writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Nadia

door bellehelene

Dag 1
Het brandt vanbinnen, is het goed? Ik weet het niet. Ik had me voorbereid op de mogelijkheid jou te zien, had me voorbereid voor zover mogelijk niet weg te lopen en tot mezelf te komen. Je was er niet. Ontspannen, licht teleurgesteld luister ik naar dingen die ik niet verstaan kan, maar ik tracht, al is het maar één ding, te onthouden, te horen. Misselijk van de woorden, de sfeer van de mensen die dichter zitten dan anderen. Ik voel de beklemmende hand van mijn vader, hij is er niet, maar de mogelijkheid van zijn komst is even bedreigend zowel voor mij, als voor de vol spanning wachtende dwazen. Ik zie de man voor me bij elk geluid schichtig naar de deur kijken, ik zie de man naast me ver voorover leunend staren naar die deur, die uit mijn hoek onzichtbaar is. Ik klem me tegen de muur, het tafeltje port in mijn zij, ik zie hoe ik kijk naar hun en sympathie voel, ook jaloezie voor hun verschrikkelijke naïviteit die bij elke beweging geuit wordt in mijn ogen. Ik trek mijn knieën langs het tafeltje op, en krimp licht ineen bij de gedacht aan hun overgave. Mijn ogen zien zowel hen als mezelf en de angst voor beide. Ik tracht iets te horen, voel me vol van woorden, die nog steeds leeg zijn, ik kan ze niet zeggen, ze niet denken. Ik kan ze niet elders plaatsen dan in de ruimte waar ik zit en wanneer ik straks de ruimte verlaat, zal ik de woorden en gedachten plaatsen in een ruimte die in mijn hoofd even onbereikbaar is (momenteel). Ik kijk naar mijn zus en zie haar blazen, licht gefascineerd over de kronkel in haar ooglid, staar ik eindeloze seconden naar haar. Ze kijkt op, en de kronkel vervormt zich tot een blik, die ik niet negeren kan. Ik glimlach, zij draait weg, en is gerustgesteld door een kronkel van mijn lippen.
We verlaten de ruimte en ik adem, voor even. Ik weet dat ik niet spreken kan, maar kronkelen is meestal genoeg. Ik wandel tussen de groepjes door en vang woorden op die vervliegen bij die, die daar achter komen. Ik blijf hangen, niet aan de woorden maar aan een groepje, aan een mens, een bekende. Ik wacht, en luister, nog alles is rustig. Het was slechts één zin, slechts een naam die viel op het gezicht dat naast me stond, die een duizeling in me teweegbracht. Ik probeerde zo behendig mogelijk te ontsnappen aan een woord, aan een blik, aan een mens die plots geen woorden meer moest spreken. Ik vlucht naar buiten, een lege gang, die weergalmend mijn te neergeslagen blik weerkaatst en die, lachend om mijn gemak van een minuut geleden, zich naast me neervlijt. Ik lach zacht mee. Wat nu?
Hij is zo, niet als verwacht, niet verwacht, niet als jij. In het voorbijlopen van de deuropening kijk ik naar binnen, ik zie zijn hoofd draaien en hij kijkt terug. Betrapt loop ik verder, weg. Ik kan je niet linken, niet aan mezelf niet aan de mensen die je kent, niet aan de man die praat en staat tussen de rest. Die zich misschien niet bewust is van zijn plotse invloed. Dat jij bestaat in gedachten, en waarschijnlijk vervormd bent in gedachten, dat hij een onbekende is die op voorhand al ingevuld was. Ik kan niet ontsnappen aan zijn wezen, ginds. Hij staat daar, eeuwig als ik hier blijf.
Ik kan je niet oproepen, niet zo maar, niet naast hem. Jouw haren, zijn haren. Jouw passie, zijn voorkomen. Jouw voorkomen, zijn onbekendheid. Maar ik mag hem daar niet eeuwig laten bestaan, herhaaldelijk draaien en nergens tot komen, in duizelingen verloren gaan.

Ik word niet aangetrokken door een zenuwachtig trekje, noch door een woord. Wel door letters, die in een verdraaide opeenvolging, hem beschrijven, in de mate ik niets anders op hem noch de letters kunnen plakken. Met jou in gedachte zoek ik gelijkenis, zoek ik jouw passie in zijn woorden, jou in hem. Ik kijk naar hoe hij praat, maar ik zie hem niet denken, hij zegt woorden die snijden in het oppervlak van mijn gedachten, zijn gelaat is uitgestreken, als afgericht. Ik voel me ademen, echt de lucht opnemen, alsof ik er plots in sta, maar ik concentreer me op zijn gezicht, om iets te vinden, jou.
Ik moet weg, niet voor mezelf, maar het is niet erg. Ik ga mee met mensen, ze praten en ik luister niet. Ik hou me nog zolang mogelijk vast aan de illusie dat de mens zijn taak moet volbrengen, een leerkracht, een ouder, de post, … Ik zie mijn moeder lachen, ze speelt geen moeder, maar een mens, ik bibber. Ik weet wel dat het normaal is dat ze mens is, maar waar blijft de rest. Ik ga mee met iemand anders, en zie hoe die zich zorgen maakt over zulke leuke dingen. Ze heeft een boete, ik lach (stil), ze vindt haar parkeer bonnetje niet. Ik zoek mee, en het is heerlijk me daarmee bezig te houden, maar ik weet dat het ophoudt straks, als iedereen zwijgt. Weer herenigd met de groep, zoek ik loze woorden op. Ik kan babbelen over dingen waarvan de ander en ik weten dat we ze zo weer vergeten, we blijven bezig, één uur en een half door ontsnap ik aan de persoon naast me die hevig verlangt me anders te zien doen. Tot ik plots gevangen word in mijn eigen vraag, in mijn drang die vraag nog meer de mijne te maken, voeg ik me bij hun spreken, maar ik vermeng me gevaarlijk in mijn woorden. Ik wil achteruit, de muur negeert mijn angst. Mijn armen hangen vast, ik kan enkel luisteren en toegeven aan hun woorden.
Ik verdwijn in mijn vasthouden aan dwaasheden, o zo nodige dwaasheden. Er is altijd een touw dat in stand wordt gehouden, door die mensen die daar zijn waar ik uit weg wil, en die wachten tot ik het touw vast neem om me weg te trekken van mijn dwaasheden als ik ze loslaat. Ben jij zo een mens, misschien, niet bewust waarschijnlijk, maar ik denk het wel. En dan, het gevreesde moment, iedereen zwijgt, ik staar de leegte in, en verdwijn in de droom dat ik morgen overleef.

Dag 2
De vorige dag weegt in de vergetelheid, het is een wild lied dat zich herhaaldelijk afspeelt in mijn hoofd, maar het is een lied. Alles, elk woord, elke klank, wordt gereduceerd tot nul, enkel het lied speelt, en wacht geduldig op een reëxpositie nadat de nacht zich als doorwerking voordeed. Wanneer ik me bij een paar noten van gisteren voeg, ben ik verdwaasd door de schoonheid van hun klank, en vergeet ik te zwijgen. Ik spreek, luister en blijf heel in waan. Pas later wanneer ik uit het lied gesleurd word, weet ik dat ik me versproken heb, dat ik moest zwijgen en kronkelen. Het melodietje was te mooi om waar te zijn, het heen en weer gesleur tussen cadensen. Ik heb onherstelbare klanken gesproken, heb gesproken tegen een geluidsbox die non-stop mijn misspreking herhaalt en ze zo vervormt tot een eindeloze jacht naar jou. Maar het lied is af, en niets verandert, enkel zacht vanbinnen kan ik de klanken idealiseren tot stilte

 

feedback van andere lezers

  • duivelstrikje
    subliem, echt subliem. Mooi, de emoties enz zijn echt super neergeschreven, echt mooi!
    xxx delphine
    bellehelene: bedankt
    xxxx
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .