writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Jakira 1 De tempel - Hoofdstuk 7 De jacht

door Jelsi

Jakira heeft een paar uur daarvoor het dorp bereikt en stapt naar binnen, nadat ze haar paard bij de andere paarden vastgemaakt heeft. Als ze het marktplein opstapt, merkt ze echter enkele soldaten op. Onder hen, twee bekenden.
"Genak en Mogon."; mompelt ze
Genak, de leider van het groepje dat haar een aantal maanden geleden bijna doodde, is nu de Seran van een tiental soldaten, die in dienst zijn van een machtige burchtheer.
Ook zij hebben Jakira opgemerkt en schrikken even.
"Dat kan toch niet. Jij had haar toch gedood, met je mes."; stamelt Genak.
"J..ja... I..iik dacht het toch. Misschien is ze het niet, maar iemand die veel op haar lijkt."; stottert Mogon.
"Kom, we halen de anderen. We wachten haar buiten het dorp op. Als ze het toch is, moeten we zeker zijn, dat ze deze maal dood is."; zegt Genak en Mogon volgt hem.
Geen van beiden ziet dat Jakira hen op afstand volgt, terwijl ze hun gedachten peilt.
"Die Genak. Dat is vreemd. Ik scan vreemde impulsen. Het lijkt wel... Ik snapt er niets van. Ik moet het Xan eens vragen, als ik die nog eens zie.'; denkt ze verbaasd.
Op dat moment ziet ze de twee in een soort herberg binnenstappen. Ze wil hen volgen, maar wacht toch even om zeker te zijn. Na een paar minuten komen drie soldaten, die hetzelfde uniform dragen als Genak en Mogon naar buiten. Zij verlaten het dorp langs het noordwesten.
Even denkt Jakira na en lacht:
'Die gaan de weg in het oog houden. Dit dorp heeft maar twee toegangswegen, Vermoedelijk zullen Genak en de anderen straks aan de andere weg mij opwachten. Eerst die drie even onder handen nemen.'; denkt ze.
Dan volgt ze hen het dorp uit en ziet hen aan de kant van de weg post vatten. Onopgemerkt sluipt ze hen voorbij en keert dan terug naar de weg. Fluitend loopt ze dan naar het dorp toe, alsof ze van de andere zijde komt.
De drie kijken verbaasd om, terwijl Jakira naderbij komt.
"He, zou ze dat zijn."
"Het lijkt me onwaarschijnlijk, ze komt van de verkeerde kant, of zou ze......."
"Ja, ze voldoet aan de beschrijving, die Genak ons gegeven heeft."; merkt een andere op."
"Kom, we grijpen haar... Hé, zou ze weten dat we haar hier opwachten."; fluistert een van hen als de jonge vrouw blijft staan.
"Mijn naam is Jakira. Als ik het niet mis heb zoeken jullie mij."; horen ze haar zeggen.
Even kijken de drie elkaar aan en staan dan op.
"Kom, we grijpen haar zelf."; lacht een van hen.
Als de soldaten de weg opkomen, verspreiden ze zich.
"Jullie willen het toch niet alleen proberen."; lacht Jakira.
"Waarom niet... Wat ga jij tegen ons drie ondernemen, vrouw."; grijnst de middelste.
"Dit!!!"; hoort hij nog, voor haar voet hem midden in zijn gezicht raakt.
Kreunend van de pijn wankelt hij achteruit.
De twee anderen zijn voorzichtiger en trekken hun zwaard. Jakira duikt echter naar de grond en haar voet treft een van de twee tegen zijn been. Doorheen de met metaal verweven stof heen, voelt hij de klap en valt op de grond. Haar derde tegenstander heeft minder geluk en voor deze het beseft, stuikt hij bewusteloos op de harde grond. Zijn makker probeert intussen recht te staan, maar zijn been lijkt wel gebroken.
Jakira springt snel op hem toe en haar slag treft hem in de nek. De soldaat voelt plots geen pijn meer als hij het bewustzijn verliest en langzaam opzij zakt. De man die ze in het gelaat stampte, heeft zich intussen herpakt en probeert weg te komen.
De blonde vrouw volgt de soldaat tussen de bomen en haalt hem snel in. Hij draait zich snel om en haalt uit met zijn zwaard. Jakira springt snel terug en rolt tot tegen een boom. De man maakt de fout om haar te volgen. Als hij zijn zwaard naar de blonde vrouw stoot, maakt deze een koprol en het zwaard boort zich in de boomstam. Hij probeert het nog los te rukken. Maar Jakira richt zich achter hem op en hij voelt twee klappen in zijn nek, voor hij naar het land der dromen verhuist.
Snel bindt ze de mannen vast met een touw en dan haast Jakira zich terug naar het dorp.
Ze gaat op het terras van een herberg zitten en bestelt iets te drinken. Genietend van de middag zon blijft ze er een uurtje en staat dan plots op. Snel koopt ze nog een paar etenswaren bij de kraampjes op de markt en gaat dan naar haar paard. De andere paarden zijn weg. Ze bergt alles in haar tas, die achter het zadel hangt en stijgt op.
De Seran en zes soldaten zitten intussen nog steeds verscholen langs de weg, waarlangs Jakira het dorp inkwam. Ze zitten hier nu ongeveer twee uur ongeduldig te wachten. Tot plots
"Seran, ik denk dat ze er aankomt. Ja, het is een meid te paard."
Jakira nadert de plaats waar de Seran en zijn soldaten wachten. De Seran en zijn twee vrienden van vroeger springen te voorschijn, gevolgd door de vier anderen.
Jakira's paard steigert en het meisje valt eraf. Langzaam staat ze recht en kijkt de soldaten aan.
"Herken je ons nog, meid. Deze maal zal een jonge gek je niet komen helpen. Je bent helemaal alleen."; lacht een van de drie.
De Seran kijkt hem met een strenge blik aan en zegt dan:
"Kom Jakira. Als je lief voor ons bent, laten we misschien leven."
"Denk je dat jullie het zo gemakkelijk zullen hebben, Genak. Ik ben niet meer dat meisje van toen."
"Ik ook niet meer. Ik ben nu een meester zwaardvechter, in dienst van Umoen, de koning."
"Umoen, wie…."; vraagt Jakira.
Genak geeft twee van zijn mannen een teken en zij grijpen Jakira vast, maar Jakira verdedigt zich en er klinken twee klappen. Beide soldaten vallen bewusteloos op de grond voor haar voeten.
"Nog een paar, jongens. Langs de andere kant van het dorp liggen er ook nog drie van jullie als worsten gebonden."; lacht ze.
De Seran kijkt haar even aan en beseft dat ze daareven niet opschepte. Even blijft hij verstard staan, alsof hij diep na denkt.
"De jacht, we moeten haar levend vatten. Maar als het niet anders kan, dan dood.."; sist hij dan.
"Ze moest toch ged…."; vraagt Jokro.
"Niet meer. Ze moet deelnemen aan de jacht."; zegt Genak met trillende stem.
Samen met zijn vier makkers trekt hij zijn zwaard en stapt dreigend naderbij. Jakira trekt zich echter niet terug, maar springt op hen toe. Mogon en een andere soldaat worden door enkele snelle klappen uitgeschakeld. Ze voelt vreemde krachten in haar omgeving, waardoor haar concentratie verstoord wordt. Voor ze zich kan herpakken haalt Genak uit en de platte kant van zijn zwaard raakt haar hard tegen het hoofd.
Wankelend zakt ze in elkaar en blijft roerloos liggen
Een van de overblijvende soldaten buigt zich over Jakira...
"Een lekkere meid, Seran."
"Laat haar, Jokro. Ik heb iets beters voor haar, we nemen haar mee naar de burcht. Ze vecht goed."; zegt Genak bevelend.
"Wat!? Ik dacht dat we haa.."; roept een van zijn vrienden uit.
"Nu niet. Ze moet aan de jacht deelnemen. Jokro, ga die drie idioten aan de andere zijde van het dorp bevrijden en stuur hen in de burcht naar mij toe."
"In orde Seran."; antwoordt Jokro en begeeft zich op weg.
Vele uren later komt Jakira bij en merkt dat ze op de grond ligt. Achter haar is een stenen muur. Vier soldaten komen plots dichter bij. Ze herkent Genak, Jokro en Mogon. De vierde kent ze niet. Genak snijdt haar boeien los en Jokro en Mogon trekken haar rechtop.
Ze voelt nog steeds de vreemde krachten, die haar lijken te verzwakken. Alleen weet ze niet goed wat het is. Genak geeft een teken en de twee sleuren Jakira mee doorheen verschillende gangen en dalen dan een trap af. Even later houden ze halt voor een deur.
"Kleed haar uit."; beveelt Genak, terwijl Jakira voelt dat de verlammende krachten nog steeds toenemen.
'Het lijkt, Ja... Het komt van Genak. Hoe???.. Is hij een esper.'; denkt ze, terwijl ze zich niet meer kan verzetten.
Mogon laat haar los en scheurt haar kleren van haar lichaam.
"Niet mis, meisje. Je bevalt mij nog meer, dan enkele jaren geleden."; lacht Mogon.
Jakira staart hem woedend aan, maar houdt zich in. Ze wil eerst weten wat ze bedoelen met de jacht.
Mogon lacht.
"De rest ook."; sist hij.
Jakira maakt haar riem los en doet een stap achteruit. Dan opent de vierde man de deur en Genak geeft Jakira een duw. De jonge vrouw valt achteruit en rolt over de vloer van de cel. Ze kreunt even als ze tegen de muur botst. Dan slaat de deur terug dicht. Langzaam richt ze zich op en voelt ze haar krachten langzaam weerkeren en kijkt om zich heen. De soldaten verwijderen zich. Jakira's kleren door een bewaker opgeraapt en in een donker gat gesmeten. Terwijl ze naar beneden vallen, verdwijnen ze plots; Jakira merkt in de cel dat er tegenover elkaar twee deuren zijn.. Dan ziet ze een vuil groenhuidig meisje op haar toe kruipen. Ook dit meisje is naakt.
"He, een oude bekende, welkom in dit paleis."; lacht ze.
"Quana? Hoe kom jij hier"; vraagt Jakira.
"Hebben ze jou ook gegrepen."
"Ja, maar ik ben hier omdat ik wil weten wat ze met de jacht bedoelen."
"Daar zouden wij aan deel moeten nemen, heb ik gehoord. Maar waaruit de jacht bestaat, weet ik nog niet."
"Wie zijn je vriendinnen?"; vraagt Jakira.
"Dit zijn Dihona, Sorni, Tara en Rayna."; antwoordt de groenhuidige, terwijl ze op de vier anderen wijst. "We zitten allen in hetzelfde schuitje."
'Heb je al esper-krachten gebruikt.'; vraagt Jakira telepathisch.
'Heb geprobeerd om contact op te nemen met Dargo, maar dat is mij niet gelukt.'; denkt Quana.
'Was jij ook onderweg naar Jorgank.'
'Ja, ik was met Dargo en Iljane, een jonge vrouw op onderweg. Maar tijdens de laatste storm raakte ik hen kwijt en viel toen in handen van die soldaten. En zo belandde ik hier.'
'Gelukkig hebben de soldaten geen enkel idee van onze krachten.'
'Dat klopt, Jakira. Is het geen tijd dat we onze krachten aanspreken. Voor ze het beseffen zijn wij hier al buiten. Alleen durfde ik het nog niet, maar nu we met twee zijn, kunnen we.."
'Nee, Quana. Voorlopig kunnen we beter hier blijven. Ik hoorde hier spreken van de jacht. Wat ze daar mee bedoelen, wil ik eerst ontdekken.'
'Okee, Jakira. We blijven nog even, maar dat ze niets proberen of ze zullen me leren kennen.'
'Ik denk niet dat, dat nodig zal zijn. Tot de jacht moeten we alleen maar trainen om in goede conditie te zijn.'
Even kijkt Jakira naar de vier anderen, die niets van dit telepathisch gesprek gemerkt hebben, en zegt:
"Okee, laat ons dan maar gaan slapen."
De volgende morgen wekt Dargo de drie anderen en ze maken zich klaar om verder te trekken.
"Waar zou Jakira blijven?"; vraagt Janoro zich.
"Misschien is ze in het dorp blijven slapen. Jij kunt het beste eens daar eens gaan kijken, Janoro. Ik moet onze twee vrienden hier naar de burcht begeleiden. Jakira kan mijn gedachten peilen, dus over een paar uur zien we jullie beiden wel terug."; zegt Sinaron.
"In orde. Ik hoop dat er niets gebeurd is."
"Kom, we gaan."; zegt Sinaron en geeft zijn twee vrienden een teken.
Dargo en Ijane volgen Sinaron, terwijl Janoro hen nakijkt tot ze over de heuvel verdwijnen, dan stijgt hij op zijn paard en rijdt in de richting van het dorp. Maar plots hoort hij een paard naderen. Als hij het herkent, schrikt hij hevig. Het is alleen Jakira's paard, van de jonge vrouw is nergens iets te zien. Hij grijpt het dier bij de teugel en rijdt verder naar het dorp. Hier vindt hij een man die een aantal soldaten gezien heeft.
"Ze voerden een jonge blonde vrouw als gevangene met zich mee."; vertelt hij.
Janoro rijdt snel achter de soldaten aan, maar zij hebben hun doel al bereikt. Als hij over de weg in de richting van de burcht rijdt, hoort hij plots zijn naam roepen.
Hij houdt beide paarden in en kijkt om. Dan herkent hij Sinaron en de anderen. Snel vertelt hij hen wat hij te weten gekomen is. Maar met hun vieren de burcht binnendringen, dat lijkt wel onmogelijk. Dargo is intussen al wel te weten gekomen dat het spel over drie dagen zal plaatsvinden.
"Tot zolang zal er wel niets gebeuren met de twee meisjes."; beëindigt Dargo zijn verslag.
"De meisjes. Pas maar op, Jakira is geen zacht eitje. Ze heeft al een paar, zware misdadigers hun verdiende straf gegeven.": glimlacht Sinaron.
"Wat.. Jakira heeft.."; schrikt Iljana.
Sinaron knikt en kijkt de anderen één voor één aan.
Intussen schijnen ook de eerste zonnestralen al enige tijd in de cellen onder de burcht binnen. Jakira is als eerste wakker en kijkt even naar de anderen. Ze voelt zich al veel beter. Langzaam draait ze zich op haar rug en concentreert zich. Haar gedachten dringen door de muren en verlaten uiteindelijk de burcht. Steeds verder en verder verwijderen haar telepathische gedachten tot ze plots een gedachte aan Quana opvangt. Snel verandert ze van richting en herkent het gedachtepatroon van Dargo. Juist als ze contact wil opnemen hoort ze een geluid aan de deur en schrikt wakker. Op hetzelfde moment draait de deur, tegenover de deur waardoor ze binnengesmeten werd, open. Vijf gewapende soldaten komen de cel binnen.
"Sta op. En snel." beveelt een van de twee.
De zes jonge vrouwen staan op en worden door de soldaten naar buiten geduwd. Even later staan ze voor een ondiep waterbad.
"In het water. Ik wil dat jullie proper aan de training beginnen. Jullie zijn veel te smerig."
De zes meisjes stappen erin en dompelen zich helemaal onder. Na een minuut of twintig worden keren de soldaten terug en hun kapitein zegt bevelend:
"Eruit en volg ons."
De zes jonge vrouwen stappen uit het koele water en lopen door de soldaten omringd naar een voertuig met een kooi erop. Twee andere mannen komen op dat moment uit een klein gebouw op hen toe. Eén van de twee werp dan kleren voor de voeten van de vrouwen.
"Trek ze aan."; klinkt een nieuw bevel.
"Mogen we ons niet afdrogen."; vraagt Tara.
"Afdrogen.. haha… Trek die kleren aan, meid. Het is warm genoeg. Jullie drogen zo ook wel."
Jakira raapt twee bruine lappen stof op en slaat het grootste om haar heupen en maakt het op haar zijde vast. Quana en de vier anderen doen hetzelfde. In het tweede stuk is een gat en na even zoeken, terwijl de mannen lachen, vindt ze toch de juiste oplossing. Ze steekt haar rechterarm door het gat en maakt de twee uiteinden onder haar linkerarm vast met een knoop.
"Niet slecht, Vrouw. Je hebt het snel gevonden. Nu de kooi in en snel."; sist een van de twee mannen, terwijl de andere op de bok kruipt.
Quara wil ook nog iets, maar besluit na een blik op Jakira, om maar te zwijgen en volgt de anderen. Als laatste stapt ze de kooi in. Met een ruk zet de wagen zich in beweging. Meer dan een uur duurt de tocht doorheen de stad, waar ze bespot worden, door de inwoners. Sommigen werpen zelfs fruit naar de kooi. Jakira zucht opgelucht als ze recht naar een grote poort toerijden.
"Ik denk dat we er zijn"; fluistert ze en wijst in de richting van de poort.
Nadat de poort achter hen gesloten is, moeten ze uitstappen. Op de muren en de binnenplaats staan soldaten met gulzige ogen toe te kijken, als de naakte vrouwen van de wagen stappen. Onder leiding van de kapitein brengen de soldaten hen naar een binnenplaats, waar ze op een rij moeten gaan staan. De viif soldaten vatten aan de kant van de binnenplaats post.
Nu mogen jullie lekker een paar rondjes lopen. Want over drie dagen rennen jullie voor je leven."
Terwijl de vrouwen in een cirkel rondlopen, zegt de man:
"Sneller. Op dit tempo zijn jullie binnen de eerste honderd meter dood. Sneller."
Een tiental rondjes later, roept hij plots:
"Stop!!!! Allemaal op een rij. We gaan enkele spieroefeningen doen. En doe deze maal nog meer jullie best."
Intussen observeren Sinaron en zijn vrienden het leven buiten de burcht, maar het levert hen niet zoveel op. Alleen de wetenschap, dat ze met hun vieren nooit tot binnen de burcht kunnen geraken. De bewaking is zeer streng. Overal zijn patrouilles.
"Dan kunnen we alleen maar wachten tot de jacht begint. Als de kans zich voordoet moeten we snel ingrijpen."; zegt Sinaron ontmoedigd.
"Als ze hen maar niet doden."
"Nee, Ijane. Volgens de soldaat die ik daarstraks omkocht, krijgen ze wel een zware training, maar ze worden redelijk goed behandeld. Ze moeten in goede fysieke vorm zijn, anders is de jacht niet van tel voor de jagers."
"Dat klopt, vrienden. Deze morgen trachtte Jakira telepathisch contact op te nemen"; merkt Dargo plots op.
"Wat heb je, contact met Jakira gehad."; zegt Sinaron.
"Ja, , maar voor ze iets kon meedelen werd het contact verbroken. We konden geen gedachten meer uitwisselen. Ik voelde dat alles met haar een ook Quana in orde was."
"Zijn ze bij elkaar?"; vraagt Iljane.
"Dat weet ik niet. Daar was het contact te kort voor."; antwoordt Dargo.
Dan kunnen we alleen nog maar wachten en hopen dat ze ons hier niet ontdekken. Voor hen gaat de tijd traag voorbij, maar Jakira en haar lotgenoten liggen s'avonds uitgeput in de cel te slapen.
Ook de volgende dag moeten ze opnieuw zwaar trainen. De jonge vrouwen zijn opgelucht als ze op de laatste dag kunnen gaan slapen. Maar ze zijn te onrustig, waardoor ze pas na enige tijd in slaap vallen.
'Als ik nu eens probeerde te teleporte..... Nee, als het mislukt breng ik de anderen misschien in gevaar.'; denkt Jakira.
"Jakira, wat wil je doen. Kan jij teleporteren?"
"He o, ben jij het. Quana. Heb je mijn gedachten gevolgd."
"Ja. Kan je het"; antwoordt de roodharige nog steeds fluisterend.
"Misschien wel Quana, Volgens Xan wel, maar het leek hem beter om niets te forceren. En daarbij het lijkt me beter om meer over die jacht te ontdenken."
Heel vroeg in de morgen worden ze gewekt en soldaten leiden hen door verschillende gangen naar buiten. Daar worden ze samen met zeven andere meisjes in een kar geduwd. Dertien ridders, waar onder de Seran en zijn twee vrienden, rijden te paard met de kar door de poort. Ze worden door twee karren gevolgd. Een van de twee is met grote honden gevuld.
Sinaron en zijn vrienden zien de karren voorbij rijden, maar beseffen niet dat dit de kans waarop ze al dagen wachten. Jakira en Quana voelen zich opnieuw heel zwak en kunnen zich niet concentreren. Jakira denkt de reden te weten, maar weet nog niet hoe het kan.
Genak straalt een vreemde straling uit, die hun krachten verlammen. Hoe zeer ze het ook probeert om opnieuw in telepathisch contact te komen met Sinaron of een van de anderen... Het lukt haar niet.
Na een paar kilometer draaien ze af naar het westen. Honderd meter verder wachten drie vrouwelijke ridders, ze stoppen en de meisjes moeten uitstappen.
"Op een rij, meisjes. En snel."; zegt de leidster.
De meisjes gaan op een rij staan. Uit de derde kar stappen op dat moment zeven jongemannen tussen de vijftien en de negentien jaar oud. Zij moeten in de rij naast de meisjes aanschuiven.
"Zo dat is beter. Nu kunnen we beginnen."; lacht een van de ridders.
"Okee, luister goed. Jullie krijgen een paar minuten voorsprong. Dan gaan wij jullie lekker opjagen. Als jullie de rivier, die ongeveer 10 kilometer verder ligt, bereiken, dan zijn jullie vrij, tot een van jullie ooit weer in onze handen valt. Maar pas wel op, alleen de richting van de rivier is vrij. Alle andere richtingen worden bewaakt en de soldaten zijn met pijl en boog gewapend."; zegt de leider.
"Jullie voorsprong is aan het slinken, meiden. Maak dat jullie wegkomen......"; lacht de Seran.
De dertien vrouwen kijken elkaar even aan en rennen dan, samen met de jongemannen, het bos in.
Intussen bereiden de ridders zich voor. Aan hun riem hangt een middenlang zwaard en ze hebben elk een boog mee. Ongeveer vijftien minuten later rennen ze hun prooien achterna. Ieder van hen heeft een speurhond bij zich en een kledingstuk van hun prooi.
Jakira, Quana en twee van haar celgenoten, drie jongens en twee andere meisjes zijn bij elkaar in een grot en vinden een uitweg langs de andere zijde van de berg. Maar ze hebben veel tijd verloren met het zoeken naar een uitweg.
Jakira gaat alleen terug en veroorzaakt telekinetisch een instorting in het midden van de gang.
Dan probeert ze Dargo telepathisch te bereiken. Ze peilt steeds verder tot ze plots een contact heeft met een jonge vrouw. Haar naam is Iljane. Uit haar gedachten kan ze opmaken dat Janoro, Dargo en Sinaron bij haar in de buurt zijn. Op dat moment ontdekt de vrouw haar gedachten en wil zich snel afschermen.
'Quana.'; seint ze nog, het contact verbroken wordt.
Het meisje probeert dan maar opnieuw en zucht opgelucht als Iljane haar gedachten weer opengesteld heeft. Snel brengt ze haar telepathisch op de hoogte van hun toestand. Jakira deelt haar mee dat zij en Quana, hen over enkele dagen in het dorp zullen ontmoeten.
"Jakira. Kom je.... We moeten verder.; zegt Quana op dat moment.
"Ik heb jou vriendin Iljane op de hoogte gebracht van onze toestand. Zij wacht ons, met de anderen, in het dorp op als we hieruit komen.."; legt Jakira uit, terwijl ze haar vriendin volgt.
"Heb jij contact met Iljane gehad?"
"Ja, daar even. Kom, we volgen de anderen.
Hun vijf achtervolgers zijn intussen, door de instorting, voor enige tijd, het spoor bijster geraakt. Zij moeten omheen de heuvel trekken. Jakira en de acht anderen hebben intussen hun vlucht naar de rivier verder gezet. Plots blijven ze verrast staan. Een van de andere meisjes ligt in het gras. In haar dij steekt een pijl. Jakira onderzoekt haar en merkt dat de pijl met een zwaar verdovend middel ingesmeerd is. Een veertigtal meter verder ligt nog een meisje. Ook zij is verdoofd, zij heeft een steekwonde in haar zijde.
Terneergeslagen trekken onze vriendinnen verder in de richting van de rivier. Aan de voet van een heuvel ligt een derde meisje. Haar beide benen zijn allebei door een pijl doorboord. Enkele meters van haar ligt een jongeman. Hij is drie maal licht door een zwaard geraakt, maar blijft toch doodstil op de grond liggen.
"He, horen jullie dat ook."; zegt Anon, een van de jongens.
De anderen kijken om zich heen.
"Ja, het komt van daar."; merkt Quana.
Ze lopen in de richting van het geluid en blijven plots verrast staan. Een drie-tal soldaten hebben de twee meisjes, die onze vrienden eerst verdoofd vonden tot bij een waterplas gesleept. In deze waterplas zitten drie op kwallen lijkende wezens.
"Ha, wat is dat? Ze veranderen van vorm."; zegt Tara.
"Ssst.. straks horen ze ons nog."; fluistert Jakira.
Ook de anderen zien het. Twee van de kwalwezens nemen de vorm aan van de bewusteloze meisjes. Dan stappen, ze uit het water. Twee soldaten hebben intussen de kleren van beide meisjes uitgetrokken en geven deze nu aan hun evenbeelden.
"Wat gebeurt hier?"; fluistert Quana.
"Als ik dat eens wist…. Maar we moeten het zien uit te vissen."; merkt Jakira op.
"We hebben ze nog twee."; horen ze een van de soldaten zeggen.
"Haal ze naar hier. Ik breng deze twee naar de brengplaats."; zegt het derde kwalwezen.
"In orde. We zien jullie over enkele minuten hier weer."; zegt een soldaat.
"Kom, we zijn hier weg, voor ze ons opmerken."; fluistert Quana.
Even later maakt het groepje zich gebukt uit de voeten. Pas als ze ongeveer honderd meter verder zijn, durven ze zich oprichten en kijken elkaar niet begrijpend aan.
"Wat is hier gaande?"; vraagt Otan, een andere jongeman.
"Dat weet niemand van ons op dit moment."; antwoordt Jakira.
"We moeten verder, vrienden. He, wat…"; merkt Tara op.
Dan horen ze allemaal enkele kreten en laten zich in het gras vallen. Even blijven ze liggen, maar dan sluipen naar de bomen toe. Dan verstarren ze. Voor hun ogen wordt Sonara een achttien jarig meisje in het nauw gedreven.
"Neee... stop dan toochhh. Ik heb niets gedaan."; horen ze haar smeken.
Jakira en haar vriendinnen sluipen dichterbij. Dan geeft de blonde vrouw het sein en voor de mannen het beseffen zijn ze uitgeschakeld. Ze nemen de wapens van de drie mannen mee en maken dat ze wegkomen. Jakira heeft een zwaard, terwijl de anderen de drie bogen nemen.
Jakira onderzoek de wapens en beseft dat ze allemaal in een verdovend middel gedompeld zijn. Ze snappen er niets van.
Plots merken ze twee mannen op die een meisje achtervolgen. Het meisje heeft een pijl in haar schouder steken. Het is Rayna, een van de vier meisjes die bij Jakira in de cel zaten. Omdat de mannen het meisje niet kunnen inhalen, laten ze hun honden los. Deze schieten dadelijk hun prooi achterna.
Maar tot de verbazing van Jakira en haar vrienden vallen de dieren het meisje niet aan, maar drijven haar terug naar beide achtervolgers.
Jakira geeft de anderen een teken en de groep sluipt in verschillende richtingen tussen de bomen naar beide soldaten toe.
Een van de mannen slaat het meisje, dat voor hem bleef staan, tegen de grond.
"Die zal een goede aanwinst zijn voor onze plannen. X-kon. Kom, we brengen haar naar de rivier.
Maar het meisje is niet bewusteloos en stampt plots tegen zijn benen. De man valt op de grond. De anderen man is echter sneller en slaat het meisje in haar maag, waardoor ze dubbelklap. Dan geeft hij haar met een mes een lichte snede aan de schouder. Het meisje wankelt even en stort dan als een blok ineen.
Op dat moment springen onze vrienden uit het struikgewas. De man op de grond rolt snel opzij en grijpt naar zijn wapen. Maar Tara geeft hem geen kans. Haar pijl treft hem in het hart. De andere maakt dat hij wegkomt. Maar hij wordt door twee pijlen in zijn rug getroffen en valt dood neer, terwijl hij een luidde kreet slaakt..
Onze vrienden nemen de wapens van de twee doden mee en zetten hun tocht naar de rivier verder. Als ze zo ongeveer driehonderd meter afgelegd hebben horen ze plots gelach en wapengekletter.
Terwijl de groep zich tussen enkele bomen verstopt, gaan Jakira en Quana eens kijken. Op de open plek zien zij een jongeman met een stok gewapend tegen een ridder vechten. Twee anderen kijken lachend toe. Tegen een boom zien ze een meisje, dat een ridder kust en zo te zien heeft zij er plezier in.
Plots ziet Jakira haar hand omhoog flitsen en met een mes naar beneden steken. Het staal boort zich in zijn keel en na een korte stuiptrekking, blijft de man doodstil liggen. Maar de twee, die stonden te lachen, hebben zijn doodsgerochel gehoord en grijpen hun wapens. Het meisje probeert nog te vluchten, maar met een slag slaat de man haar hoofd eraf.
"Zo, jij bent er geweest, vuil serpent."
De jongeman staart echter verstard naar het hoofd van het dode meisje en vergeet even zijn verdediging. Dat is zijn noodlot. Hij beseft het pas als het staal door zijn borst gestoten wordt.
Langzaam zakt hij op de grond en valt dan voorover.
"Ik denk niet, dat Yavar tevreden zal zijn met hun dood, Jokro."; zegt een van de mannen.
"Ik weet het, maar ik werd zo woedend, toen ze T-kar doodstak."; antwoordt de andere.
"Dat zal niet veel uitmaken, Jokro. Met hem erbij zijn er al drie van jullie, die er geweest zijn."; zegt een stem plots achter hen.
Verbaasd draaien de twee zich om. Ze schrikken wel even als ze zien dat de meisjes gewapend zijn. Jokro, die het meisje onthoofde, grijpt zijn wapen stevig vast en stapt op de meisjes toe. De drie jongemannen kunnen van het groepje het beste met de bogen omgaan. Zij staan tussen de bomen verborgen. Zij dienen als rugdekking.
"O, meisje... Wil jij het alleen tegen ons beiden opnemen."; lacht de man.
"Nee, moordenaar. Tegen dat je makker zijn wapen in de hand heeft, ben jij er al geweest."; sist Jakira en weert met gemak zijn eerste slag af.
Dan gaat ze zelf in de aanval en door een harde slag van Jakira vliegt de hand met het zwaard van de man opzij en Jakira draait bliksemsnel om haar as en steekt toe. Haar zwaard dringt in de borst van de man, die een vreselijke kreet slaakt. Schokkend valt hij op de grond. De andere krijger valt Jakira aan, maar zij heeft hem al opgemerkt en vangt de slag op met haar zwaard. Zo snel ze kan weert ze zijn woeste aanvallen af.
"Zo nu praat je al minder, he meid. Mijn maat kon je de baas, maar ik ben voorbereid."
"Ken je mij niet meer, Jokro."; zegt Jakira met een glimlachje op haar lippen.
"Nee, wacht eens… Ja, toch wel. Jij bent die Jakira, die Mogon….."
"Dat klopt. En jij bent niet meer dan een moordenaar."
"Nee, Jakira. Ik sta in dienst van Yavar, zoals mijn vrienden Genak en Mogon."
"Yavar. Ik dacht Umoen, de koning jullie meester was."
"Umoen is dood, Jakira. Yavar heeft zijn gedaante aangenomen en heerst nu over deze streken."
Even kijkt Jakira de krijger verbaasd aan.
"Yavar dus."; fluistert ze.
"Genak en ik behoren tot het nieuwe ras dat deze planeet zal bevolken. Mogon wordt vandaag in dit ras opgenomen."
"Het nieuwe ras. Welk ras..;" fluistert Jakira.
"De Oekas. Wist je dat nog niet, uitverkorene."
"Nee, wat is hier gaande?"
"Het spijt me, Jakira. Ik heb al teveel gezegd. Nu wordt het tijd om jou te verdoven, zodat mijn lotgenoten jou lichaam kunnen overnemen."
"Overnemen. Wat bedoel je?"
"Dat zal je nooit weten, uitverkorene."
Jakira kijkt hem plots aan en heft haar zwaard omhoog.
"Zo gemakkelijk zal ik het je niet maken, Jokro."
"Laat je wapen maar vallen, je hebt toch geen enkele kans."
Even voelt Jakira zich plots moe worden.
'Ook een soort esper.'; denkt ze, terwijl ze hem ziet grijnzen.
Ze verzamelt snel al haar krachten en valt hem zonder iets te zeggen aan. Maar met zijn schild slaat hij al haar aanvallen af. Hoe hard Jakira ook probeert, met al haar aangeleerde trukjes, het lukt haar niet om door zijn verdediging te dringen. Dan slaat Jokro plots toe. Door de harde slag, verliest de blonde vrouw haar zwaard. Haar vrienden schrikken en kijken dan verbaasd toe hoe de jonge vrouw en slag met haar blote arm opvang.
Verbaast staart Jokro haar aan.
"Wat??? Hoe... Dat kan niet.."; stamelt hij.
Jakira maakt echter van de gelegenheid gebruik en haar hand schiet vooruit. Een luidde slag klinkt over de plek, als haar hand doorheen zijn schild stoot. Een ruk en de man is zijn schild kwijt.
Jokro grijpt dan zijn zwaard met twee handen vast. Maar Jakira duikt opzij en slaat naar het zwaard. Haar hand botst zo hard tegen het plat van het wapen, dat het uit zijn hand vliegt. Maar de man geeft zich niet gewonnen en grijpt Jakira plots vast, terwijl hij een mes trekt.
Dan steekt hij toe en het wapen gaat zonder tegenstand doorheen haar borst en boort zich in de zijne. Verbaasd staart hij naar het wapen, dat uit zijn borst steekt en kijkt dan naar Jakira, die voor hem staat te lachen. Langzaam valt hij voor haar voeten in het gras. Op hetzelfde moment hoort ze een gekraakt en Jakira kijkt verbaasd naar Jokro, die langzaam in een vormloze brij verandert.
"Hoe deed je dat, Jakira."; vraagt Quana verbaasd, terwijl ze naar het gat in Jakira's kleed staart.
Jakira steekt haar vinger door het gat en glimlacht.
"Dat weet je toch wel, Quana. Ik kan mijn lichaam van materie veranderen. De eerste maal in een soort metaal, de tweede keer een gasachtige stof."
"Wat??? Ja, dat wist ik, maar dat mes ging door je heen."
"In het complex hebben jij en Dargo toch ook Esper-training gehad."; fluistert Jakira.
"Ja, maar buiten gedachten lezen en kleine wonden genezen, heb ik nog niet veel bereikt."
"Dat komt nog wel, Quana."; zegt Jakira.
"He, Jakira. Weet jij wat is?"; vraagt Tara.
Jakira kijkt om en kijkt even naar de andere vormloze brij, waarheen het meisje wijst.
"Dat is zoiets als deze, hij noemde zichzelf een Oeka. Maar wat dat voor iets is weet ik ook niet."
Quana kijkt even op de brij, die ooit Jokro was neer en zegt:
"Zag dat er als een mens uit. Als ik het niet zelf gezien had, zou ik het nooit geloven."; fluistert ze.
"Laat ons verder gaan, vrienden. Maar wees op jullie hoede."
"Okee, Jakira. Laat ons gaan."
Het groepje volgt Jakira, terwijl ze spiedend de omgeving in het oog houden. Maar als ze twee uur later de rivier naderen, klinkt plots een stem achter hen.
"Ha, ha. Daar zijn jullie. De enige die zover kwamen."
Jakira draait zich om en herkent de Seran.
"Ren verder naar de rivier. Ik hou hen wel op...."; fluistert ze en haar vrienden rennen verder, terwijl Jakira door twee soldaten aangevallen wordt.
Ze heeft er echter niet de minste moeite mee. Een van de twee slaat ze gewoon de lucht uit zijn longen en hij rolt achterover de heuvel af naar de rivier toe. De andere geeft ze een harde klap tegen zijn hoofd, zodat hij bewusteloos neerstort.
"Nu is het mijn beurt. Jij bent te gevaarlijk voor ons om te blijven leven."; hoort ze plots een stem zeggen.
Dan staan Genak en Mogon voor haar. Ze trekt haar schouders op en spot:
"Jokro heeft al geboet. Jullie zijn nog met twee."
"Geboet, voor wat."
"Wat weet je dat niet meer?"; vraagt Mogon.
"Wat zou ik moeten weten, soldaat."; sist Genak.
"He, Genak. Ik ben je vriend. Dus...."
"Mijn vriend, je was de vriend van Genak, de moordenaar, die dolgraag een groot soldaat wou zijn. Jij, Mogon telt niet mee, jij hoort nog niet bij ons."
"Wat, wie ben jij dan?"
"Kijkt maar naar het meer, Jakira. Je wilt de reden weten waarom jij je zo zwak voelde. Dat was ik en ook mijn rasgenoten, die zich nu nog in het meer bevinden. Wij neutraliseren uw levenswil, waardoor jij steeds zwakker wordt. We kunnen je zelfs doden, alleen maar door het te willen."; legt Genak uit.
Jakira kijkt om en schrikt als ze de kwalachtige wezens ziet. Enkele van hen zijn half vervormt en Jakira herkent enkelen van haar groep. De echte ziet ze bewusteloos op de oever liggen. Enkel Quana wordt niet gekloond. Zij staat roerloos op de oever naar Jakira en Genak te kijken.
"Nee, Jakira. Ze zijn niet dood. Hun lichamen worden later opgebaard in een soort cocon op een geheime plaats. Mijn volk de Oekas heeft hen nodig om hun vorm in stand te houden. De meeste belangrijke mensen in dit koninkrijk zijn al overgenomen en de anderen zullen volgen. Deze stappen zijn nodig om deze planeet aan onze levensbehoeften aan te passen. Je moet begrijpen dat mijn volk afkomstig is van een planeet waar een heel ijle zuurstof atmosfeer heerst."; gaat Genak verder.
"Waarom zijn jullie hier?"; vraagt Jakira dan, terwijl ze zich steeds zwakker voelt.
"Onze thuisplaneet had duizenden jaren geleden te kampen met een overbevolking. Daarom werden eerst enkele planeten gekoloniseerd en moesten we verder gaan en zo kwamen we hier. Nu is deze planeet aan de beurt. Jij, Quana en nog een paar anderen vormen een gevaar voor ons."
"Quana en ik. Waarom?"
"Jullie gaven... Eerst dachten we nog dat we jullie konden gebruiken, maar nu blijkt dat onmogelijk."
"Gebruiken!!!"
"Ik neem jou wel voor mijn rekening. Quana laat ik aan mijn volk over.."
Jakira schrikt en kijkt naar Quana, die nog steeds als verlamd naar haar staat te kijken op de rand van de rivier..
"Kijk maar goed, Jakira. Over een paar seconden wacht je hetzelfde lot.
"Quana!!!"; roept Jakira uit, maar het is te laat.
Een van de kwalwezens richt zich achter de jonge vrouw op en een deel van zijn lichaam verandert in metaal.
Jakira ziet plots vier scherpe stalen spiesen uit zijn lichaam naar Quana schieten. De rug van haar vriendin wordt op vier plaatsen doorboord en de spiesen trekken zich dadelijk terug in het lichaam van de kwal, die terug in het water verdwijnt. Quana wankelt achteruit, terwijl bloed uit haar mond en uit de wonden loopt. Dan valt ze achterover in het meer.
Even fluistert Jakira, met ingehouden woede:
"Quana, daar zullen jullie allen voor boeten."
Dan keert ze zich met een ruk om naar Genak, die hierdoor even verrast wordt. Maar dan stuurt hij al zijn kracht naar de blonde vrouw. Jakira voelt de zwakte weer in zich opkomen en ziet de armen van Genak plots veranderen in scherpe punten.
Ook Mogon, die opnieuw schrikt.
"Wie of wat ben jij?"
"Een van de toekomstige heersers van deze planeet."; lacht Genak.
Voor Jakira iets kan doen werpt Mogon zich op zijn vroegere vriend, maar hij bereikt hem niet. Een arm van Genak doorboort zijn borst en de man valt naast Jakira op de grond. De grond onder zijn lichaam kleurt rood.
"Ik hoo..pte m.ijn sch.uld uit h.et verle. Go.oed te ma.k.en, maa.r mi..ss.lu.."; stamelt hij nog, maar dan valt zijn hoofd achterover en een laatste schok door zijn lichaam.
"Nu is het uw beurt, Jakira."; sist Genak en steekt toe.
"Dan kreunt hij van de pijn als zijn stalen armen afbreken op het gepantserde lichaam van Jakira.
"Snel vormt hij zijn armen weer om naar menselijke armen en merkt dat zijn handen afgebroken zijn.
"Ik ben ook een transvormer, Oeka."; sist ze en steek toe.
Haar armen dringen doorheen zijn lichaam en terwijl hij een afgrijselijke kreet slaakt, valt zijn lichaam in stukken uit elkaar. Jakira draait zich om en rent naar het water toe.
Plots schrikt ze. Een van de Oekas. Spuit iets geel op haar toe. In een reflex probeert ze opzij te springen, maar het is te laat. Ze wordt door de gele stof geraakt en krimpt in elkaar van de pijn. Haar huid verschroeit voor haar ogen. Even wankelt ze, maar dan valt ze achterover en blijft roerloos liggen. Haar ogen kijken star naar de lucht, terwijl haar huid meer en meer verschrompelt.
"Spijtig dat we die twee moesten doden. Ze waren een grote aanwinst geweest."; zegt een van de Oekas.
"Dat was veel te gevaarlijk. Met hun krachten hadden ze zich misschien uit onze cocons kunnen bevrijden en dan... Nee, het is beter zo."; merkt een andere op.
"Nu die andere drie nog."
"Daar zorgt Gorok wel voor. Hij zal hen wel naar hier brengen. Eerst krijgen ze de resten van Jakira en Quana te zien, maar dan moeten ze gedood worden."
Tijdens dit gesprek hebben ze echter niet gemerkt, dat het lichaam van Jakira dichterbij het water ligt. Opnieuw verheft het zich een paar centimeter van de grond en zweeft nog meer naar het water toe. Als ze bij de vijfde poging boven het water hangt, merken de Oekas het en grijpen snel in. Hun telekinetische krachten houden het lichaam vast, maar ze kunnen het niet dichter bij de kant brengen. Plots beginnen ze hun greep op het lichaam te verliezen.
"Kijk, haar armen, haar bovenlichaam en de helft van haar linker been zijn al weggevreten. Laat de rest maar in het water vallen, over enkele ogenblikken is er van haar niets meer over."; roept een Oeka.
Ook de anderen hebben het gemerkt en trekken hun telekinetische krachten terug. Jakira's lichaam, of wat er nog van over is, valt met een luidde plons in het water en zinkt dadelijk naar de diepte.

 

feedback van andere lezers

  • VickyLievens
    Uitstekend geschreven.
    heerlijk om te lezen.
    Groetjes Vicky
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .