writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

over liefde die wegslipt en langzaam omslaat in haat

door pisatelj

(vervolg van 'terugkeer van grote, kwaaie Cybil')

Op de luchthaven sta ik met de ouders in mijn rug. Ik zie Cybil naar ons toe lopen in de massa, maar zij ziet ons nog niet. Ze heeft die strenge, wat norse blik die ze altijd heeft als ze denkt dat niemand haar ziet.

Als zij mij ook ziet, versnelt ze haar pas, een glimlach komt getoverd uit haar trukendoos, maar het is een fake smile. Ze laat zich om mijn hals vallen, maar ik merk meteen dat dit geen gewone omhelzing is. Haar armen hangen net iets slapper dan anders om mij heen, ze drukt haar lippen op de mijne, maar ook haar kus is niet oprecht.

Reden van dit alles: ze is moe. Zegt ze. Als ik vaak genoeg tegen mezelf zeg dat ik moe ben, ben ik het ook.

Niks was goed op het vliegtuig, de stewardessen hadden het verstand van een mentaal achterlijke pinguïn, het waren stuk voor stuk 'kiwi's'. Kiwi is haar geliefkoosde scheldwoord van het moment. O en haar luchtvaartmaatschappij stinkt. Al wie of al wat niet doet zoals Cybil het wil, stinkt.

Mama en papa kussen elkaar, hun aanbeden dochter is terug in hun midden, dat moet gevierd worden. Ik huiver bij de gedachte aan al weer een etentje, want vieren dat doe je met een etentje, bij voorkeur in een restaurant waar je nooit eerder iets gevierd hebt.

Nog twee jaar verkering met Cybil en ik heb elk restaurant in België aangedaan. Alleen, ik geloof niet dat we het nog zo lang rekken.

Vader gooit haar koffers op een karretje en wij volgen. De mama loopt ons na en laat troostende woorden regenen over het vermoeide hoofdje van arme Cybil die zo op de proef gesteld werd door stewardessen die te lomp waren om haar sandwiches zonder boter voor te schotelen. Arm dutsje.

In mijn hoofd wordt voor de tweede keer alarm geslagen; we lopen niet hand in hand, maar pink in pink. Een minimum aan fysiek contact.

In de auto vertelt ze opeens hyperenthousiast, maar wat ze vertelt, is gericht tot haar ouders. Ze vraagt niet hoe het met mij is, nee, ze loopt heel haar familie af, verre neven en nichten incluis, en vraagt hoe het met die gesteld is.

O en heerlijk detail: de helse vlucht had toch één lichtpuntje: de jongen die naast haar zat was een schat en o zo grappig. Hij was een reus en had geweldig veel problemen om plek te vinden voor zijn benen. Onderweg heeft hij haar ook wiskundige codes voor internetsites uitgelegd. 'Echt super interessant' en toevallig iets waar ik de ballen verstand van hem. Dolksteek in mijn hart als blijkt dat ze telefoonnummers uitgewisseld hebben. De dolk draait ook nog eens lekker om in de wonde als blijkt -'keigrappig zeg'- dat die slungel van een computernerd vlak bij haar in de buurt op kot zit. 'Zo grappig toch'.

'Wat is dan wel zo grappig?', wil ik weten. Dat ze elkaar nooit eerder gezien hebben, dat is grappig. Ja, om je te bescheuren zo grappig.

Cybil kijkt mij aan en met een overdosis gespeeld medelijden, strijkt ze over mijn wang en vraagt: 'Ben je opgefoktjes?'

Cybil vindt het enig om verkleinwoorden te maken van adjectieven en zelfs van werkwoorden. Wenen wordt weentjes doen. Slapen wordt slaapjes doen. Wassen wordt wasjes doen en zo voort.

Het etentje verloopt zoals het triljoen etentjes dat er aan vooraf ging. De moeder die bij het aperitief de agenda voorlegt met de gespreksonderwerpen van de avond. Eerst is het de beurt aan Cybil om in geuren en kleuren over haar reis te vertellen en dan is het mijn beurt om te vertellen wat ik de afgelopen maand uitgevreten heb.

Ik heb uw dochter proberen bedriegen, mevrouw, ik heb een karrenvracht lekkere mokkels willen neuken, maar, driewerf helaas, ik kon het niet: omdat ik verlangde naar die feeks van een dochter van u, net nu zij geen zak meer om mij geeft, maar te laf is om het toe te geven, heb ik innig naar haar verlangd.

Terwijl Cybil vertelt, plooi ik bijna een vork dubbel. Elke jongen die ze daar tegengekomen is, had zijn roeping als stand-up comedian gemist, lijkt het wel. Allemaal waren ze o zo grappig. 'Knappe jongens?', vraagt de moeder ongegeneerd. Ik kijk Cybil verschrikt aan. Zo ver zal ze het toch niet drijven? Toch wel, Cybils heftige, bevestigende knikken, zijn de scherpe steen die stuitert op mijn hart. In een teug sla ik mijn glas wijn achterover en giet het meteen weer tot de rand vol. Waarom nog op etiquette letten als je lief op het punt staat de soortement navelstreng die haar en jou verbindt, door te hakken met één snelle berekende houw? Die navelstreng die nog slechts affectieve voeding stuurt in één richting. Van mij naar haar, maar het aanvoerkanaal van haar naar mij zit verstopt.

's Avonds in het ouderlijke huis voel ik mij een volslagen outsider. Ma, pa en dochter lachen om de idiootste grapjes waar ik onmogelijk de humor kan van inzien. Cybil leeft volledig op en huppelt door de kamers, springt bij ma en pa in bed en gilt onsamenhangende klanken. 'Ik ben toch een losbol he, ik ben een zotteke he?', vraagt ze aan papa- en mamalief. Die bevestigen natuurlijk. Mama omhelst haar dochter en zegt: 'Mijn monstertje.'

Ik kan het niet meer aanzien en maak mij stilzwijgend uit de voeten. Cybils bed is te klein, dus is er voor mij een luchtmatras voorzien op de vloer.

In onze hele relatie zijn de keren dat wij twee gewoon gingen slapen zonder seks te hebben, bijna niet in de herinnering te brengen. Het zal wel eens voorgevallen zijn, maar ik weet het niet meer.

Cybil duikt in haar eigen bed. Vijf minuten is het stil. Dan zegt ze: 'Kom, kom eens hier' met een ondertoon van: 'doe nou eens niet zo flauw.'

Dat er nog eens bij: ik doe flauw.

Ik gehoorzaam en ga naast haar liggen. Onze lichamen raken, het lijkt een eeuwigheid geleden. In mijn slip volgt direct reactie, voor mijn lul is er niks veranderd, de communicatie tussen mijn geest en hem verloopt een beetje traag.

Enkel om te controleren of zij te vinden is voor seks, begin ik met inleidende strelingen. Ik doe alsof ik terug overloop van liefde voor haar, alleen liefde, en niet die eerste voorbodes van haatgevoelens en streel haar krachtig. Mijn ene hand daalt af richting haar onderbuik, maar dan voel ik zacht, pijnlijk zacht haar handpalm op mijn pols.

Geen seks. Groot alarm voor een koppel dat anders, zonder overdrijven, neukt als konijnen.

Ik vraag of er wat scheelt. Er scheelt niets. Ze is moe. 'Morgenvroeg zal ik je pijpjes doen, maar nu moet ik slaapjes doen. Cybil is moetjes.'

In het donker rol ik met mijn ogen en zucht.

Nu vraagt zij of er iets scheelt. Ik heb haar gemist, dat is alles, zegt de leugenaar in mij.

'Ik heb jou ook misjes gedaan', brengt ze nog met moeite uit en valt dan in slaap.

Ik blijf nog even tegen haar aanliggen, misschien is dit wel de laatste maal dat ik haar blote huid tegen de mijne voel.

Beelden van vroeger, van toen we pas samen waren, flitsen door mijn hoofd. Ik nog in zak en as door de breuk met mijn toenmalige ex, blij bij haar troost te vinden, en zij verliefd, zo verliefd als een mens zijn kan. Toen konden we nog samen lachen, luid lachen, zo hard, dat je er bij op de grond gaat liggen. In mijn herinnering lijken het twee andere mensen die niks met ons te maken, die daar zo liggen te lachen. Lachen om wat? Ik weet het niet meer. Hoe hard ik ook nadenk, ik weet het niet meer.

Ik kus haar nog één maal op haar wang en draai mij dan om. De luchtmatras blijft zoals steeds als we hier zijn, onbeslapen.

 

feedback van andere lezers

  • miepe
    ik vind het een beetje te lang verhaald
    met minder woorden kan je het sterker maken

    en nu op naar de haat
    benieuwd hoe je dat zal beschrijven
    pisatelj: dan moet ik eens goed bekijken wat er zoal te veel in staat
  • Ghislaine
    Het kan verkeren
    pisatelj: zeg da wel ja
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .