writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Dag, Bron en...opgedeelde versie 8

door katrijn

Op blote voeten gaat hij naar buiten, de trap af. De geur in de gang vertelt hem dat er tomatensoep op het menu staat. Heerlijk, zijn maag rommelt instemmend. Met een verse snee brood en wat boter, hij is er helemaal klaar voor. Nergens is er iemand te zien.
Hij duwt op het belletje aan de receptie.
Pas na enkele minuten verschijnt er een oudere vrouw. Dag herinnert haar gezicht. De Magda van op het briefje. Hij glimlacht maar de vrouw trekt bleek weg als ze hem ziet.
'Eet me niet op, alsjeblieft meneer, eet me niet op. Ik heb drie kinderen en…'
'Euh,' Dag is even zijn kluts kwijt. ' Ook een goedemorgen. Wie heeft het hier over opeten? Ik heb wel honger, dat wel, maar tomatensoep lijkt me net iets…mevrouw?'
De deur slaat met een klap dicht. Dag bijt op zijn lip. Vreemde vrouw, zoveel is zeker. Hij glijdt achter de balie en klopt op de deur.
'Mevrouw, is alles goed met u?'
'Ga weg, ga weg…' Juist, ja. Hij heeft duidelijk iets gemist.
'Ok, ik ga al.' Hij heeft geen zin in een scene met een oude, verwarde vrouw, ' maar u kunt me toevallig niet vertellen waar mijn broer is. U weet wel, grote kerel.' Dag zet zijn hand tot 30 cm boven zijn hoofd. ' Gebleekt haar in pieker, euh…een piercing boven zijn oog en euh…' Dag denkt na. Bron is zo evident voor hem dat hij er zelden bij stilstaat hoe mensen naar zijn broer kijken.' Wel, hij lijkt op mij, we zijn een tweeling.' Ja, dat lijkt wel simpel. Dag en Bron, zijn onder al hun uiterlijke verschillen tot in het kleinste detail identiek. Alleen lijkt Dag een pocketuitgave van zijn broer.' Waar is hij, mevrouw, hij logeerde hier ook.'
Maar er komt alleen maar een ' eet me niet op, alsjeblieft, ik ben oud en taai' vanachter de deur en Dag geeft het op. Vreemd volk moet ook leven.
De rest van het dorp lijkt al even verlaten als het motel. Alsof iedereen op vakantie is. Dag slentert door de lege straten. De auto's staan er verloren bij, soms nog midden op de weg.
'Bron!' Hij zet zijn handen aan zijn mond en toetert de naam van zijn broer. Bron kan roekeloos zijn. Het is Dags taak om zijn broer uit de problemen te houden, ook al ziet Bron dat anders in. Bron stort zich in het leven met een enthousiasme dat wel eens zijn ondergang zou zijn, mocht Dag hem niet te allen tijde beschermen of uit de penarie halen.
Dag heeft geleerd wat minder vertrouwen in het leven te hebben en benaderd nieuwe zaken met de juiste dosis argwaan. Dag hoopt maar dat Bron niets stoms heeft gedaan. Hij voelt zich goed, wakker en frisser in dan in maanden. Maar hij is nog niet staat om Bron uit één of andere cel te gaan bevrijden en het op een lopen te zetten. En trouwens, hij heeft geen schoenen aan.
Dag kuiert één van talloze cafés binnen. Zelfs de barkrukken van de vaste tooghangers zijn leeg, de afdruk van hun billen staan er nog in. Dag trekt een gezicht, een zeurderig gevoel in zijn hoofd maant hem aan om snel Bron te vinden. En zijn lenzen.
Dag glijdt op een kruk en schrijft een boodschap voor Bron in de vettige toog. Afspraak aan de kerk, om middernacht.
Hij bedient zichzelf van een cola, het drankje is onsmakelijk warm met veel te veel gas. Dag laat de helft staan en probeert te bedenken wat hij nu moet doen. Bron zoeken of genieten van de zeldzame dag zonder de aanwezigheid van zijn broer. In al de jaren dat ze samen op schok zijn, kan Dag de dagen dat hij zonder Bron doorbracht op zijn één hand tellen. Zijn pauzes naar huis niet meegerekend, uiteraard.
Maar het is overduidelijk dat alles hier duidt op iets vreemds. Hij herkent de sfeer. De lege straten. Het gevoel van talloze ogen die hem volgen.
Een goede oude heksenjacht. Dag kikkert helemaal op en hij was al euforisch. Thog, het leven kan toch wonderbaarlijk schoon zijn! Hij stekt zijn armen langs zijn lichaam, kijkt even links en recht op zoek naar verstopte getuigen en rent dan snorrend als een vliegtuigje uit de eerste wereldoorlog de lege straat door. Woehoe!!!!
Hijgend blijft hij twee straten verder staan, een lach op zijn gezicht en een opgewonden schittering in zijn ogen.
Hij is het niet afgeleerd.
Bron zou hem moeten terugfluiten op dit punt maar zijn broer is in geen velden te bekennen. Zijn bloed borrelt en stoomt en Dag voelt het gloeien. Het begint in zijn onderbuik en trekt door zijn hele lichaam. Een zalig, op en top goed gevoel. Tijd voor een echte klopjacht, hoewel het nu niet meer toegestaan is om zo nu en dan een hapje te nemen van zijn prooien.
'Foei Dag,' berispt hij zichzelf terwijl hij aan Brons gechoqueerde gezicht denkt telkens hij zo'n uitspraken doet. Dat komt ervan, van zijn tripjes naar huis. Hij heeft er slechte vrienden, dat zegt Bron altijd, en dan bedoelt hij natuurlijk Aix. Dag heeft Aix nog nooit als slecht ervaren, integendeel. En voor zover hij weet Bron ook niet echt, zijn nestmaatje, zoals Bron haar steevast noemt is een trouwe factor in zijn tripjes naar huis.
En meestal ook voor de reden dat hij heel bewust van zijn roots terugkeert naar dit oord. Een oerdegelijke heksenjacht! Dag popelt bijna om het startsein te geven.
Het idee staat hem wel aan. Het was jaren geleden. De jacht, het neerhalen van een prooi, de corrupte rechtszaken…het is niet meer in de mode. Jammer. Hij hield wel van de dramatiek, de theatrale preken van de pastoor. Jammer dat zo'n weekje cinéma steeds eindigde met hete voeten of zijn darmen in handen van de plaatselijke beul.

 

Enkel ingeschreven gebruikers kunnen stemmen.

Totale score: 2

Uitstekend: 0 stem(men), 0%
Goed: 2 stem(men), 100%
Niet goed: 0 stem(men), 0%

totaal 2 stem(men)
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .