writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Jakira 1 De tempel - Hoofdstuk 2 De tempelwachters

door Jelsi

Enkele kilometers daarvandaan, in een dorp met een driehonderdtal inwoners gaat het leven op dit moment nog steeds zijn gewone gang. Ze hebben niets van dit alles gemerkt. Twee weken gaan er voorbij. Aan het begin van de derde week naderen een aantal jagers, afkomstig van het dorp, te voet het dal. Zij blijven verbaasd staan en staren naar het vreemde lichtgroene gebouw. Dieren zijn er niet meer te vinden. Het lijkt wel alsof alle levende wezens hier weggevlucht zijn.
"Wat is dat voor iets, dat was er een tijdje geleden nog niet."; merkt een vrouwelijke krijger op.
"Dat klopt, Kagin, maar nu staat het er."; zegt een krijger nadenkend.
"Wie zou dat gebouwd hebben en waarom."; vraagt een andere.
"Misschien is het een soort tempel voor een of andere god. Misschien zelfs voor Taxalla."
"Zou kunnen, maar wie weet of wij het ooit zullen weten."
"Keren we terug naar het dorp."; vraagt een andere krijger.
"Nee, we kunnen beter de omgeving verkennen, maar wees voorzichtig."
De krijgers stemmen in en verspreiden zich. Nieuwsgierig verkennen ze, op hun hoede, de nieuwe omgeving. Maar na een tijdje voelen ze zich veiliger en bij het meertje slaan ze een kamp op om de nacht door te brengen. Het complex scant de mensen die in de buurt van de tempel slapen, maar vind geen geschikte personen, die voor het doel kunnen dienen.
De centrale computer activeert tegen de morgen een tiental witte robots, die in plaats van ogen een blauwe gloed hebben, die van links naar rechts en weer terug beweegt.
Even later materialiseren ze in het midden van de tempel. Ze stappen geruisloos naar buiten en vormen een rij, waarna ze op het meertje toestappen. De twee wachters merken in de ochtend mist een vreemd licht in de ingang van de tempel. Ze schrikken wel even als ze de witte gedaanten uit de tempel zien stappen.
Toch blijven ze toekijken. De onbekenden komen recht op hen af. Even kijken beide krijgers elkaar aan en springen dan recht en wekken snel de anderen. Drie krijgers schieten pijlen af op de onbekenden, maar deze blijven naderen.
"Dat lijken wel geesten. Het lijkt wel alsof onze pijlen hen niet deren."; merkt een krijger op met trillende stem.
"Misschien zijn het geesten uit de onderwereld, die op onze zielen jagen."; fluistert een jonge vrouwelijke krijger verschrikt.
"Geesten of geen geesten. Maar mijn speer zal hen wel afschrikken."; sist een forsgebouwde krijger.
Dan werpt hij zijn speer naar de vreemden, die op tien meter van hen bleven staan. Maar de speer lijkt doorheen de gedaante te gaan en blijft trillend in een boom steken.
"Kom, we maken dat we hier wegkomen."; roept een van de krijgers.
"Heb je angst, Oengar..."; sist een van de vier vrouwelijke krijgers.
"Jij niet, Kagin."; grijnst een andere krijger.
Even kijkt ze de krijger aan en roept dan:
"Weg hier."
De krijgers draaien zich om. Maar als ze naar hun paarden willen rennen, verschijnt plots een gedaante van een man voor hen.
"Krijgers, vrees niets. Er is geen gevaar."
De krijgers blijven staan en een van hen zegt:
"Wie ben jij?"
"Ik ben een dienaar zonder naam, vrouw. Mijn meester zal later wel uitleggen waarom, maar nu eerst iets anders. Jullie slaagden min of meer voor de test."
"Een test…"; vraagt een krijger.
"Ik zoek dappere krijgers om de tempel te bewaken. Misschien zijn jullie geïnteresseerd."
"Misschien, maar we hebben andere taken, die veel belangrijker zijn."
"Ja, zoals de jacht. Dat kan nog altijd. Maar jullie dorpsgenoten zullen hier veel kunnen leren. Later kunnen ze als ze willen ook lid worden van de tempel."
"Klinkt niet slecht. Oengar."; zegt een krijger."
"Heer, mogen vrouwen ook als bewaker dienst doen."; vraagt een vrouwelijke krijger.
"Waarom niet. Jullie zullen allen een aangepaste training krijgen."
"Een training. We staan nu ook ons mannetje, onbekende."; zegt één van de andere krijgers.
"Zeker van. Val me eens aan."; zegt de gevoelloze stem van gedaante, die even lichtjes doorzichtbaar wordt om dan weer ondoorzichtig te worden.
De krijger loopt op de vreemde man toe en haalt uit met zijn speer. De man duikt ze echter onderdoor en haalt uit met zijn hand. Hij raakt de speer, die dadelijk breekt. De krijger laat het stuk van zijn speer vallen en trekt zijn bijl. De man wijkt echter niet, maar buigt snel door zijn knieën en haalt uit met zijn voet. De benen van de krijger worden onder hem weggeslagen en hij beland verbaasd op de grond. Langzaam staat hij recht en steekt zijn bijl weer weg.
"Dat wil ik ook leren."; zucht hij.
"In orde, krijgers. Vanaf dit ogenblik maken jullie deel uit van de tempelwacht. Morgen begint jullie opleiding, vandaag zijn jullie nog vrij. Twee van jullie moeten terug naar jullie dorp om mijn voorstel aan de dorpsraad mee te delen. De rest zet de jacht verder. Jullie mensen moeten ook eten. Denk eens goed na en als jullie besluiten om deel uit te maken van de tempelwacht, kom dan morgenvroeg terug naar de tempel."
Kagin en Teson gaan naar het dorp, terwijl de anderen hun wapens nemen en op jacht gaan.
Teson is op Kagin verliefd en zij op hem, maar Kagin is door het dorpshoofd voorbestemd om met zijn zoon te trouwen. Sinaron, de zoon is de sterkste man van het dorp en is nog nooit door iemand verslagen.
Als beiden het dorp naderen loopt Sinaron hen tegemoet.
"Jullie alleen. Wat is er met de anderen?"; sist hij vragend.
"Die zijn op jacht, Sinaron."
"En jullie twee, waarom zijn jullie samen. Je weet toch dat Kagin voor mij bestemd is."
"Volgens de gebruiken ben ik van jou na het ritueel, maar mijn hart behoort aan Teson."
Teson schrikt als hij haar woorden hoort.
Dan ziet hij Sinaron woedend op zich toe lopen en duikt snel voor zijn slag opzij. Sinaron loopt hem achterna, maar Kagin gaat voor Teson staan. Sinaron haalt uit, maar schrikt als hij de stem van zijn vader hoort zeggen.
"Sinaron, behandel jij je toekomstige vrouw zo. Misschien ben jij haar dan toch niet waart."
Dadelijk laat hij zijn arm zakken.
"Het spijt me, Kagin. Ik werd woedend omdat jullie bei...."
"Laat maar, Sinaron. Ik vergeef je. Maar wij hebben nieuwe taken. Morgen worden we bewakers van de tempel aan het meer. Misschien wil jij ook bewaker worden.
"Bewaker van de tempel."; vraagt Sinaron verbaasd.
Teson en Kagin vertellen wat er gebeurt is. Het loopt al tegen de avond als de jagers terugkeren en aan het eetmaal deelnemen.
De volgende dag, heel vroeg in de morgen naderen zestien krijgers de tempel. Teson, Kagin en Sinaron lopen voorop. Allen zien ze de man uit het niets materialiseren. Even kijkt hij de negen vrouwen en zeven mannen aan en vraagt dan:
"Zijn jullie bereid."
De krijgers knikken.
"Wat heeft de dorpsraad beslist?"
"De krijgers die wilden mochten vrij kiezen, maar de inwoners van het dorp wil niets te maken hebben met een tempel van een of andere god."; zegt Teson.
"Dit is geen tempel van een god, maar van de krijgskunsten."; zegt de naamloze.
"De meeste mannen durfden niet, daarom zijn wij vrouwen dan maar in hun plaats gekomen."; lacht Asana, een van de twee brunettes.
De andere jonge vrouwen glimlachen, maar de onbekende gaat er niet op in.
"In orde, we zien later wel. Volg mij."; zegt de man zonder naam.
De mannen en vrouwen kijken elkaar even aan en volgen hem dan de tempel in. In de inkomhal staan twee, één meter hoge, zuilen op een verhoog. De groep loopt er omheen en volgt de man naar achter, waar een aantal vertrekken zijn. De deuren schuiven tot de verbazing van de krijgers automatisch open, ook de lichten gaan na een stemcommando aan en uit.
"Wat is dit voor tovenarij."; fluistert Oengar.
"Geen tovenarij, maar techniek. Krijger."; zegt de vreemde man streng.
"Wat is dat, techniek."; vraagt Teson.
"Dat zullen jullie wel leren, nadat jullie de training volbracht hebben."
Sinaron kijkt de vreemde aan en wil iets vragen, maar deze gaat verder.
"Kies ieder maar een kamer uit, vrouwen langs de linkerkant de mannen langs de rechter."
"Dat niet, vreemde. Ik en Joena zijn een paar."; merkt een krijger op, terwijl hij naar een jonge krijgster wijst.
"Wij ook."; zeggen twee anderen op dat moment.
"Kagin is voor mij bestemd, behalve als iemand mij verslaat."; zegt Sinaron.
Even kijkt de vreemde naar beide paren en dan naar Sinaron, maar communiceert intussen met de centrale computer van het complex.
"Vrouwen links en mannen rechts, luiden mijn bevelen. In jullie vrije tijd doen jullie wat jullie willen, maar voorlopig heeft ieder een eigen kamer."; zegt de vreemde plots.
De krijgers trekken hun schouders op en doen wat hun gezegd wordt.
"Op de bedden liggen kleren van de tempelbewakers. Trek ze dadelijk aan en kom dan weer naar de inkomhal."; zegt de vreemde en lost plots voor hun ogen in het niets op.
De mannen en vrouwen doen aarzelend wat hen gezegd wordt. In de kamers zien ze echter alleen een klein voorwerp op het bed liggen, dat de vorm heeft van een Pentagon.
Asana neemt het op en staart er even, niet wetend wat te doen, naar.. In de andere kamers is hetzelfde gaande. Kagin is de laatste die het opraapt en fluistert:
"Wat nu weer? Waar zijn de kleren..."
"Je houdt ze vast."; zegt een stem plots.
Kagin kijkt om zich heen, maar ziet niemand. Dan valt haar blik weer op het kleine op een Pentagon gelijkend voorwerp en beseft dat, dat ding, tegen haar gesproken heeft.
"Druk mij tegen de achterkant van je hals."; klinkt de stem weer.
Aarzelend doet Kagin het en voelt het ding van vorm veranderen. Ze tast er verschrikt naar de plaats waar ze het plaatste, maar het is bijna niet te voelen.
"Kleed je uit, Kagin."; zegt het ding plots.
"Wat..mij."; schrikt ze.
"Ja, en snel, want enkele van je vrienden staan al in de gang te wachten."
Aarzelend doet Kagin wat haar gevraagd wordt en kijkt naar haar lichaam in de spiegel. Dan schrikt ze hevig. Een vreemde stof kruipt vanuit haar hals over haar lichaam tot ze een nieuwe kledij aan heeft.
"Niet mis."; fluistert ze als ze de stem hoort zeggen.
"Zo, wat vindt je ervan, meesteres."
Even paar ogenblikken later verlaat ze haar kamer en merkt dat de anderen haar al opwachten. Allen zijn ze hetzelfde gekleed en kijken haar lachend aan.
"Daar ben je wel even van geschrokken niet."; grijnst Sinaron.
"Zeker, dat had de tempelmeester wel mogen zeggen."
"Kom, we gaan naar de hal."; zegt Teson, die zijn blik bijna niet van Kagin kan afhouden.
Sinaron werpt hem een woedende blik toe, maar volgt hen toch naar de hal.
De naamloze man wacht hen daar op.
"Zo, dat is al beter. Voor de rest van de dag zijn jullie vrij, maar morgen begint de training. Teson en Sinaron komen nu met mij mee."
Beide jongemannen kijken elkaar verbaasd aan en volgen de man dan tussen de zuilen. Voor de ogen van de anderen zijn ze plots verdwenen. Kagin schrikt en loopt naar de zuil toe. Voorzichtig loopt ze ook tussen de zuilen door, maar er gebeurt echter niets. Sinaron en Teson materialiseren op dat moment in een vreemde omgeving. Ze bevinden zich in het complex op de maan van de zesde planeet. Geen van beide mannen weten echter dat ze niet meer op hun eigen planeet zijn.
Verbaasd kijken ze de man aan.
"Waar zijn we?"; vraagt Teson.
Maar de man zegt niets tot hij zich na een minuut plots naar hen omwendt.
"Sinaron, jij wilt Kagin, maar je houdt niet van haar. Teson wel en zij houdt van hem, dat weet je."
Sinaron kijkt de gedaante even aan en voelt de woede weer in zich opkomen.
"Vroeger waren jullie vrienden. Jullie moeten er alles voor doen om die vriendschap te bewaren. Ik heb jullie allebei nodig om mijn taak tot een goed einde te brengen."; zegt de naamloze.
Maar Sinaron luistert al niet meer. Met gebalde vuisten loopt hij naar Teson toe. Plots botst hij echter tegen iets onzichtbaars en valt op zijn achterste.
"Krijger, ik duld hier geen gevecht."; zegt de naamloze.
"Wat was dat voor iets?"; stamelt Sinaron, terwijl hij rechtstaat.
Voorzichtig tast hij naar de vreemde hindernis. Zijn hand voelt een tinteling als hij deze aanraakt. De naamloze lijkt even te grijnzen.
"Sinaron. Ik heb een taak voor jou en Teson."
Verbaasd kijkt Sinaron om, terwijl hij zijn woede voelt wegzinken.
"Teson, jij zult de leiding van de tempelbewakers op jou nemen. Sinaron, jou broer zal later dorpshoofd worden en jou volk moeten leiden op hun nieuwe te volgen weg."
"Mijn broer. En ik dan."; roept Sinaron uit.
"Ik heb een andere belangrijke taak voor jou. Alleen zul je, je vrienden moeten achter laten. Ook Kagin."
"Ik moet, Kagin.. Nee, dat is onmogelijk. Ik..."
"Diep in je binnenste weet je, dat Teson en Kagin elkaar toebehoren. Zet jou trots opzij, Sinaron."
Sinaron wil eerst kwaad reageren en slikt even.
"Wens je Kagin en een leven in de hel of wil je een leven vol geluk en liefde."; vraagt de naamloze.
Sinaron kijkt hem aan, maar beseft toch ergens dat de naamloze gelijk heeft. Even kijkt hij naar Teson, maar dan vraagt hij:
"Welke taak?"
Maar hij krijgt geen antwoord.
Op dat moment worden ze beide weer in een blauw veld gehuld en even later staan ze beiden weer tussen de zuilen in de tempel. Hun lotgenoten kijken hen verschrikt aan. Sinaron blijft staan en kijkt met een vreemde blik naar Kagin. Sinaron gedachten warrelen door elkaar.
'Wat nu.'; denkt hij, terwijl hij naar de voeten van Kagin blijft staren.
Dan neemt hij plots een besluit en kijkt Kagin in de ogen. Teson loopt op Kagin en de andere jagers toe, maar blijft staan als hij de waarschuwende blik van de jonge vrouw ziet. Toch reageert hij te laat. Sinaron is hem gevolgd en duwt hem plots opzij. Bijna valt de krijger de grond, maar hij kan zich tijdig op de been houden. Sinaron grijpt Kagin's hand en kijkt haar aan. Kagin kijkt hem schrikkend aan en fluistert:
"Nee, Sinaron. I..k..."
Maar de jongeman draait zich naar zijn rivaal toe. Teson heeft zich hervat en grijpt zijn zwaard stevig vast.
"Sinaron, wat... Wil je het hier uitvechten."; stamelt hij.
De jonge krijger doet alsof hij niets gemerkt heeft en kijkt opnieuw naar Kagin. Gedurende een minuut kijkt hij aan. Het lijkt wel alsof zijn blik haar wil doorboren. Plots merkt Kagin dat hij glimlacht. Opgelucht zucht ze als ze merkt dat hij geen aanstalten maakt om zijn wapen te trekken. Dan knipoogt hij en trekt haar naar zich toe. Hij slaat zijn armen om haar heen en drukt haar tegen zich aan, maar ze voelt dat er iets verandert is. Sinaron kust haar niet, zoals vroeger, toen hij Teson wou laten zien dat ze voor hem bestemd was.
Plots duwt hij haar op armlengte van zich af en kijkt diep in haar ogen. Weer ziet ze hem glimlachen, voor hij zijn rechterarm om haar schouders slaat en zich omdraait. Dan richt hij zijn blik op zijn vroegere vriend. Samen lopen ze op Teson toe. Deze staat nog steeds uitdagend te wachten.
Even kijkt Sinaron naar de krijger en glimlacht:
"Teson, laat ons weer vrienden zijn. Ik schenk je Kagin tot bruid of het zou moeten dat ze mij boven jou verkiest."
Zijn vroegere vriend kijkt hem even verbaasd aan en ontspant zich. Dan doet hij een stap vooruit, terwijl Sinaron Kagin los laat. Dan schudden beiden elkaars hand. Kagin kijkt hem verbaasd aan, Dan stapt ze naar Sinaron en drukt een kus op zijn rechter wang."
"Ik dank je, Sinaron. Ik hoop dat ooit een meisje zult vinden die jou waardig is."; lacht ze.
Dan loopt ze op Teson toe, die haar in zijn amen neemt. Sinaron kijkt naar hen, maar hij toch voelt zich opgelucht. Het lijkt wel alsof een zware last van zijn schouders weggevallen is.
De volgende dag start het begin van hun maandenlange training, waarbij ze vele nieuwe dingen leren. Dagelijkse dingen, gevechtstechnieken en ook het gebruik van vreemde wapens. Intussen gaat het complex verder met zijn programma. Drie maanden vliegen voorbij.
Op een dag klinkt het alarm door de tempel. Verbaasd kijken de krijgers die zich in de ontspanningszaal bevinden elkaar aan en grijpen hun wapens. Als ze, samen met enkele anderen in de inkomhal aankomen, kijken ze naar hun vrienden, die van wacht zijn. Maar ook zij, weten niet wat er gaande is. Alleen Sinaron die al een paar uur onrustig is, al weet hij niet waarom, verwacht dat er iets op til is. Dan verschijnt de vreemde gedaante weer in het midden tussen de twee zuilen. Even kijk hij rond en richt zich dan tot de krijgers.
"Teson, jullie dorp wordt aangevallen door een bende rovers. Ze hebben onze hulp nodig. Neem Sinaron, zijn broer Karon en vijf anderen mee."
Terwijl de gedaante verdwijnt, wijst Teson vijf krijgers aan en zegt:
"Snel naar de paarden."
Enkele minuten later rijden acht ruiters naar het zuiden en dat ze al snel bereiken. In de omgeving van het dorp houden ze halt. Teson merkt dadelijk op dat Sinaron niet meer bij de groep is en trekt zijn schouders op.
"Activeer de schilden."; beveelt Teson, terwijl hij zijn zwaard trekt.
Uit zijn linker armband schuift een zilvereenkleurige stof en vormt een rond schild. In het midden staat het symbool van de tempel. Dan geeft Teson het sein.
Sinaron bereikt op dat moment het oostelijk deel van het dorp en activeert ook zijn zilverkleurig schild. Enkele rovers merken hem op als hij stapvoets naderbij komt. Sinaron ziet enkele dode dorpelingen liggen en schrikt als hij het lichaam van zijn vader opmerkt. Hij hangt tussen twee palen vastgebonden en is met bloed overdekt. Zijn ogen staren zonder iets te zien naar de grond.
"Moordenaars."; sist Sinaron.
De rovers schrikken van het geluid van zijn stem. Dan geeft hij zijn paard de sporen en rijdt naar het dorp toe. Twee van de vier rovers vallen onder zijn zwaard, een derde wordt zwaargewond en valt van zijn paard. De laatste verliest zijn zwaard, als Sinaron het uit zijn hand slaat, terwijl hij verder het dorp instormt. Hij merkt enkele rovers op die een hut plunderen. Snel springt hij van zijn paard en sist:
"Bereid je voor op de dood, moordenaars."
Verrast kijken de rovers naar hem en dan naar elkaar.
"Heb je wel eens goed naar de verhoudingen gekeken, gewapende boer. Wij zijn dik in de meerderheid"
Op dat moment rijden Teson en zijn mannen het dorp langs de zuidkant binnen storten zich op de rovers. Die zien al snel hun meerderheid, tijdens het hevige gevecht, slinken. Ze proberen zich terug te trekken.
Sinaron denkt aan zijn vader, terwijl hij zich tegen de rovers verdedigt. Ze waren met zeven, maar twee van hen liggen al dood op de grond.
"Wie is jullie leider?"; vraagt Sinaron dreigend.
"Wie vraagt dat?"; klinkt een zware stem achter hem.
Sinaron wijkt naar links uit en richt zijn blik op de middelste van de drie mannen die achter hem opdaagden.
"Mijn naam is Sinaron. Wie ben jij?"
"Jor-kan, boer."
"Vergissing, rover. Ik ben een tempelwachter en dit dorp staat onder onze bescherming."
"Een tempelwachter. Welke tempel, boertje."; sist hij.
" Jullie daar... jaag zijn vrienden naar de eeuwige jachtvelden. Wij geven deze idioot wel een lesje voor we hem achter zijn vrienden aansturen."; beveelt hij Jor-kan.
Terwijl zijn mannen zich verwijderen, loopt Jor-kan met zijn twee lijfwachten op Sinaron toe. Dan haalt hij uit met zijn zwaar bijl, maar Sinaron weert het af met zijn schild. Even is de hoofdman verbaasd. Op het schild is zelfs geen kras te zien. Maar dan haalt hij opnieuw uit. Het zwaard van Sinaron slaat de steel in stukken en het zware bijl boort zich een paar meter verder in de grond. De hoofdman stapt, ontstelt achteruit en zijn twee lijfwachten storten zich op de krijger. Sinaron dood een van de twee in een kort maar hevig gevecht. De tweede heeft geen zwaard meer. Zijn zwaard is door dat van de tempelwachter gebroken. Jor-kan heeft intussen zijn zwaard getrokken en valt opnieuw aan.
Intussen hebben de mannen van Teson de strijd gewonnen. Ze haasten zich naar de plaats van Sinaron's gevecht toe. Enkele dorpsbewoners bewaken de zestien gevangen, die zich overgaven.
Sinaron slaat met zijn schild het zwaard van Jor-kan opzij, terwijl zijn zwaard een stuk van het schild van zijn tegenstander snijdt. De man schrikt, maar valt dan in alle hevigheid aan. Sinaron moet achteruit wijken, tot hij met een snelle beweging de rechterschouder van zijn tegenstander doorboord. Jor-kan moet zijn zwaard laten vallen en werpt zijn schild opzij. Snel grijpt hij een dolk uit zijn riem en werpt deze bliksemsnel naar zijn tegenstander. Sinaron heeft het echter gemerkt en zijn zwaard raakt de dolk even, waardoor deze recht op Jor-kan toevliegt. Deze probeert de dolk te ontwijken, maar is niet snel genoeg. Het vlijmscherpe wapen boort zich in zijn linkerschouder. Machteloos moet hij zich laten opsluiten, samen met de laatste overlevenden van zijn bende.
Een paar dagen later keren Sinaron en Karon terug voor de begrafenis van hun vader en de gevallen dorpsbewoners. De rovers zijn intussen al door soldaten van de koning opgehaald om voor de rechter in de hoofdstad gebracht te worden. Na het doodsritueel neemt Karon de plaats in van zijn vader en roept de dorpsraad samen. Een paar uur komt Karon weer naar buiten, gevolgd door enkele anderen.
"Sinaron, ik en de anderen dorpsleden hebben besloten op ons bij de tempelmeester aan te sluiten op voorwaarde dat het dorp de bescherming van de tempel geniet."
"Dat was al eerder afgesproken, broer. Dit dorp behoort tot het machtsgebied van de tempel."; zegt Sinaron.
"Dan zal ik verkenners naar bevriende dorpen sturen, misschien sluiten zij zich ook aan. Samen kunnen we de streken dan veiliger maken, voor de dorpen en reizigers."
Sinaron kijkt zijn broer aan, maar zegt:
"Wacht daar nog even mee, Karon. Het lijkt me beter om de tempelmeester hiervan op de hoogte te brengen. Misschien vindt hij het nog te vroeg."
Even denkt Karon na en zegt:
"In orde, Sinaron. Vraag het hem en laat het dan weten."
"Ik zal het doen, broer. Veel geluk met je nieuw leiderschap."; lacht Sinaron en stijgt op zijn paard.
Dan keert hij alleen terug naar de tempel. Als hij de tempel bereikt stijgt hij van zijn paard en geeft de teugels aan een wachter. Terwijl deze het paard naar de stallen brengt, stapt Sinaron de tempel in. Binnen stapt hij in de lichtboog en bevindt zich dadelijk op een andere plaats. De scanners van het complex scannen nog steeds over de planeet op zoek naar geschikte kandidaten. Nadat Sinaron verslag uitgebracht heeft, keert hij terug naar zijn vrienden de training verder te zetten.
De tijd vliegt voorbij tot op een dag. Op een scherm in de centrale verschijnen een honderdtal lichtende puntjes. Op elk punt heeft de scanner ontluikende esperkrachten opgespoord. Naar elk punt stuurt hij telkens twee robots, die de inboorlingen de witte spoken noemen. De meeste zijn echter zwakke sporen, maar sommige plaatsen zijn het groeiende krachten. Een aantal zijn al jonge kinderen, anderen staan op het punt geboren te worden.
Het dorp Afkon, ongeveer honderd zestig kilometer van de tempel is het volgende doel. Hier draagt Nikita het kind van Chin-li, terwijl ze denkt dat het haar eigen kind is. Een kleine kruiser, de K-2, dematerialiseert in zijn hangar en materialiseert nabij de baan van de vierde planeet. Dan zet hij koers naar de derde en gaat in een baan er omheen vliegen. Twee robots van de kruiser materialiseren aan de rand van het bos, dat langs de westkant het dorp ligt. Snel doen de scanners hun werk en al na een paar minuten, vinden ze wat ze zoeken. Het is al na middernacht, als ze geruisloos tussen de houten huizen doorlopen. Iedereen is in een diepe slaap gewikkeld.
Ook wachters zien hen niet omdat ze hun deflectors ingeschakeld hebben. Hierdoor zijn ze onzichtbaar. Ze dringen de hut binnen waar hun doelwit slaapt en gaan elk aan een andere zijde van het bed staan, waarin een vrouw en haar man liggen.
Dan worden beiden in een blauwe gloed gewikkeld, die uit de ogen van de twee robots komt. Plots zijn ze verdwenen en beide robots worden weer onzichtbaar.
In de kruiser van het complex wordt de zessentwintigjarige zwangere vrouw onderzocht. De gegevens, die de computer verzamelt, wijzen uit dat het kindje een zeer hoge esperwaarde bezit. Dadelijk neemt de logische sector van de computer een beslissing. Het kindje van Chin-li zal deel uitmaken van de acht uitverkorenen. De genetische structuur van haar kindje moet echter niet aangepast worden.
Na het onderzoek dat ongeveer drie uur duurde, wordt de jonge vrouw wakker. Ze ligt op een tafel. Langzaam richt ze zich op en ziet plots nog meerdere vrouwen liggen op andere tafels, die naast haar bed op een rij staan. Er zijn er ook bij met een andere huidskleur. Van sommigen heeft ze al gehoord, maar van een ras met een bijna rode huidskleur heeft ze nog nooit gehoord. Bij de laatste tafel waar jonge vrouw blijft ze opnieuw staan. Deze vrouw heeft een huid dat lijkt op een vel van luipaard. Nadenkend en nieuwsgierig loopt ze tot naast het bed en heft het laken omhoog.
"Waar komt die vandaan? Heel haar lichaam is zo."; fluistert ze.
Plots schrikt ze en laat het laken los. De vrouw heeft haar ogen geopend en kijkt haar aan. Ze lijkt iets te willen zeggen, maar Nikita hoort niets. Even ziet ze de pupillen van de vrouw van hun zwarte kleur in een fel gele kleur veranderen.
"Wie ben je?"; zegt Nikita met trillende stem.
Maar de vrouw draait haar hoofd, zodat ze weer naar het plafond kijkt. Dan vallen haar ogen dicht.
Tegenover haar staat ook een rij bedden. Daar liggen mannen op. Langzaam staat ze op en loopt op het bed dat aan de andere kant staat. Hier ziet ze Luron, haar man, liggen. Ze probeert hem wakker te maken, maar het lukt haar niet.
Dan schrikt ze. Ze keek langs de rij bedden naar de muur en daar ziet ze twee vreemde gedaanten staan. Allebei hebben ze het uiterlijk van een mens, maar hun ogen stralen een blauw licht uit. Een van hen komt dichterbij en ze hoort zijn stem:
"Vrouw Nikita, ga terug liggen. U bent hier veilig, tot u naar uw dorp terug gebracht wordt.
"Hoe... Wie zijn jullie?"
"Dat hoef je niet te weten. Als het nodig is, zal het je later wel uitgelegd worden."
Nikita loopt terug op haar bed toe en gaat op haar rug liggen.
"Waarom zijn wij hier?"
"Later. Misschie...."
"Laat maar, vreemde. Ik kom toch niets te weten."
"Nee, dat behoort niet tot mijn programma.
"P..programma. Wat...."
"Dat is niets voor u. U kunt beter gaan slapen. Over twee dagen wordt je terug wakker in jullie dorp."; zegt de vreemde en plots schiet een blauwe straal uit zijn ogen, die de vrouw omhult.
"Twee dage...."; zegt Nikita nog, maar dan valt ze in een diepe slaap
Twee dagen later worden ze allebei vroeg in de ochtend wakker. Ze kijken om zich heen en zien de hun vertrouwde omgeving van hun huis. Nog steeds niet op hun gemak kijken ze elkaar aan en kussen elkaar. Bij het ontbijt vertelt ze over de vreemde droom die ze had. Verbaasd luistert haar man naar haar verhaal, want sommige delen van haar droom kwamen ook in die van hem voor. Hij was echter alleen toen hij even tot bewustzijn kwam..
"We kunnen beter niets tegen onze dorpsgenoten zeggen, ook niet tegen onze vrienden. Wie weet wat ze van ons zullen denken."
"Je hebt gelijk, schat. Wat een leven zou ons kindje dan hebben."; zegt Nikita.
Al kost het hun wel enige moeite om erover te zwijgen, maar toch gaan hun dagelijkse taken verder hun gewone gang.
Enkele maanden later wordt hun kindje Jakira geboren. Luron wacht met Junzo, zijn vier jaar oude zoon, buiten hun huis. Plots horen ze een huilende baby en een paar minuten later verlaat de dorpsdokter samen meteen paar vrouwen het huis. De dokter knikt Luron toe.
"Je hebt een flinke dochter, Luron."; zegt hij lachend.
Luron neemt de hand van zijn zoontje en stapt de hut binnen.
Op hetzelfde moment zijn Sinaron en zijn vrienden aan het trainen in het complex. Plots verschijnt er een halfdoorzichtige man uit het niets.
"Krijger Sinaron, neem afscheid van uw vrienden. U moet zich in de centrale melden voor een belangrijke opdracht."
Sinaron haast zich naar de kamer van Teson en merkt dat Kagin bij hem is. Even aarzelt hij, maar dan loopt hij op hen toe.
"Ik moet weg, vrienden. Onze vreemde weldoener heeft een nieuwe opdracht voor mij."
"Wat? Waarheen."; vraagt Kagin.
"Dat weet ik niet, maar ik zal jullie wel terug zien voor ik vertrek."; lacht Sinaron en haast zich dan naar de centrale.
Teson en Kagin kijken nog even naar de gesloten deur en lopen dan naar buiten. Maar hun vriend is al niet meer te zien. Als Sinaron een tijdje later uit de overbrenger stapt, blijkt hij in een vreemde omgeving te staan. Er staan minstens twintig bedden op twee rijen.
"Dit is de centrale niet"; fluistert hij.
"Sinaron. Kleed u uit en ga in een van die bedden liggen."
"Wat, heer. Waarom?"
"Het is nodig om u voor te bereiden voor uw nieuwe taak."
"Waarom ik? Er zijn...."
"Toch niet. Jij behoort tot het kleine aantal mensen met sluimerende esperkrachten."
"Esperkrachten. Ik, naamloze. Nee, da..."
"Toch wel, Sinaron. Je hebt zwakke telepathische gaven. Daardoor wist jij wat er met uw vader gaande was. Alleen niet bewust. Toch ging jij alleen in de juiste richting. Nog voor het alarm voelde jij je al onrustig al wist je niet waarom. Maar de rapporten wezen uit dat op het moment dat je de eerste onrustige gevoelens kreeg, je vader door Jor-kan aangepakt werd."
"Misschien, maar kan dat niet anders verklaard worden, heer."
"Niet volgens de gegevens. Doe nu wat ik gevraagd heb."
"Ja, heer."; zegt Sinaron en aarzelend doet de krijger wat van hem gevraagd wordt.
Zijn kleren veranderen langzaam van vorm tot ze volledig verdwenen zijn. Dan loopt hij op het dichtstbijzijnde bed toe en gaat langzaam erin liggen. Zodra hij ligt schuift een glas over het bed, waardoor het dadelijk afgesloten. Sinaron probeert het glas omhoog te duwen, maar het lukt niet.
Plots hoort hij de stem van de centrale computer:
"Blijf kalm, Sinaron. Dit is nodig om u voor te bereiden op uw opdracht."
Een paar seconden later verliest hij het bewustzijn.

 

feedback van andere lezers

  • vlaaike
    erg sterk. Ik heb wel een aantal opmerkingen. ALs ik je postadres mag hebben, stuur ik ze je op. Ik heb het verhaal afgeprint om te lezen. Groeten, Vlaaike
  • VickyLievens
    heel goed geschreven.
    leuk om te lezen.
    mooie opbouwing van het verhaal.
    groetjes Vicky
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .