writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Kampspel in wording...

door catharina

Momenteel rijden de treinen niet, alweer één of andere staking, ik ben niet goed mee. Soit, wachten is op zich niet zo erg, de zon schijnt en ik heb de laptop mee. Het kan erger.
Gisteren kreeg ik huiswerk : verzin een verhaal bij een stadsspel voor 15 jarigen. Het spel is niet van mijn hand, mijn jaren als leidster zitten erop, ik heb mijn deel bloed en zweet al gegeven aan kampen en pubers :)
Maar ik verzin meestal wel de thema's voor anderen, ik ben de enige die ' niet volledig normaal is'.
Doel: iedere dag krijgen de gasten een stuk van het verhaal en het mondt uit in een stadsspel. Bij deze gebruik ik u als proefpubers, bij manier van spreken, ik zit me toch maar te vervelen. Hopelijk vindt u de 15-jarige in uzelf terug...


Dag 1: kaderen van het spel, ik weet alleen dat de leiding de 'slechteriken' spelen Er is een vluchteling ( Rook, alias de Schaduw) die door de verschillende Wijkdelen moet. Daarvoor heeft hij hulp nodig,Als de kampgasten winnen dan geraakt Rook veilig buiten. Als de leiding wint, dan wordt Rook opgehangen. In het eerste deeltje wordt Wijk 4 Voorgesteld, de woonplaats van Rook. Want de gasten moeten hem het redden waard vinden :)

Wijk Vier, de meest noordelijke gelegen wijk van de stad, had het grootste aandeel in gevangenisklanten.
De Wijk was een begrip. Een bonte samenscholing van al datgene wat de andere staddelen met liefde uitgespuwd hadden. Er stonden weinig huizen die het begrip 'huis' waardig waren en er waren meer donkere kroegen en dan waar elders ook in het land.
De straten waren nergens meer dan een meter breed. Stroken van aangestampte aarde vol viezigheid tussen de wankele muren van de krotten. In verbinding met elkaar door talloze steegjes. Niemand had Wijk Vier ooit in kaart gebracht, het was een doolhof waarvan de regels iedere dag veranderden. De huizen waren wankele combinaties van verdiepingen en aanbouwseltjes. Aangepast aan de noden van de mensen. Zo hoog en schuin dat de zon nooit de grond raakte. Wijk Vier was ieder uur van de dag gehuld in zijn eigen schaduw.
Het had iets beklemmends, het gevoel constant ingesloten te zijn.
Er zwierven talloze uitgemergelde straathonden door de talloze steegjes. Magere, schurftige beesten met gele tanden, niet te beroerd om die te gebruiken tegen al wie hen stoorde in hun zoektocht naar eten.
Restjes die ze moesten delen met de grote groep straatkinderen, vuile verschoppelingetjes die geen haar beter waren dan de honden.
De stad was niet trots op dit deel ervan.
Zo nu en hield één of andere epidemie er grote kuis en stierven de inwoners bij bosjes. Op één dag werden hele straten uitgeroeid.
Verdwenen de honden, ergens in de riolen weggekropen om in eenzaamheid te sterven. En met hen de kinderen, die zich nog dieper verscholen onder de Wijk maar zelden ontsnapten aan de uitbraak. Hun lichaampjes werden nadien uit de riolen en ondergrondse rivieren gevist.
En dan was het er even rustig. De lijken werden over de stadsmuur gegooid en netjes verbrand. Niemand die ze betreurde.
Maar na een aantal jaar herpakte de Wijk zich en begon alles opnieuw.
De geur van verrotting, ellende en drank drong ver door tot in de aangrenzende Wijk Zeven en als de wind goed zat bereikte het zelfs de Grote Markt.
De meeste kinderen stierven voordat ze de respectabele leeftijd van zes haalden. En als ze niet stierven aan de gevolgen van ondervoeding of één of andere ellendige buikloop of koorts, dan hadden ze misschien een kans om twaalf te worden.
Op die leeftijd werd de volgende selectie gemaakt: velen vonden een gewelddadige dood op straat door rovers of viespeuken die hun handen niet konden thuishouden. Anderen stierven, eenzaam en uitgehongerd op straat als de eerste vrieskou zijn intrede deed. Ze gingen gewoon gaan liggen, deden hun ogen dicht en deden ze nooit meer open.
Niemand lag er wakker van.
Hoogstens hoorde je het gehuil van de moeders, met hun dertig jaar al oude, moe geleefde vrouwen. Uitgeput van alle kinderen die ze al naar het graf hadden gedragen.
Dat waren dan de gelukkige kinderen, die nog een moeder hadden om ze te bewenen.
En diegene die de magische grens van twaalf overschreden, dat waren diegene die aan een leven konden beginnen.
Meestal waren dat de kinderen die van jongs aan in groep samenleefden. Met broers en zussen die ze op straat vonden, kleine kliekjes van moordzuchtige, altijd hongerige roofdiertjes. Op zoek naar eten, op zoek naar elkaar en nooit alleen.
De kinderen uit die benden hadden de grootste kans. Met wat geluk werden ze veertig, konden ze zelf een gezin stichten en hadden zelfs het karakter om niet iedere avond te gaan drinken en hun kroost in elkaar te slaan.
En wanneer zij het loodje legden dan werden hun kinderen opgepikt door een bende en begon het hele verhaal opnieuw.
Maar de meeste mannen stierven voordat ze dertig waren, aan de galgen op de markt. Hun lichamen bleven dagen hangen, te prooi aan moeder natuur.
Schuldig of onschuldig, het maakte weinig uit.
Opkuisen, noemde het stadsbestuur zoiets.
De vrouwen lieten meestal het leven in het kraambed, bij hun derde of vierde kind. En als ze de bevalling al overleefden, dan begon het harde labeur om het kind in leven te houden.
Want nummers van wijken hielden een moedergevoel niet tegen.
Wie geboren werd in Wijk Vier had niet veel schoons in het verschiet.
Wie vrijwillig verhuisde naar Wijk Vier had iets gedaan wat het daglicht niet kon verdragen.
Het Stadbestuur zette een muur tussen de Wijk en de rest van de stad.
Het was een wereld op zich.
En alleen de mannen die afgevoerd werden naar de cellen onder het Stadshuis, zagen ooit de pracht van de Markt, de deftige huizen van de mensen die over de brede, frisse straten slenterden, met volle manden aan hun arm.
Het was de enige en de laatste keer dat ze dit beeld zouden zien.
Wie geboren werd in Wijk 4, bleef in Wijk Vier.
De enige weg naar buiten was een halsmisdaad, gepleegd op iemand van een respectabelere buurt.

De cellen waren niet oncomfortabel. Rook strekte zijn vermoeide lijf op het laken en draaide zich in zijn deken. Er waren vijf britsen van twijfelachtige sterkte, voor veertien mannen. Rook had niet eens de kans gehad op een brits maar dat vond hij niet zo heel erg.
Hij had op ergere plekke geslapen.
Zes van de veertien mannen kenden hij, hij was er mee opgegroeid. Ze lagen dicht bij elkaar, klaar om de anderen te bespringen, mocht het nodig zijn.
Rook was de zwakke schakel in de groep, maar ze zouden hem niet zomaar afstaan. Hij had genoeg vertrouwen in zijn lotgenoten om gerust te kunnen te slapen.
De anderen waren tuig uit andere Wijken.
Het verbaasde Rook dat ook de meer deftiger stadsdelen hun aandeel in boeven hadden. Volgens zijn moeder leefde iedere onzalige ziel in Wijk Vier en telden de Acht andere Wijken alleen meer deftige, eerzame burgers.
Niet dus.
Morgen was het de grote dag. Dan kwamen ze voor de rechtbank. Na drie weken. Het had lang genoeg geduurd. Rook snakte naar een douche, zijn baard jeukte enorm en hij had zich nog nooit zo smerig en goor gevoeld.
Zijn haar was stijf van de vettigheid en hij voelde constant dingen kriebelen over zijn lijf.
Hij zat al drie weken in dezelfde kleren, was in de kleren al tweemaal door de wachters onder handen genomen waardoor zijn hemd nog smeriger was geworden en nog meer stonk naar angst en geweld.
Morgen was het eindelijk zover en zou hij verlost zijn van die vernederingen.
Veel hoop was er niet.
Het gerecht, eerlijk en rechtvaardig voor iedere inwoner, zo stond het op de gevel, was niets meer dan een poppenkast voor de inwoners van Wijk 4. Tot op vandaag was er nog niemand teruggekeerd.
En ze waren ook niet vrijgelaten.
De mensen in Wijk Vier hoorden het gejoel en applaus van de omstaanders die naar de terechtstellingen gingen kijken.
Zeven in de cel, betekende zeven keer gejuich.
Maar Rook was er min of meer gerust zijn. Zijn aanklacht was zo absurd dat ze niet anders konden dan hem vrijlaten.
De zittingen waren openbaar.
Er waren altijd studenten van de Hoge Scholen, reporters en gewoon kijklustigen. Zijn aanklacht was algemeen bekend.
Ze konden niet zomaar iets anders verzinnen om hem toch te kunnen ophangen.
Heel de stad had ervan gegonsd: ze hadden eindelijk de Schaduw te pakken. De gevreesde sluipschutter die met één pijl of met één mes edelen afmaakte, meestal aan hun eigen voordeur of tijdens publieke gelegenheden.
De rijke dames en heren mochten weer op beide oren slapen.
Rook glimlachte. Hij had er alle vertrouwen in.
Hij was op heterdaad betrapt, de Schaduw, op het dak van één of andere gravin.
Morgen zou de zaal barstensvol zitten.
Rook opende zijn ogen en deed ze weer dicht.
Het maakte geen verschil.
Sinds de executie van zijn vader, nu 20 jaar geleden, was hij zo blind als iets.
En de rest zou hij niet vertellen aan de goede rechter.

 

feedback van andere lezers

  • Ghislaine
    Een prettige vertelstijl, vlot leesbaar en hier en daar onnodige informatie. Vertel in de vervolgverhalen de levensstijlen in de diverse wijken. Nu heb je in dit stuk veel teveel informatie staan. Succes
  • andremoortgat
    Boeiend en meeslepend
  • ivo
    schitterend geschreven, bravo!
  • greta
    Wat een goede schrijfstijl. Het boeit, beeldt uit en je hield mij als lezer vast.
Enkel ingeschreven gebruikers kunnen stemmen.

Totale score: 10

Uitstekend: 5 stem(men), 100%
Goed: 0 stem(men), 0%
Niet goed: 0 stem(men), 0%

totaal 5 stem(men)
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .