writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Den Jimmy ligt daar

door pisatelj

20 augustus 1864, nabij Petersburg, Virginia.

'Als hij niet direct stopt met kermen, knal ik hem zelf af'

Big John begon al te mikken. De enige die de ogen van een eekhoorn kon uitschieten op een paar honderd meter.

Sergeant Robert 'Grumble' Jones sloeg zijn loop tegen het gras. En gooide losse grond in het gezicht van Big John.

'Je knalt die kleine helemaal niet af.'

'Dat doen de Yanks wel, hij ligt daar open en bloot tussen de lijnen. Dat haalt hij nooit', zei Charles, die er bij lag alsof ze lekker aan het zonnen waren. Hij zoog zoals gewoonlijk op het klokhuis van een appel, die hij drie dagen geleden al had opgegeten.

'Appelzuiger, die Yanks zijn leep, veel leper dan je denkt. Ze gaan hem zeker geen genadeschot geven. Ze willen juist dat één van ons zo dom is om hem te gaan redden. En dan krijgt die ook lood in zijn bast.'

Ondertussen bleef Jimmy, ocharme 16 jaar, kermen en schreeuwen om water.

'Waarom hebben gewonden eigenlijk altijd dorst?', vroeg Jubal.

'Weet ik veel', zei de sergeant.

'Ik heb altijd dorst', zei Big John.

'Jij bent dan ook permanent gewond', zei Charles, op zijn rug, met zijn handen gevouwen over zijn buik, zijn hoed over zich gezicht. En maar zuigen op dat klokhuis.

'Hoezo?', vroeg Big John. 'Ik ben dit jaar nog niet gewond geweest'.

Alle drie vorige jaren wel natuurlijk, Big John, was, euhm, sja, een big target.

'Je hebt een gigantisch kogelgat daar waar je hersenen moeten zitten', zei Charles, alsof hij het in zijn slaap zei.

Big John trok een zeer big bowie knife uit zijn laars en kroop al naar Charles, maar de sergeant hield zijn sabel tussen Charles en Big John. 'Ons uitmoorden, dat laten we over aan de Yanks, juist?'

'Juist', zei Big John.

'Water, God almighty, please some water', kermde Charles verder.

'Right, is er dan echt geen manier waarop we hem tenminste water kunnen gooien of zo?', vroeg Big John.

'Plots zoveel medelijden?', vroeg Charles.

'Die kleine maakt mij horendol met zijn gekerm', zei Big John.

'Komt ervan als je kleuters oproept voor de vleesmolen', zei Charles.

'De Confederatie rooft de kribben en de kerkhoven leeg om nog wat mankracht in de rangen te brengen. Geen wonder dat Lord Jesus ons zo op de proef stelt', zei Jubal. Die zocht aan de overkant een blauw doelwit, ginder bij de bossen, maar hij vond er geen enkel. Zij vonden hem echter wel. Als hij te bruusk bewoog, floot er een minié-kogel tegen de boom waarachter hij zat verscholen. Die minié-kogels konden redelijk accuraat een doelwit raken op 400 meter afstand. En zo eentje had Jimmy geraakt in zijn buik.

'We moeten terug bij de rest van de compagnie raken', zei de sergeant.

'Als we recht staan, zijn we er direct aan', zei Big John.

'Jij wel, ja', zei Charles, die nog altijd lag te relaxen.

Het bowiemes kwam terug uit de laars. De sabel van de sergeant kwam terug tussen de twee. Het bowiemes ging terug in de laars. Jimmy bleef kermen om water. En voor wie heel goed luisterde: om zijn moeder. Maar zo goed wilde niemand luisteren.

'Wat doet zo'n kind ook op een slagveld?', vroeg Jubal.

'Dat kind heeft er de voorbije weken meer omgelegd dan jij', zei Charles.

'Mijn ogen zijn niet zo goed,' zei Jubal.

'Aarsgaten en excuses heeft iedereen', zei Charles.

'Ik weet niet wat irritanter is, dat gekerm van die kleine of dat gezuig op dat klokhuis van jou', zei Big John.

Charles begon extra luid te smakken.

De sergeant voelde dat hij dringend met een beslissing moest komen, een oplossing, een actie, iets van initiatief, maar hij wist niet wat. Die kleine laten liggen, dat kon hij toch niet maken? En er iemand achteraan sturen ging ook niet. Dan was hij er nog één kwijt. Zelf gaan was een optie. Dan werd hij wel omver geknald, maar dan had hij tenminste een eervolle beslissing genomen. Hij fantaseerde al half bitter, half trots de brief bij elkaar die de kapitein van compagnie F zou sturen naar zijn familie. Misschien werd hij postuum wel bevorderd tot tweede luitenant. Hij zou dan tenminste verlost zijn van dit totaal onbestuurbaar zootje ongeregeld. Hij zette zich schrap, kwam ocharme tien centimeter boven het gras uit en er schreeuwde alweer zo'n stuk lood boven zijn kop. Het leek op een hinnikende hysterische lach van een tandeloze ouwe bomma. Dan maar liever niet. Er moest toch een mini beetje kans zijn op succes. God de Vader was zeker niet gediend met iets dat alle schijn had van zelfmoord.

'We sluipen misschien toch beter weg', zei de sergeant.

'Ach zo, we laten die kleine rotten', zei Charles.

'Laat mij hem dan tenminste afmaken', zei Big John.

De sergeant vloekte inwendig.

'Gewoon wat water, please, God, please', zei Jimmy. Eindelijk in staat tot iets wat in de buurt kwam van een volzin.

En dan was het eindelijk stil.

'Is hij dood?', vroeg Jubal.

'Ik hoop dat hij op zijn minst zijn bewustzijn is verloren', zei de sergeant.

'In die bakkende augustuszon sterft hij nog eerder van een zonneslag dan van dat buikschot', zei Charles.

'Hoe weet je dat het een buikschot is?', vroeg Big John.

'Ik hoor het aan zijn stem', zei Charles. 'Na al die jaren kan ik een wonde lokaliseren, puur op basis van het stemgeluid van de gewonde.'

'Waarom moet jij er eigenlijk bij liggen alsof het hier een picknick is?', vroeg Big John.

'Wat moet ik dan doen? Op onzichtbare doelwitten schieten zoals Jubal? Lood van onze glorieuze Confederatie verspillen? Mij laten afknallen om een half dooie kleine te redden, die hier nooit had mogen zijn?'

'Ssst', zei de sergeant. 'We moeten iets doen.'

'Te laat, sergeant. Je hoort hem niet meer, hij is dood', zei Charles.

'Dan heeft hij een uur liggen afzien voor niks. Als ik hem direct een kogel in zijn voorhoofd had…'

'We hebben de laatste drie maanden een paar tienduizend man verloren door de Yanks, we gaan ze echt niet nog een beetje helpen ook, gesnopen?'

Big John had niet echt de gelaatsuitdrukking die zei dat hij daar volkomen mee akkoord was.

Jubal vroeg vanachter zijn boom of het niet beter was om aan te vallen?

'Met ons vier?', vroeg de sergeant. Met zo'n stem in zijn klank, alsof hij Jubal misschien toch wel zelf wilde neerknallen.

'Kijk, ik denk dat we beter opkrassen', zei Charles vanonder zijn hoed. 'Voor Jimmy kunnen we niks meer doen en als we hier blijven gaat één van die Yanks vroeg of laat mazzel hebben en er nog één van ons omleggen. En hij is trouwens toch dood. We horen hem niet meer.'

Daar kon de sergeant mee leven. 'Goed, dan gaan we maar eens heel voorzichtig op zoek naar onze compagnie. Maar houd jullie hoofd laag, want die vervloekte scherpschutters worden beter en beter.'

'Betere wapens', zei Charles. 'Geef mij één van hun geweren met telescoop en ik leg hen ook om'. Hij zette zijn hoed terug om en hing voorzichtig zijn geweer over zijn rug. Daarna begon hij al naar achter te kruipen.

Als ze alle vier in beweging waren, op hun ellebogen, als slangen, hoorden ze terug 'water', van Jimmy.

'Verdorie, het is wel een taaie kleine', zei Charles, die zich al terug omdraaide.

'En nu?', vroeg Big John.

'We kunnen op zijn minst ergens water zoeken en hem een veldfles gooien', zei de sergeant.

'Ik wil wel gaan', zei Jubal.

'Maar wel terugkomen he, sluwe vos', zei Big John.

'Hey, ik ben wel geen lafaard, he'

'Godverdomme, stop met dat onnozel geruzie', zei de sergeant. 'Geen wonder dat de Yanks op een paar kilometer van onze hoofdstad staan, als we zo dwaas onder elkaar vechten. Jubal, ga om water en maak dat je snel terug bent.'

Jubal liet zijn geweer achter om sneller te kunnen zijn. En misschien als bewijs dat hij nog terug ging komen.

'Die zien we niet meer weer', zei Big John. Om toch iets te doen, blonk hij zijn geweer op met een zakdoek.

'Je moet nu vooral je geweerloop opblinken', zei Charles.'Hoe meer die glinstert in de zon hoe makkelijker die Yanks een kogel door je giraffennek boren.'

En weer dat bowiemes uit de laars. Gevloek van de sergeant. Mes terug in de laars.

'Stop ermee, stop ermee, stop ermee,' zei de sergeant en hij schoot naar voren, kroop op zijn ellebogen richting Jimmy.

'Daar zijn we dan ook vanaf', zei Charles, die al terug met zijn hoed over zijn gezicht ging liggen.

'Je pakt nu direct je geweer en je geeft dekkingsvuur of ik knal persoonlijk je kop eraf'.

'Sjonge, jonge, en dat allemaal voor een kleine die thuis had moeten blijven bij zijn moeder in Tennessee.'

Ze gingen elk op hun knieën achter een boom zitten en schoten richting de bossen aan de overkant.

'We raken echt geen kat', zei Charles.

'Het is beter dan niks', zei Big john, die een zakje buskruit openbeet met zijn tanden en een kogel in de loop van zijn Engelse Enfield-geweer ramde.

Kogels sloegen in op de boomstammen.

'Zolang ze naar ons schieten, heeft de sergeant kans', zei Big John.

'Zo tuk op onze sergeant, zeg? Dat had ik nou nooit in jou gezien', zei Charles terwijl hij op het groen aan de overkant mikte.

'Hou je kop en schiet.'

'Kan iemand dan eindelijk eens antwoorden op de vraag waarom zo'n kleine die nog geen baardgroei heeft in deze vleesmolen zit? Als hij nu doodgaat, is hij nog nooit met een vrouw geweest', zei Charles, die makkelijk drie schoten per minuut haalde, ook al was het laadproces zeer omslachtig. Drie jaar ervaring in het leger van Noord-Virginia zorgde daarvoor.

'Hij gaat gegarandeerd recht naar de hemel', zei Big John. 'Is dat geen voordeel?'

'Dan moeten we maar hopen dat ze in de hemel zeer gewillige vrouwen hebben.'

'Hou je kop, heiden. De sergeant is bij hem.'

'Ja, en nu? Als hij rechtstaat, is hij direct lek'

'Blijf schieten'

Ze hadden elk ongeveer honderd patronen, dus ze konden nog wel even verder.

'Goed, nu zitten er dus twee vast tussen de lijnen. Eén kind en één idioot die de held wil uithangen.'

'Hou je kop. Ik haat jou nog meer dan de Yanks, hoor je mij?'

'Gewoon voor de duidelijkheid: als iedereen zou zijn zoals mij, zouden we niet met deze oorlog zitten', zei Charles.

'Maar niet iedereen is zoals jij', zei Big John. 'God zij dank'.

'Ik zweer het je, er zou geen oorlog zijn als iedereen was zoals ik. Ik heb geen slaven, het maakt mij niks uit of de Confederatie wel of niet onafhankelijk is, ik wil mij niet verrijken op de kap van de miserie van anderen. Ik wil geen kinderen in een uniform hijsen en naar het front sturen. Doe ik allemaal niet aan mee.'

'Waarom ben je hier dan nog? Waarom ga je dan niet gewoon naar huis?', vroeg Big John.

'Ten eerste: officieel worden deserteurs geëxecuteerd. In de praktijk meestal niet, maar je weet toch maar nooit. Ten tweede: ik krijg hier op zijn minst een beetje eten, om weinig te doen. Alleen op tijd dekking zoeken en wat lood naar de andere kant sturen. Ten derde: ik moet eerlijk zeggen dat ik curieus ben hoe het afloopt. Ten vierde: ik heb altijd meer sympathie gehad voor David, dan voor Goliath. Dus ergens hoop ik dat de Confederatie mag winnen, maar vraag me niet waarom, God kan niet aan onze kant staan, met die slavernijkwestie. Ten vijfde: Als de oorlog gedaan is, willen de vrouwen niks te maken hebben met iemand die zich tijdens de oorlog laf heeft gedragen.'

'Hoerenjong. Je snapt niks van vrouwen. Na de oorlog zijn er nog zo weinig mannen, dat zelfs jij kans maakt om eens een keer tussen een paar vrouwenbenen te eindigen. Ze zal niet eens zo'n geweldige baard hebben, misschien alleen maar een snor. Misschien heeft ze zelfs borsten. Haha.'

'Big John, ze zeggen wel eens dat zeer lange mannen, vaak zeer klein zijn op andere plaatsen, is dat zo?'

'Hou je kop. Waarom keert de sergeant godverdomme niet terug? Wat ligt hij daar nou te doen?'

De sergeant wist niet waar hij het meeste last van had: het gekerm van Jimmy of de kogels van de Yanks die als hongerige gieren vlak boven zijn hoofd vlogen.

'Met wat hij hier te eten krijgt, weegt die kleine natuurlijk zo goed als niks', zei Charles, 'misschien kan hij hem op zijn rug nemen en toch nog kruipen?'

'Misschien'

De sergeant probeerde dat, maar dat viel tegen. Als hij Jimmy in veiligheid wilde brengen, dan moest hij hem over zijn schouder gooien en zo snel mogelijk naar achter rennen. De kans dat hij het er ongeschonden vanaf bracht was nagenoeg nihil. En de kans dat Jimmy extra kogels opving, was zeer groot. Hij kon Charles en Big John natuurlijk het bevel geven om aan te vallen en dus de aandacht van de Yanks af te leiden. Maar dat was dan geen bevel, dat was moord. En waarom zouden zij moeten sterven om Jimmy te redden? Het recht van de jongste? En de kans was sowieso al niet groot dat Jimmy het kon overleven. Zo'n buikschot was meestal toch dodelijk.

'Ssst, we hebben water; Jubal is om water, dus zwijg alsjeblieft, goed? Er komt water. Echt, straks komt er water, dus zwijgt alsjeblieft'

De sergeant trok Jimmy naar zich toe. Jimmy schreeuwde van pijn. De sergeant keek naar de wond. Hij kon niet beoordelen of er vitale organen waren geraakt. Misschien niet, anders was hij al dood. Hij duwde Jimmy's handen tegen de wond. 'Hou je handen daar', zei de sergeant. Tegen het bloeden.

De sergeant dacht nu dat hij wellicht wel kon wachten tot het donker was om Jimmy naar achter te brengen. Maar die Yanks konden er ook niet blijven naast schieten. Hij overwoog de oplossing van Big John; de kleine de genadeslag geven, en weer terug kruipen. Zijn sabel had hij achtergelaten, maar hij had net als Big John een bowiemes in zijn laars. Zou hij de kleine zijn keel oversnijden? Hij kon hem zo toch niet laten liggen? Hij haalde zijn mes boven. Jimmy zweeg eindelijk en keek met grote ogen naar het mes. De sergeant schrok ervan. Niet omdat Jimmy bang leek, maar omdat hij bijna opgelucht keek naar het mes. En net als Charles vroeg hij zich af wat zo'n kleine eigenlijk op een slagveld deed.

Met het mes tilde de sergeant het hemd van de kleine op om nog eens goed te kijken naar de wond. Veel bloedverlies. Lelijk gat. Waarschijnlijk waren zijn onderste ribben versplinterd ook. Straf dat hij nog leefde. Taaie kleine.

En dan hoorde hij iets als splotsj. De sergeant dook met zijn hoofd in de grond, zodat er aarde in zijn neus kwam te zitten. Godverdomme, de kleine had er nog een wond bij. In de kuit van zijn linkerbeen. De kleine vroeg niet meer om water maar jammerde van miserie. De sergeant kon het niet meer aan zien, krabbelde overeind en gooide Jimmy over zijn rug. Hij liep terug naar Charles en Big John. Die twee vergaten hun eigen dekking en kwamen vanachter hun bomen en schoten. Drie ballen per minuut. Sneller vuren kon niet. Als hij er bijna was, voelde de sergeant een gloeiend hete beet in zijn schouder. Het deed minder pijn dan hij verwacht had. Hij liep verder en gooide Jimmy neer achter de bomen. Daarna viel hij zelf neer, op zijn buik. Met de typische dorst van elke gewonde. Hoe kon hij plots zo'n dorst hebben?

Jubal was net op tijd terug. Met water. Uit een of andere beek. Die een verdachte, roestige kleur had.

'Er hebben er, vrees ik, liggen in bloeden, maar het is het dichtste bij water dat je hier in de buurt kunt vinden.'

'Bloed?', vroeg Big John.

'Ja', zei Jubal, 'er zijn nogal wat gewonden die zich naar de beek hebben gesleept en daar gecrepeerd zijn. Dus ja, er is wel wat bloed in de beek geraakt ook.'

'Zwijg', zei Big John.

'Awel, big guy, kunt ge daar niet tegen?', vroeg Charles. 'Kom, geef die twee te drinken en laat mij dan ook eens drinken.'

'Dat is toch vampirisme?', vroeg Big John.

'Awel ja,' zei Charles, 'als we veranderen in vampieren moeten we niet meer bang zijn van de Yanks'.

Ze waren allemaal gestopt met schieten. De Yanks waren het ook eindelijk beu.

'Pas op dat ze niet chargeren nu', zei de sergeant.

'Ssjtt, sergeant, die Yanks komen niet, die zijn te laf. Die schieten lekker veilig van ver. Die komen echt niet dichter. Ssjtt, maar', zei Charles. 'Het wordt nu wel tijd dat we de rest van de compagnie zoeken', zei hij tegen de rest. 'Of wat daar van over is. En dat allemaal voor een stuk spoorweg.'

Maar het was niet zomaar een stuk spoorweg. Het stuk spoorweg was de enige rechtstreekse lijn naar Petersburg. Een stadje vlak onder de hoofdstad van de Confederatie. Een spoorwegknoopunt. Als Petersburg viel, dan werd Richmond, de hoofdstad, van de Confederatie afgesneden van de rest van het land. Dan was de val van de hoofdstad zeker. En dat zou een internationale weergalm geven. Geen enkele Europese mogendheid zou nog geloven in de kansen van de Confederatie. Dat deden ze nu al haast niet. En het land zou in een diepe depressie vallen. En dus, toen enkele duizenden Yanks zich op die spoorweg stortten, trokken een aantal uitgedunde geconfedereerde brigades in de tegenaanval. Met redelijk succes. Met redelijk succes, tenzij je 't vraagt aan Jimmy, aan de sergeant en aan die honderden anderen die vanavond geen avondeten meer nodig hebben.

'Goed', zei Charles, 'Big John, jij draagt de kleine en Jubal en ik zullen de sergeant dragen.'

'Ik kan stappen,' zei de sergeant. Hij kroop overeind en viel dan weer neer. Te duizelig. Misschien niet zozeer van de wond, als wel van uitdroging. De laatste keer dat ze iets gedronken hadden, was de nacht tevoren. Al minstens acht uur zonder een drup water. En het was bakken in de zon.

'Die Yanks komen echt niet', zei Charles. 'Die hebben voor vandaag weer genoeg klop gekregen.'

'Die Grant van hun weet wel van geen ophouden', zei Big John. 'Morgen hamert hij gegarandeerd weer op onze linies. En hoeveel we er ook naar de kloten helpen, er komt toch altijd weer nieuw volk. Je vraagt je af waar ze de motivatie halen. Wat kan het hun schelen of de nikkers vrij zijn of niet? Ze hebben er zelfs nadeel bij. Vrije nikkers kunnen hun werk afpakken.'

Charles inspecteerde de wonde van de sergeant en zei: 'Het gaat hen niet om de zwartjes. Het gaat hen om democratische principes.'

'Hoezo?', vroeg Jubal. Big John was al terug druk bezig met schieten op het bos aan de overkant. Je wist maar nooit.

'Ik zeg dat het hen te doen is om democratische principes. Waarom denk je dat de koninkrijken van Europa ons een beetje laf steunen, niet al te openlijk, maar toch een beetje? Omdat ze iets tegen de zwartjes hebben? Hebben ze daar soms nog slavernij?'

'Nee', zei Jubal. 'In Engeland en zo hebben ze de slavernij allang afgeschaft.'

'Ik denk zelfs niet dat ze daar ooit echte slavernij gekend hebben, maar, whatever, dat doet er niet toe? Het punt is dat die Europese koningen maar al te graag zouden zien dat ons democratisch experiment mislukt. En geef toe, we hebben onze uiterste best gedaan om het te doen mislukken.'

'Maar dat klinkt alsof je de Yanks gelijk geeft', zei Jubal.

'Onze liefste Charles is een verwaaldeYank, snap je dat nu pas?', vroeg Big John.

'Gelijk? Technisch gezien wel. Dit land is een democratie en een meerderheid van de gerechtigde kiezers wilde niet dat de slavernij zich nog verder uitbreidde. Afschaffen was wellicht een brug te ver, maar uitbreiding van slavernij wilden de meesten niet. En een minderheid, wij zuidelijken, konden zich niet neerleggen bij die keuze en dus zijn we het maar direct afgebold. Met als gevolg dat de slavernij niet alleen geen uitbreiding krijgt, maar in het geheel is afgeschaft. Als ik op school goed heb opgelet, heet dat ironie.'

'Die in het noorden, ook al zijn ze met meer, hebben ons toch niet te dicteren wat wij met onze nikkers doen?', vroeg Jubal.

'Onze nikkers? Onze nikkers, Jubal? Hoeveel slaven heb jij dan?', vroeg Charles.

'Geen enkele. Maar het gaat om het principe. Misschien heb ik er ooit wel.'

'Weet jij wel hoeveel een gezonde zwarte kost?'

'Ja, maar je weet het nooit. Misschien krijg ik die som wel bij elkaar gespaard.'

'Dat geloof je toch zelf niet? Hoeveel land heb jij? Hoeveel?'

'Je weet nooit of ik niet eens geluk heb.'

'Haha, je bent een dromer. Ik heb altijd sympathie gehad voor dromers. De hele Confederatie is het werk van dromers. Ik wou dat ik ook kon dromen.'

'Blijven jullie palaveren?', vroeg Big John, de enige die nog deed waar ze voor gekomen waren. Lood sturen richting de overkant.

Jimmy zei niks meer. Hij lag te rillen van de kou. Het was nochtans tropisch warm. Charles trok zijn tuniek uit en gooide die over de kleine.

'Waarom heeft hij nu zo'n kou?', vroeg Jubal.

'Geen idee. Door al dat bloedverlies?'

De sergeant probeerde weer op te staan, maar viel toch weer neer.

'Kalm, sergeant, rustig', zei Charles. En tegen de anderen: 'We moeten ze naar het veldhospitaal brengen of ze zijn er allebei geweest.'

'Ik blijf wel hier', zei Big John. 'Dan krijgen ze het aan de overkant niet in hun bol om de achtervolging in te zetten.'

'Waarom laat de rest ons hier eigenlijk stikken?', vroeg Jubal.

'Met dat soort vragen komen we nu nergens', zei Charles. 'Kom, pak jij de kleine, ik probeer de sergeant mee te krijgen.'

Jubal droeg de kleine in zijn armen. Charles trok de sergeant recht bij zijn goeie arm, sloeg die om zijn hals, en trok hem verder. 'Je weet zeker dat je blijft, Big John?'

'Yup, maak dat je wegkomt.'

Big John haalde nog maar eens de trekker over.

En toen viel het iedereen op dat het plots heel erg stil was.

'Ik denk dat je er één hebt', zei Jubal.

'Of het is een lepe truc van de Yanks?', zei Charles. 'Het zijn niet zo'n vechters als wij, maar ze zijn verdomd geniepig.'

'Nee, ik denk echt dat ik er één heb', zei Big John.

'Dat droom je maar,' zei Charles.

'Luister dan. Het is plots wel heel stil.'

'Nou, des te beter dan. We moeten die twee hier naar het veldhospitaal brengen. Ach, godverdomme.'

'Wat, Charles?', vroeg Jubal. 'Wat is er?'

'De sergeant is dood.'

'Van een schot in de schouder?'

'Heb je wel gezien hoeveel bloed die verloren heeft?'

'Ja, zeg, verdomme.'

'Maak dat je wegkomt met de kleine', zei Charles tegen Jubal.

Jubal had de kleine allang terug neegelegd, maar nam hem nu terug op en ging er vandoor, zo snel als hij kon. 'Komen jullie dan niet mee?', vroeg hij zonder om te kijken.

Hij kreeg geen antwoord.

Charles stak de kepie van de sergeant op zijn bajonet, ging naar voren en zwaaide er mee vanachter een boom. Er kwam geen schot.

'Het is een truc', zei Big John, 'ze zijn er nog.'

Charles zei: 'Ze zei clever, maar ook weer niet zo heel erg clever. Misschien was het maar één scherpschutter. En ofwel heb je die geraakt ofwel zit die zonder munitie ofwel had ie honger en is hij weg'

'Laat ons dan ook teruggaan', zei Big John. 'We hebben hier niks meer te zoeken'.

'Die smeerlap heeft er twee van ons te grazen genomen, wil je niet zeker weten of wij hem ook te grazen hebben?'

Big John veegde het zweet van zijn voorhoofd.

Charles laadde zeer zorgvuldig zijn geweer en bevestigde zijn bajonet aan zijn geweer. 'Ja, maar helemaal zeker weten we het pas als we gaan kijken'.

'Ja, maar waarom zouden we gaan kijken? Jij geeft toch geen ene sikkepit om deze oorlog?'

'Het is waanzin dat er oorlog is. Maar noem het sentimentaliteit, ik heb toch liever dat wij winnen dan zij. En om te winnen moeten er veel meer dood gaan aan hun kant, dan aan onze kant.'

Charles wandelde naar voren. Big John gaf hem dekking en schoot naar de overkant. Als er geen enkele reactie kwam, volgde Big John toch maar in de voetsporen van Charles.

Er kwamen geen schoten meer. De twee wandelden zeer voorzichtig door de het stuk bos aan de overkant. Niemand te zien. Geen reactie.

Tot ze eindelijk op een blauwe stootten.

'God almighty, die is even oud als onze Jimmy', zei Big John.

'Godverdomme, wat doen we daar nou mee?', vroeg Charles.

De kleine in het blauw, was ongeveer zo oud als de kleine in het grijs. Hij was niet geraakt in zijn buik, maar hoger, in zijn long. Hij lag te reutelen en naar adem te happen.

'Nou, wat doen we ermee?', vroeg Big John. 'Geef ik hem een genadeschot?'

'Wat heb jij eigenlijk met genadeschoten? Als we iets van genade kenden, zouden we niet jarenlang elkaar uitmoorden.'

'Stop nou twee minuten met filosoferen. We kunnen hem toch niet zo laten lijden?'

'Ja, weet je, knal hem dan af.'

Big John mikte op het hoofd van de kleine in het blauw, in geen geval ouder dan zestien of zeventien. De kleine sloot zijn ogen.

Maar Big John liet zijn geweer zakken.

'Godverdomme, Big John, nu is dan eindelijk het moment aangebroken, en dan doe je het niet.'

Charles schouderde zijn geweer. De kleine in het blauwe sloot opnieuw zijn ogen. Een schot weerklonk dat de kleine in het blauwe nooit gehoord heeft, en Charles en Big John zo hard hoorden dat ze het nooit konden vergeten. De kogel vlamde recht door het hoofd van de kleine in het blauw. En dat hoofd spatte uiteen als een overrijpe pompoen waar je een harde trap op geeft met stevige laarzen.

'Je bent een harde', zei Big John.

'Het is een harde wereld', zei Charles.

Ze slenterden zonder een woord te zeggen naar het veldhospitaal. Dat vonden ze makkelijk, op basis van de geur. Er lagen kleine piramides van afgezaagde benen en armen aan de tenten waar de dokters sneller te keer gingen dan de meest ervaren houthakkers. De vliegen zaten op de piramides. Ze vonden hun kapitein, de commandant van compagnie F, die de tenten afging op zoek naar overlevenden van zijn compagnie. De kapitein had niet alleen een hogere rang, hij had ook een fles muntwater dat hij op een zakdoek goot om voor zijn neus te houden.

'Jubal zegt mij dat jullie die scherpschutter te pakken hebben gekregen?'

Charles en Big John knikten.

'Mooi werk', zei de kapitein vanachter zijn zakdoek.

'Ja, mooi werk,' zei Charles. 'Leeft die kleine nog?'

'De kleine leeft nog', zei de kapitein. 'Het is een taaie.'

'Ja, 't is een taaie', zei Charles.

'We hebben een nieuwe sergeant nodig', zei de kapitein, en hij keek naar Charles.

'Nee', zei die, 'Ik wil doden, ik wil mijn leven riskeren, maar ik wil niemand anders bevelen om te doden en zijn leven te riskeren.'

Daarna draaide hij zich om en ging weg.

Big John bleef staan, hopende dat de eer nu hem te beurt zou vallen. Maar de kapitein zei: 'Goed werk', en draaide zich ook om.

Big John klampte een verpleger aan en vroeg naar een soldaat die ze pas hadden binnengebracht. Een buikschot, een schot in zijn been, een kind nog. De verpleger wees de weg. Einde van de tent. Naast de ton met water. Ja, naast de ton met water.

Big John stond bij het veldbed en zei: 'Jimmy, kerel, die kerel die jou heeft geraakt, hebben wij dubbel en dik geraakt. Hoor je dat Jimmy? Je bent gewroken.'

Maar Jimmy antwoordde niet. Big John klampte een andere verpleger aan. 'Zeg, slaapt die?'

De verpleger keek benauwd naar de kleine. Checkte zijn ademhaling en zijn pols en zei: 'Een buikschot is meestal fataal.Daar valt niet veel aan te doen.'

Big John wandelde zonder een woord te zeggen de tent uit. Hij zocht Charles en vond hem samen met Jubal en de rest van de compagnie, al terug op weg naar het front. 'We gaan er nog eens tegenaan', zei Charles. 'De spoorlijn is nog altijd te kwetsbaar.'

'De kleine is dood', zei Big John.

'Dat was te verwachten', zei Charles en spuwde eindelijk zijn klokhuis uit. Jubal sloeg een kruisteken.

'Ja', zei Big John. Hij viel in het gelid en marcheerde mee.

Even was het stil. Dan vroeg Big John: 'Moeten we geen petitie starten om kinderen weg te houden van het front?'

Jubal knikte heftig van ja.

'Nee', zei Charles, 'Hoe erger deze oorlog wordt, hoe beter. Als dit de ergst mogelijke oorlog van allemaal wordt, hebben we het meeste kans dat er nooit nog een nieuwe oorlog komt.'

Jubal keek naar de hemel en sloeg nog een kruis.

Big John marcheerde verder in stilte. Hij voelde ergens dat Charles geen gelijk had, maar rationeel, ja rationeel, had Charles wellicht gelijk. En dus zweeg hij. En stak later die dag nog drie melkmuilen neer met zijn bajonet. En hij spuwde in hun gezicht, terwijl hij zijn bajonet nog eens goed omdraaide ook, want dan zou er nooit nog oorlog komen.

 

feedback van andere lezers

  • ivo
    pff schitterend hoe je dit weergeeft knap hoor
    pisatelj: Da's vriendelijk om te zeggen, merci
Enkel ingeschreven gebruikers kunnen stemmen.

Totale score: 2

Uitstekend: 1 stem(men), 100%
Goed: 0 stem(men), 0%
Niet goed: 0 stem(men), 0%

totaal 1 stem(men)
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .