writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Dag, Bron en...opgedeelde versie: 2

door katrijn

Waarin we kennismaken met de ietwat vreemde maar vriendelijke hoofdpersonages, want voorgaande was inleiding.

Juni 2012, in het enige hotelletje in Vijfwegen.

'Waarom is het altijd nacht?'
'Het is niet altijd nacht, idioot, binnen drie uur en…' pauze van enkele tellen. Het groene lichtje van de wekker licht even op en de kamer lijkt wel de binnenkant van een vliegende schotel.' 47 minuten is het dag, morgen, licht. Hoe je het ook zegt.'
'Hmmm, maar als wij ergens belanden is het altijd nacht. Misschien moeten we daar eens iets aandoen.' Stilte. ' Dan kunnen we onze kamer eens bij daglicht inspecteren. Heb je dat afgrijselijke kleur van behang gezien?' Er weerklinkt een grom.
'Bron? Heb je het gezien?'
'Hou je mond en ga slapen. Daarvoor dient de nacht. Niet om kamers te inspecteren.'
'Juist, slapen…' Er klinkt wat geroffel, heen en weer geschuifel. Een stille 'aha' en de mp3 licht op. Het blauwe lichtje schijnt op een bleek gezicht met grote ogen, voorzien van donkere wallen, bij elkaar gekweekt door al 2 slapeloze weken.
'Bron, weet jij waar dat lied van…?'
'Kap er mee, Dag, ik ben moe. Dit is nu al de vijfde nacht op een rij. Doe op zijn minst een poging.' Het klinkt knorrig.
'Jij bent altijd moe, hoe doe je dat toch? Je doet geen klop overdag en toch…'
'Ik ben jouw gebabbel moe. Stop ermee. Of…'
Gesmoord gelach. Wat geruis van lakens.
'Of wat?'
'Ik laat je langzaam doodbloeden.'
'Oh.'
Ja oh, dat heeft nog niemand gedaan hé.'
'Euh, even denken.' Stilte. ' Nee, ik denk het niet.'
'Mooi zo.'
'Mooi? Wat is daar mooi aan? Ik denk persoonlijk dat het een heel erg vadsige…'
'Dag, ik zie je graag jongen, maar als je nu je mond niet houdt dan is mijn liefde heel erg oppervlakkig en kortstondig.'
'Juist, sorry. Slapen, zei je.' Het bed piept. En nog een keer. Een hoog, irritant geluid.
'Dag, alsjeblieft hé.'
'Ik zei niets.' Klinkt het verontwaardigd uit het piepende bed. ' Niets, noppes, nada.'
'Lig stil, je maakt zelfs lawaai als je niets zegt.'
'Maar…' Er weerklinkt een dramatisch diepe zucht. ' Het is hier veel te klaar om te slapen.' Klinkt het mopperend. ' Al dat licht. Waarom hebben we een kamer net voor een straatlamp en niet…'
'Nu is het genoeg. Nog 3 uur stilte, is dat echt zoveel gevraagd.' De warme, diepe stem krijgt een hesere klank als Bron echt geïrriteerd wordt. Hij schopt het dunne lakens van zich af. De kamer is een showspel van oranje licht en zwarte figuren.'Sommigen hebben hun slaap nodig, kerel. Waar is dat mes?'
Het bed stopt met piepen.
'Bron, hé…kalmeer nu eens. Ik ga wel naar buiten. Bron, doe dat mes weg.' Geen angst, geen ongeloof, alleen verveling. En een geamuseerde ondertoon. Het gestommel duurt niet lang. Er valt een wekker om, daarna volgt de lamp. Ze flikkert even, rochelt vermoeid en gaat dan definitief uit. Er is een doffe 'auw' en dat is het.
'Shit, dat moeten we betalen morgen.' Mompelt Bron afwezig terwijl hij de resten van de lamp met een blote voet onder het bed schuift. Hij kuist het mes af aan zijn broek, legt het opnieuw op het nachtkastje dat tussen hem en het andere bed staat en gaat op de rand zitten van zijn bed. Zijn ellebogen op zijn knieën, kin in zijn handen. Buiten kraait er een haan. Bron zucht en hoopt tegen beter weten in dat het een uil is. Bye Bye nachtrust.
'Dag?'
'Ik voel me nogal doezelig.' Het bloed druppelt in de vrolijke groene emmers die hij in hun badkamertje had gevonden. Bron is een vooruitziende jongen. Dag en hij hebben de nodige ervaring in het vermoorden van elkaar. Wel, in het vermoorden van Dag, eigenlijk. Niet dat het een echte hobby is, maar soms hebben er gewoon allebei eens nood aan. Dag als hij in een slapeloze periode zit, zoals nu. Bron vooral op het zelfde moment. Dag kan hem meestal ver genoeg drijven dat hij met liefde zijn broer naar de andere kant helpt. Op creatieve wijze, uiteraard.
'Mooi zo, eindelijk rust. En nu zwijgen. Je zult me dankbaar zijn, nadien. Zoals altijd.' Bron zet zijn wekker, ze moeten op zijn voor de eerste shift. Nooit lang op één plek, is hun motto.
'Bron?'
'Ga verdomme toch in stilte dood, Dag. Ik wil slapen.' Dag hoort het niet meer. Hij is weg. Bron nestelt zich in bed, met zijn rug naar het andere bed, sluit zijn ogen en valt in slaap.
De wekker, ergens onder het bed, maakt een einde aan de korte nacht. Bron veert overeind, zijn lange vingers tasten de grond af. Er prikt glas in zijn vingertoppen, maar Bron staat er niet bij stil. Het is nog vroeg om te denken. Hij vindt eindelijk de lawaaimaker en drukt op de knop.
'Nu al?' kreunt hij slaperig, maar er komt geen antwoord uit het andere bed.
'Dag?' Bron draait zich op zijn buik en duwt zijn gezicht in het kussen. Er hangt een metaalachtige geur in de kamer. Het is nog donker, wat het nog moeilijker maakt om op te staan. Bron is niet bepaald een ochtendmens. Nauwelijks 5u in de morgen, dat is een schandalig uur om gewekt te worden. Hij slaagt er niet in om zijn ogen te openen en blijft liggen in een innige omhelzing met zijn beddengoed.
Er ontbreken geluiden. Dag die rond stommelt. Dag is altijd wakker, vanaf een uur of drie. Slapeloosheid. Al zolang Bron zich kan herinneren, slaapt zijn broer soms weken aan elkaar maar 4 uurtjes per nacht. Hoewel Dag heel erg goed is in doen alsof hij slaapt, is zelfs tot 5u blijven liggen meestal al teveel gevraagd.
Bron fronst even in het kussen en probeert grip te krijgen op de vage beelden die door zijn dromerige geest fladderen. En waarom ligt de wekker onder bed?
'O lap;' Het bed kraakt als Bron er uit valt. Hij krabbelt overeind en staart naar het andere bed.
Het bloed is netjes in de emmer gedruppeld, Dag zelf is lijkbleek. Zijn ogen staan wijd open, droog en zielloos. Hij zit rechtop tegen de muur, zijn kussen achter zijn rug en zijn gezicht is gericht naar het venster. Beide handen bijna van de armen gesneden. O, ja, hij was kwaad, zoveel is duidelijk, Bron weet het plots allemaal weer. Hij wrijft een beetje beschaamd omdat hij zich zo had laten gaan, over zijn kin.
Dag had duidelijk nog geprobeerd om het bloeden te stoppen. Zijn shirt is rond zijn pols gebonden, een zielig poging. Er is wel heel veel bloed deze maal.
Niet dat hij niet tegen bloed kan, in tegenstelling tot zijn broer die al groen wordt al hij nog maar in zijn vinger prikt, maar zo enkele liters, dat is toch wel iets anders dan even een sneetje.
'Dag?' Bron port in de schouder van zijn broer. Het is vreemd griezelig om Dag zo te zien. Hij zou het intussen al wel mogen weten, maar toch jaagt het keer op keer zijn bloeddruk naar ongezonde hoogtes.
Net alsof hij het zelf is. Dag en Bron zijn tot in de kleinste puntjes identiek. Dag is hem. Kleiner, uiteraard. Hoewel ze angstvallig op elkaar lijken, missen de meeste mensen dit feitje omdat Bron 30cm groter is dan zijn tweelingbroer, met brede schouders en het lijf van een sporter. Geen renner maar eerder een zwemmer. Stevig en betrouwbaar. Dag is kleiner, compact en stevig hoewel hij er eerder tenger uitziet is dat nogal misleidend. Maar vooral : Dag is minder opvallend. Verder zijn ze gelijk, ieder plooitje, iedere beweging, iedere houding, ieder vlekje, ieder haartje, ieder geluidje en iedere gezichtsuitdrukking is gelijk aan die van de ander. Waren. Dag is dezelfde versie van hem, maar uit een ander bouwjaar, grapt Bron wel eens, hoewel ze er dan niet uitraken wie het prototype is wie de meer geperfectioneerde versie. En Dag zo bleek en overduidelijk dood te zien, confronteert hem iedere keer met zijn eigen sterfpose. Want zo zal hij er dus ook uitzien. Er loopt een rilling over zijn rug en Bron trekt haastig een shirt aan.
Misschien is hij deze maal toch een beetje te ver gegaan. Bron gaat met een zorgelijk gevoel op zijn bed liggen.
Hij legt zijn hand in zijn hals tot hij het vertrouwde kloppen van zijn eigen hart voelt. Stevig, ritmisch en duidelijk.
Zijn andere hand legt hij in zijn zij, net onder zijn onderste rib, net onder zijn hart.
Hij sluit zijn ogen. Concentreert zich. Het duurt enkele slopende seconden waarin zijn eigen hartslag versneld.
En daar is hij.
Langzaam, bijna onvoelbaar. Dags hartslag.
Veilig weggeborgen in ribbenkas van Bron. Bron ademt diep in.
'Sorry broertje.' Het zal duidelijk nog een poosje duren voordat Dag terugkomt. Zo zwak heeft het nog maar zelden gevoeld. Zelfs niet die keer toen ze hem letterlijk openreten. Bron gruwelt, dat was nog eens een vadsige toestand. Maar ook toen was Dag niet al te lang weggebleven. Bron heeft er vertrouwen in, Dag weet wat hij doet. Hij heeft tijd en des te fitter zal Dag zijn. Hij is altijd een vrolijke jongen als hij een poosje naar huis is geweest.
Bron staat op, verbindt de wonden van zijn broer en stopt hem in. Hij draait het kaartje op de deur naar 'niet storen' en hoopt dat Dag het ook weer niet te lang rekt. Slapen tot een uur of tien daarentegen spreekt Bron volledig aan.
'Slaapwel Dag,' hij doet de gordijnen weer dicht, neem zijn laken en kruipt in bed. Man, wat houdt hij van dat kussen. En terwijl Bron vaag ideeën verzint om het betreffende kussen mee te smokkelen wenst hij Dag tussendoor een goede trip. Hij weet nu al dat zijn broer beter gezelschap zal hebben dan hij en het kussen. Hopelijk slaagt Dag erin om enkele uren te slapen.
Als die fijne nestmakker van hem het toelaat, mompelt Bron tegen niemand in het bijzonder en een beetje tegen Dag. ' Ze is min of meer je zuster, broertje, dat is niet netjes.' En door gebrek aan een niet zo echte zuster, stelt Bron zich tevreden met een zak veren.

 

Enkel ingeschreven gebruikers kunnen stemmen.

Totale score: 1

Uitstekend: 0 stem(men), 0%
Goed: 1 stem(men), 100%
Niet goed: 0 stem(men), 0%

totaal 1 stem(men)
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .