peru in een project gestapt dat straatkinderen van de drugs en vooral het lijmsnuiven helpt.
Clint denkt nog steeds dat hij Bruce Lee is, en verblijft op en af in een psychiatrische instelling.

En ik?
Dat is pulp fictie.

 

Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .