writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Dag, Bron en ...opgedeelde versie 5

door katrijn

Natuurlijk heeft Dag wel een hartslag, op normale dagen. Hij moet die eerst op gang trekken en hij gebruikt het alleen maar als het echt nodig is. Zoals in situaties als dit. Maar deze maal was hij niet voorzien. Kloppende harten zijn Brons ding. Voor hem is het een verspilling van energie. En nu kan hij het echt niet opbrengen om zich erop te concentreren.
Ze schuiven achteruit, weg van hem. Hij hoort de hakken op de houten vloer.
Een droge klop op de deur, ook al staat die wagenwijd open, breekt de spanning. De voeten draaien zich in de richting van de deur.
'Dag?' Eindelijk. Diep, warm en een beetje hees, Bron op zijn best. ' Ben je nu al terug?'Vriendelijk en een tikkeltje bezorgd. Mensen laten zich inpakken door die stem. Dag ontspant een beetje. Bron is er, het komt wel goed. Zijn broer krijgt hem hier wel weg. Zoals altijd.
'Ik voel me niet lekker.' Dag klinkt klagerijker dan hij zou willen. 'Heb jij me dat gelapt?' Hij opent zijn ogen, knippert even. En doet ze prompt weer dicht als zijn hersenen zich vrijwillig een weg naar buiten willen zoeken door eender welke opening. Zijn maag keert als hij een poging doet om rechtop te zitten. Dag gluurt door de tranende kiertjes van zijn ogen naar zijn broer .Bron staat in de deur, arrogant en zelfzeker. Met een fronsje tussen zijn ogen, het enige wat duidt op zenuwen. Mensen gaan opzij voor Bron. Hij oogt dreigend, hoewel dat Dag meestal ontgaat.
Met zijn piercings in zijn gezicht, tatoeages op de beide armen en witte, geblondeerde wilde pieken op zijn hoofd, afgewerkt met zwarte puntjes. En niet te vergeten: een afgetraind lijf van 1.95m lang waar de kracht van afstraalt. Nee, zijn vriendelijke ogen en zachte stem ontgaan de meeste mensen bij de eerste indruk, hoewel de meisjes het snel doorhebben dat Bron een knuffelaar is.
'Ja, het spijt me. Je wilde niet zwijgen, je voelt je straks wel beter.' Bron lacht om zijn ongemak te verbergen. ' Je hebt me deze keer nogal laten schrikken, Dag. Je deed er een beetje lang over.' Dag wil lachen, Bron stelt zich aan. Een zwak moment, eentje die hij moet onthouden om eens door te steken. Maar eerst wachten tot zijn maag weer stabiel is. ' Maar duidelijk niet lang genoeg.' Voegt Bron er aan toe als hij een blik werpt op het hoopje ellende dat rest van zijn broer.
'Kan je mee?' Bron knielt naast het bed en trekt een bedenkelijk gezicht, alsof datgene wat hij ziet nauwelijks het bekijken waard is. Dag snuift verontwaardigd. Natuurlijk kan hij mee, hij is geen watje. Maar Bron moet hem helpen deze maal. De spijt op het gezicht van zijn broer is goud waard.
'Is het goed dat ik mijn ogen dichthoud,' fluistert Dag met een kurkdroge keel, ' ik voel me nogal duizelig.' Om niet te zeggen beroerd, vreselijk, afgepeigerd en versleten tot op het bot.
'Voorzichtig, Dag…' Bron kleedt hem uit alsof hij een kleuter is. Dag zegt niets. Hij zit op het bed en probeert zijn ogen in zijn hoofd te houden. De natte kleren vallen met zompige plofjes op de grond. Dag denkt er zelfs niet aan om zich te schamen. Schamen en rood worden kost energie.
'Het is hier koud, Bron,' mompelt hij slaperig. ' Ik weet het, jongen, ik weet het. Maar dat is zo voorbij.' Bron praat tegen hem zoals je doet tegen iemand die of doodziek is of een kater heeft. Bemoederend. Zijn broer wrijft ruw over zijn bovenarmen en blaast op zijn vingers. ' Man, je handen zijn verkleumd.' Nog meer schuldgevoel. 'Klaar, Dag?'
Dag knikt, iets waar hij een milliseconde later al heel veel spijt van heeft. Dit is weer iets nieuws. Doodbloeden moeten ze zeker schrappen van de lijst ' mogelijke manieren om Dag op vakantie te sturen.' De wereld draait en zijn maag draait mee. Zijn handen doen pijn en hij voelt zich misselijk worden als hij het bloed ruikt.
Bron schuift zijn ene arm onder zijn schouder en tilt hem min of meer van het bed. Hup, daar gaat de wereld met een draai van 180°. Dag slikt iets vies weg. Hij kan niet tegen bloed. Wel tegen dat van anderen, een litertje meer of minder kan dan geen kwaad, maar absoluut niet tegen dat van zichzelf, wat eigenlijk best ironisch is, aangezien hij er regelmatig mee geconfronteerd wordt. Zijn dierbare, nutteloze bloed.
'Is dat van mij?' hij wijst naar de emmers die nu naast de deur staan en Bron slaat zijn ogen neer. ' We moeten gaan, Dag, echt waar.' Bron wil zo weinig mogelijk tijd verliezen. Met zijn arm om Dags middel houdt hij zijn broer overeind. Het laatste wat hij nu nodig heeft is Dag die tegen de grond gaat. Er moet iets misgelopen zijn Beneden, dat Dag zo snel terugkeerde, in zo'n toestand. Wonderlijk genoeg blijft Dag op zijn voeten staan.
'Wie zijn jullie?' Bron draait zich niet om.

 

feedback van andere lezers

Enkel ingeschreven gebruikers kunnen stemmen.

Totale score: 2

Uitstekend: 0 stem(men), 0%
Goed: 2 stem(men), 100%
Niet goed: 0 stem(men), 0%

totaal 2 stem(men)
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .