writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Dag, Bron en...opgedeelde versie 17

door katrijn

Geen één woord wil Dag eraan verspillen.
'Nee, niets. Sinds een aantal jaren is het niet meer zo speciaal dat er nu en dan eentje blijft. Ook al probeert ze ons terug te halen. Dag heeft iets in gang gezet.' Ze lacht nu onophoudelijk, een glimlach waarbij haar hele gezicht straalt. Ze pompt enthousiast aan de arm van de jongeman naast haar. Hij kijkt warm op haar neer.
'O, echt? Dag hier? Ik bedoel, dat ventje komt amper boven de grond en…' Bron grijnst, stralend van vaderlijke trots. ' Ik wist het wel, broertje, dat het de ogen ging openen. Dat het niets voor niets is geweest. Misschien is dat kreng wel bekeerd en kan je zonder probleem voor eventjes naar huis en…'
'Zijne Hoogheid is het niet vergeten…' komt het meisje zacht tussenbeiden en Bron zwijgt. ' Als hij terugkeert dan,' Ze slikt. ' er bestaan hele liederen over datgene wat ze met hem zal doen eenmaal ze hem in handen krijgt. Ze tellen meerdere strofes.'
'O,' Bron trekt bleek weg en kijkt naar zijn broer. God, zoals hij daar staat, met zijn hemd uit zijn broek, het eeuwige giletje over zijn schouder, volledig in de war en wiebelend op zijn benen…Bron kan het bijna niet aanzien. Man, wat is hij klein en kwetsbaar. Het idee dat iemand hem met opzet wil laten afzien, zou hem kwaad moeten maken, maar het maakt hem alleen maar bang. Bang dat hij niet bij machte zal zijn om diegene te stoppen. Dat hij zal moeten leven met het idee dat hij niet in staat was om Dag te beschermen. Hij heeft het beloofd aan zijn ouders, gezworen, dat hij Dag zal beschermen. Dag vangt zijn blik en haalt zijn schouders op. Hijzelf heeft weinig last van die verantwoordelijkheid, al bij al is Bron er om hem te beschermen. Dag wrijft ruw over zijn gezicht en grijnst dan.
'Allemaal goed en wel. Je gaat me dus niet lynchen?'
Ze kijken allemaal oprecht geschockeerd en een beetje betrapt. Maar alle hoofden schudden naarstig van 'nee'. Dag ontspant. Uitstel van executie. Bron ademt uit, voor het eerst in minuten tijd.
'Mooi zo. Kan er dan iemand mijn broer oplappen? Ik doe het niet en daarmee uit…kijk me niet zo aan, Dag. Iemand anders zal best in staat zijn om je vakkundig weer in elkaar te zetten zonder dat je naar huis moet. Voor één keer moet het maar op de gewone manier.'
Bron heeft eventjes genoeg van bloed en spannende momenten. Hij ploft op de bank, wrijft over zijn gezicht en probeert alle emoties van de laatste dagen van zich af te zetten.
'Dag, ga gewoon mee met die dokter van daarnet, ik kom subiet.' En hij kijkt toe hoe Dag een beetje verloren door de massa schuifelt tot iemand zijn arm pakt en hem meetroont. De dokter, dezelfde man die hem bijna om zeep hielp, praat met gebogen hoofd,zacht tegen zijn nieuwe patiënt en Dag antwoordt verlegen. Bron sluit zijn ogen. Het komt wel goed, zegt hij tegen zichzelf. Voor de zoveelste maal in jaren.

Aan de andere kant, op een plek die niet op de kaart staat maar die Dag 'thuis' noemt, gaat alles zijn gangetje.

De deur rammelt. Marcus en zijn broeders zitten al overeind op hun matjes nog voor de klink naar beneden gaat.
'Heren, ik ben het.' In het deurgat staat Jok, de eigenaar van de herberg waarin ze verblijven. Hij houdt een lamp bij zijn gezicht, waardoor het verdeeld wordt in grillige vlekken. Marcus stopt zijn kruisboogweg.
'Jok, je weet dat je eerst moet zeggen wie je bent voordat je…'
'Mond houden en opstaan, mannen, jullie gaan naar Hoogstad.'
Jok kijkt hen met grote, droevige ogen aan. De vijf mannen van de Grijze Slapen zijn vaste klant in de herberg. Telkens ze terugkomen van een missie aan de Noordergrens van het rijk verblijven ze hier een paar nachten om uit te rusten en opnieuw te wennen aan de wereld.
En ze brengen geld binnen, Jok mag daar niet over klagen. Het is dus met een zekere pijn in het hart dat hij zijn vijf vaste klanten zo moet verraden. Maar het was dat of zijn herberg in de fik, zoals die in het naburige dorp, enkele maanden voordien.
Jok wringt nerveus zijn muts in zijn handen. Hij hoopt maar dat de mannen het begrijpen.
Marcus gromt van ongenoegen. Achter Jok staat er een groepje soldaten van Moran, netjes gekapt en geschoren, met blinkende uniformen. Op hun schouders ligt er nauwelijks stof van de reis. Rijkelui kindjes. Met een afgekocht plaatsje in het leger.
De oudste, amper de schoolbanken ontgroeid en nu al voorzien van zodanig veel strepen en decoratie dat hij rugklachten zal hebben voordat het jaar om is, kijkt hooghartig neer op de slordig verspreide mannen.
De kamer ruikt naar bier en slapende soldaten, ook al staat het raam op het kier. In het bed ligt er een meisje, duidelijk niet eens onder de indruk van de inval. Ze heeft niet eens moeite gedaan om zich te bedekken. De soldaat kleurt rood. Marcus blaast. Kinderen.
Tibo, één van zijn mannen trekt misprijzend zijn neus op. De vijf mannen in de kamer zijn Grijze Slapen, ervaren mannen. Ze bewaken meestal de grenzen met de Mensenwereld, maar lossen over het algemeen snel en consequent eender welk probleem op in het rijk. Ze komen, ze gaan en laten geen enkel spoor na. Behalve een geslaagd resultaat van hun opdracht.
Ze werken in dienst van het Rijk, maar zijn al eeuwen alleen op elkaar aangewezen dat ze slechts soldaat zijn in naam. Hun belangen schelen soms met die van het Rijk en dan botst het wel eens met opgeblonken types zoals de mannen in hun kamer.
Eén maal paar jaar gaat hun commandant naar Hoogstad om verslag uit te brengen van hun opdrachten en dat is het. Marcus houdt van het leventje.
'Komaan; jongens, laten we de heren niet langer wachten.' Marcus komt kreunend overeind. Hoewel hij nog steeds even snel als sterk is als in de tijd dat hij begon, begint hij de jaren te voelen. Vooral in de rustige periodes. Hij kraakt een beetje, hier en daar.
Rondom hem komen de anderen ook overeind, met slaapogen en warrige haren. Zie daar, de elite van het rijk. De vijf mannen nemen hun tijd om zich klaar te maken. Hoewel ze heel snel kunnen inpakken, nauwelijks bezittingen hebben doen ze er nu lang over.
Jorik, de jongste van het vijftal buigt zich over het meisje en kust haar lang, heel lang en héél erg uitgebreid. Hij neemt afscheid alsof ze de vrouw van zijn leven is. Marcus betwijfelt of zijn ietwat losbandig groepslid ook maar de naam heeft onthouden.
'Klaar, baas;' Jorik bindt zijn lange, blonde haren in een staart en raapt zijn tas op. 'Helemaal tot uw dienst.'

 

Enkel ingeschreven gebruikers kunnen stemmen.

Totale score: 2

Uitstekend: 0 stem(men), 0%
Goed: 2 stem(men), 100%
Niet goed: 0 stem(men), 0%

totaal 2 stem(men)
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .