writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Weekends zonder glimlach... (Deel I)

door rolleke

Het was donderdagavond zoals velen in een maand, toen ik even terugblikte op wat het laatste uur gebeurd was. Ik was mijn stiefvader gaan bezoeken, de mens heeft een herseninfarct gehad en is nu aan het revalideren. Als het wat zou uitmaken, want ik heb er geen goed oog op. Ik zie hem de laatste weken maar achteruitgaan in plaats van vooruit. Nu zijn er al keren geweest dat hij mij zelfs niet meer herkende. De dokter noemt het dan ouderdomsdementie met een geleerd woord. Niet dat ik dan slimmer ben maar ik heb al wat jaartjes ziekenhuis achter de kiezen dat ik stilletjes aan mijn eigen conclusies kan maken. Nu ga ik er al vanuit dat hij naar een rusthuis zal moeten gaan. Want zelfstandig naar huis zal hij nooit meer kunnen. Hij heeft verzorging nodig de klok rond. Hij was dan nummer drie in het rijtje van mannen die mijn moeder ooit lief heeft gehad. Ik heb hem maar een korte periode van mijn leven gekend maar hij heeft blijkbaar goed voor haar gezorgd, ze is er nooit van gescheiden. En als niemand het zich nog aantrekt wat er met deze ziel op aarde gebeurd, dan spreekt weer mijn hart om zijn lot aan te trekken. Ik ging alleen naar het hospitaal op bezoek, vermits de loodgieter voor de zoveelste keer naar de verwarming kwam kijken. Niets ergs thuis, maar zulke dingen moeten ook gebeuren op onmogelijke uren. Ik had net een plaatsje voor de deur wat dezer dagen al een rariteit is. Gewoonte getrouw ging ik naar zijn kamer en vertrokken we dan samen naar de cafetaria iets drinken, zoals gewoonlijk hij een pilsje en ik koffie. Want ik moest nog rijden. Veel woorden kwamen er niet meer uit, en steeds trok ik dan het gesprek op gang. Over dingen des levens en met wat hij de dag zoal doorbracht. Na een poosje wandelden we dan gewoonlijk stilletjes aan terug. Het is steeds een heen en weer rijden, maar hij heeft dan ook niemand anders meer die zijn lot aantrekt. Behalve zijn dochter die te ver weg woont, om zomaar even binnen te springen. Zozeer als de maanden die hij daar nu vertoefde. Toen ik doorging en buiten de hal en de voordeur passeerde, reflecteerde ik terug naar wat hij ooit voor mij gedaan had. Dit in goede en minder goede tijden. Hij is nu bijna vijfenzeventig, een leeftijd die ik ook wel zou willen halen. Maar dan liefst zonder kwaaltjes en pijn zoals iedereen denk ik dan wel eens.

Toen ik naar de wagen ging overkwam me een gevoel dat ik in al de jaren nog nooit gehad heb. Ik had het gevoel dat ik iets moest neerschrijven over wat ik dan weer had meegemaakt in mijn leventje. Ik blikte terug naar die ene dag welke ook voor mezelf een mijlpaal in mijn kort bestaan was. Wetende dat in ons gezinnetje ik steeds zowat de enige was welke altijd het slachtoffer was als er iets gebeurde. Als er iemand van de trap viel, als er iemand in glas viel, als er iemand iets brak, de eerste die moest geopereerd worden, de eerste die met zijn fiets overhoop ging, de eerste die uit de boomhut viel, de eerste die steeds iets moest hebben als het op tegenslagen op aan kwam. In de familie was het al de gewoonte als er iemand iets had dan was het eerste wat ze zegde ja het zal Werner wel zijn. Soms vonden de broers en zussen het dan niet eerlijk, want ik kreeg steeds cadeautjes als ik ziek was. Ja, ik vraagde er steeds om.

Een ongekende vijftigjarige Finse werd de eerste vrouwelijk president van Europa. Een pindaboer was president van Amerika, Beatrix werd koningin van Nederland, CNN komt in de wereld en ik…

Alsof dat een mens wat schelen kon. Maandagochtend in de ochtendschemering tussen vijf en zessen werd mijn leventje op zijn kop gezet. Hard gewerkt van vrijdagavond tot zondagnacht, nou zeg maar eerder maandagochtend, kwam er plots een abrupt bestaan aan het leven zoals ik het gekend had. Ja, toen was ik nog kelner van beroep, een van de vele beroepen die de revue reeds gepasseerd waren. Het nachtleven van 's avonds tot eerste lichtval. Vele van mijn schoolmaten waren meestal jaloers als ze me daar zagen voor de eerste keer terug. Zij gingen een weekendje stappen alsof een mens niets anders deed in zijn jeugdjaren. En mij zagen ze dan naar huis gaan met zuurharde verdiende centen. Ik kreeg de kans via mijn oudere broer, die daar ook werkte om mee een stapje te zetten in het nachtleven zoals ik nog nooit gezien had. Ik was begonnen als afwasser in de eerste beste dancing die je in de grote stad kon vinden. Het noemde toen Pop-King en had nog een filiaal aan de zee. Ergens in Oostende als mijn geheugen me niet in de steek laat. Nu en dan zagen we de grote baas wel eens, maar dat was meer zelden dan dat je de kat van de buren zag. De kakkerlakken die zag je vaker als je op een avond de dancing binnenkwam en snel genoeg was. Het licht deed ze in alle uithoeken verdwijnen. Tja, wat wil je in zulke zoete boel van omgevallen pils en limonades. We hadden een gerant die de boel in het oog moest houden. Hij was een type dat van 's avonds tot 's ochtends aan een stuk het glas wodka in de hand hield. Hij had steeds alles gezien en moest ook alles gezien hebben anders werd er te weinig op de kas getikt en verdiende wij teveel. Men had er zelfs autoscooters in de kelder rijden. Noem nu iets gekker maar de jeugd van toen was daar nog verzot op. Je had alle soorten van beroepen en nu juist dit was mijn keuze. Je kon toen nog promoveren van destijds de spottende naam plongeurke (zijnde afwasser) tot eerste afwasser en eerste barman. Dan had je minstens een jaartje erop zitten voor je zover geraakte. Maar het was de moeite, en dat had ik er voor over. Het betaalde niet slecht en je kon de ganse avond gratis drinken, je was dan wel bijna steendood maar ach dat nam je erbij met een glimlach en een pilsje in de andere hand. Als ik me voorstel hoeveel glazen dat ik afgewassen en afgedroogd heb dan kan ik eigenlijk nu thuis beter een machine laten plaatsen. Je moest wel zien dat er handdoeken voorhanden waren anders moest je ze nat op het aanrecht zetten en dan kon je ze meestal het weekend erop ze er niet van loskrijgen. Als je dan uiteindelijk als eerste barman op een avond zo'n vijftien vaatjes pils getapt had en ettelijke bakken bier, cola en limonade had verzet dan was je geloof me vrij moe. De keet begon toen stilletjes aan rond negen vol te lopen en hield pas op rond drieën. Dan pas kon men spreken van een geslaagd avondje. De uitgangsuren om weg te gaan in het weekend waren anders dan nu. Met de nodige pilsjes aan de zijkant, want zweten deed een mens, kon je al het vrouwvolk ook in het oog houden en omgedraaid. Er werd geroepen langs verschillende kanten en meestal was je na de avond ook een beetje schor in de keel. Je moet rekening houden met een massa volk, muziek die keihard stond en andere kelners die tegelijkertijd naar je riepen met de eerste beste bestelling. Neon en kunstlichten de ganse nacht door, je was meestal doorrookt en doorzweet. Je kon er van op aan dat je op een avondje wel de nodige kilometers had afgelegd. Maar ja voor wat, hoort wat.

Ik was net vijftien en half toen ik mijn eerste uurtjes klopte. Naar dat ik me herinner kan ben ik in korte tijd gepromoveerd en ik moest dan de eerste kerst en Nieuwjaar als eerste barman aan de slag. Men kon toen moeilijk zeggen dat het een gemakkelijk beroep was, en als je dan al direct in het hol van de leeuw gegooid werd, dan is het direct van aanpakken. We keken er naar uit om ons beste beentje voor te zetten, veel hing er vanaf, om dan blijvende als eerste barman te werken. Het salaris toen was netjes, ongeveer een vijftienhonderd à tweeduizend vijfhonderd frank. Het was wroeten tegen de klok en de tijd die de mensen hadden als een ongeduldig volkje dat hun drankje nodig had. Je stond dan ook in volle schijnwerpers en de spot was op jou gericht. Vijftien pils, twaalf cola, zes limonade, twee Pale Ale, drie Geuzen, en zes fruitsapjes. Er werd gejongleerd met de glazen alsof Cirque du Soleil in de stad was. En het werd aanschouwd met argusogen, hoe snel je alles kon klaarzetten voor de volgende bestelling. De juffrouwen keken het ergste, je kon niet blinken of de glazen lagen tegen de grond. Niet dat ik de mooiste was maar lelijk was anders. Ja, ik moest de dames dan ook soms wegsturen (glimlachend).

Als een mens er nu op terugblikt dan denkt men het waren andere tijden. Eens je bij de werkende mensen hoorde was het andere koek, als kelner een ander paar mouwen ook. Zwarte broek en wit hemd en soms een jacket en met de feestdagen zelfs het verplichtte strikje. Het was een heel gek zicht, maar mens had je aanzien en respect. De dames wisten je snel wonen, en je had dan elk weekend ook je vaste klanten. En ook het werk want dat kwam op je af en stopte niet tot buiten de zon terug scheen.
Toen kon men je dochter van zestien nog naar een disco laten gaan met de tram, of zelfs te voet. Je hoefde geen schrik te hebben van junkies en drugs, een jointje werd er hier en daar wel eens gerookt maar dat waren niet mijn zorgen. Ik rookte toen nog niet. Een Bob had je in elke kliek wel, en als je toen überhaupt een wagen had was je een rijke jongen of had je rijke ouders. Respect was er nog voor je ouders en om elf uur thuis was om elf uur thuis. Geen halfuur later anders moest je het volgend weekend niet weggaan. Je kon gaan en staan waar je wilde en je portemonnee werd niet gestolen als je de handtas van je liefje liet staan. Af en toe werd er wel eens een robbertje gedaan maar dat was dan met de vuist en man op man. De politie kwam toen enkel als het geluid te hard stond of men de leeftijd van de uitgaande jeugd wou controleren. Andere rotzooi had je toen niet, bij mijn weten dan. Er zijn op die enkele jaren maar twee robbertjes geweest dat ik letterlijk en figuurlijk mijn hart vastgehouden heb.

De eerste keer was op één van de dansvloeren toen een jong heerschap een meisje sloeg. Toen sloegen bij mij de stoppen door want zoiets dat doe je gewoonweg niet. Ik vloog in alle zeven haasten ernaar toe en probeerde hem vanachter uit de dancing gewoonweg naar voor te sleuren. Alarm was er toen gegeven en de nodige collega's kwamen reeds ter hulp gesneld, alsook de portier. Deze was van geen klein postuur en had de nodige kracht om bij te staan als de nood het hoogste was. Ik had hem ondertussen als halverwege de zaak gesleurd en hij schoof op zijn buik naar buiten. Toen kwam ik tot de vaststelling dat mijn portefeuille met mijn volledige avondomzet verdwenen was. Ik liep terug, en een van de vaste klanten had alles netjes opgeraapt tot het laatste briefje van twintig. Ik miste geen enkele frank. Als het nu zou gebeuren dan zou je niets meer van je geld terugzien denk ik. Het tweede voorval was een jongen die express een glas omstootte, ik wees hem er erop dat hij best borstel en blik kon gaan halen om alles op te kuisen. Bij de mensen die de toiletten proper hielden. Hij werd ook boos en enkele collega kelners hebben hem dan netjes bij zijn kraag genomen en buiten gezet. Naar mij repliceerde hij, ik kom terug. Neen, toen was Schwarzenegger nog niet ten tonele. En waarachtig de dag erop tegen sluitingstijd kwam er een kliek van zo'n vijfentwintig man binnen. De portier had ons reeds verwittigd, door de centrale lichten even aan en uit te doen wat voor ons steeds een waarschuwing was, jongens opgepast er is heibel op komst. Toen ze allen aan de toog stonden richtte zijn broer een wapen naar me en vroeg uitleg over wat er gebeurd was. Ik legde de zaak uit en al snel werden de gemoederen bedaard. Bij mezelf dacht ik, dit wil ik nooit meer meemaken.

Aan de ander kant kon je toen nog uitgaan op een zaterdagavond en dronken worden van tweehonderd frank, het waren juist geen zeven pinten. Ik had de wereld voor me, school moest ik niet meer doen, daar had ik al broeken versleten, ik was veertien, en thuis hadden we een café. Ik was de zoon van een cafébazin, en aanzien dat het gaf. We woonden midden in de stad, St. Jansplein was de naam. Het was iets waar ik ooit over had horen praten, de Paardenmarkt, (de mannen van de schoolplak en het Stuivenbergplein). Een ruwe kant om groot te worden, aan de hand van wat ik er dan toch van gehoord had. Ik was veertien toen we verhuisden naar de grote stad en had op mijn leeftijd al gezien waar andere mannen geld voor gegeven zouden hebben. Het kwam er allemaal in ons café, de madeliefjes die wandelden in de buurt. De rosse buurt noemde ze het. Het De Coninckplein met al wat je daar kon zien en horen. Ze kwamen 's ochtends binnen en bestelde met hun afgeleefd lichaam en gezicht hun eerste of soms laatste pint. Als het een koffie was dan waren ze ziek, of te zat om te weten dat hun pint nog halfvol was. De zeelui kwamen ook steeds aangemeerd, van alle continenten. Achter de hoek was ook een zeemanshuis waar alle zeelui kwamen kijken of er werk was. Het was een echt volkscafé met alles erop en eraan.

Je zag toen het verschil nog tussen wit en bruin. Nu en dan een zwarte, niet dat je toen al direct van discriminatie sprak, maar je zag inderdaad veel minder allochtonen op straat dan nu. Je had wel de zeelui die aanmeerden en dan een stapje in de wereld wilden zetten. Met een volkscafé had je meestal mensen van allerlei slag, die je dan in de loop van de dag zag binnenkomen of gewoon passeren. Toen kon je nog een zeeman tegenkomen in je kroeg die dan net afmonsterde en een flinke duit op zak had. En ja als hij het niet in jouw café opdeed dan deed hij dat wel in een ander. Ik deed meestal het café open rond acht uur, dan tweemaal met de markt op woensdag en op vrijdag om zes uur dertig. Eén van de klanten was een Portugees, hij was elke dag vaste klant, die steeds die vijf frank in de Jukebox stak om het liedje Volare te horen, terwijl hij zijn klein pilsje leeg nipte. Of zijn klein koffietje bestelde uit het espresso machine. Aan de andere tafels zaten sommige welgestelde gepensioneerde die elke dag van de week langskwamen. Je had ook vele marginalen en mensen die niets anders deden dan de ganse dag in het café zitten, vraag me niet waarom en hoe ze het deden. Het boek met krediet was dan ook even lang, want telkens tegen het einde van de maand konden ze hun drank niet meer betalen. Als de deur open ging konden ze gerust binnenkomen om acht uur en een pilsje bestellen. Een anders mens zou een tas koffie vragen, neen zij niet, je had zo in ons café ook wel een paar vaste klanten waar je de klok op kon zetten. Meestal was hun glas al getapt voor ze de deur binnenstapte. Ik kende ze vanbuiten met glas en biertje van elke. Je had ook de mensen die met de klok op hun favoriete kast kwamen spelen, was het niet de flipperkast, dan was het de geldkast of bingokas welke ook een cliënteel van allerlei slag aantrok. Mensen die soms niet meer wisten of ze alles al hadden verloren of net duizend frank winst hadden gemaakt. Sommige mensen hebben er een klein kapitaaltje achter gelaten, en ook hun huishouden, vrouw en kinderen.

Behalve op donderdag. Toen was het sluitingsdag en kuisdag, ja, dat nam ik dan ook nog op mijn vork. De andere kinderen van het gezin waren nog schoolgaand en de oudste broer die was reeds het huis uit. Dus kuisen kon ik ook, en dan nog liefst schuren van voor naar achter met een goede scheut ammoniak of bleekwater om de boel frisjes te houden. De straat werd ook nog geschuurd en vermits we op een hoek zaten waren het twee lange stoepen die een degelijke beurt kregen. Ik vermoed dat er menig poetsvrouw toen wel eens is blijven staren. Het buffet kreeg elke week ook een grondige poetsbeurt zodat alle glazen hun beurt kregen en van stof steeds ontdaan waren. Meestal deed ik de ochtendschift en nam mijn moeder over als het tegen de drieën begon te lopen.

Een vader hadden we toen al niet meer, die was reeds overleden in negentien zeventig, door een auto-ongeluk. Ik heb toen heel veel geluk gehad of ik had negen jaar niet gehaald. Ik heb toen een jaartje in Willebroek vertoefd, niet dat ik er graag woonde, maar het ziekenhuis was een vast stekje. Vader was het ergste aan toe, moeder, jongste zus en twee broers hadden niets. Ik was de enige van de inzittende die het zwaarst toegetakeld was, enkele ribben gebroken, een zeer zware hersenschudding, en een degelijke schedelbreuk. Ik herinner me het was een familie-uitstapje, weet niet meer waarheen naartoe, we werden aan de achterkant aangereden en het voertuig, onze auto een Opel Record werd gekatapulteerd op de middenberm. Net waar we je op de autostrade een opening hebt voor de nooddiensten. Je weet wel, waar ze gewoonlijk staan om te flitsen. Toen staken de vangrails van middenbermen nog niet in de grond zoals nu het geval is, met resultaat dat de vangrail dwars door de auto was gegaan, als een spies die door de motor vloog. Mijn vader zijn linkerbeen werd afgerukt en ik achter hem zittend kreeg de vangrail tegen mijn borstkas. Mijn vader was zo veel bloed verloren dat ze toen de medische kennis nog niet hadden om zijn leven te redden. Ik kan me nog zo'n vaag moment voorstellen dat mijn moeder het mij is komen vertellen, ik kan me nu niet meer herinneren of ik tranen gelaten heb. Ik vermoed van wel want mijn vader was iemand waar ik naar opkeek, en nu nog.

Hij was ooit een zeeman, en was tweede machinist in motorkamer van schepen die toen nog van België naar Kongo vaarden en de grotere die de overtocht maakten naar Amerika en Zuid-Amerika, wat men toen en nu nog noemt de grote vaart. Dus reizen over gans de wereld. Hij was een man met een hard karakter, iets wat hij van zijn vader dan had meegekregen veronderstel ik. Hij had soms een harde stem, maar een hart van goud. De momenten dat hij dan thuis was besteedt hij met ons. Nadat mijn jongste broer geboren is, is hij ermee gestopt, en aan de haven gaan werken. Toen was je nog zeker met een vaste benoeming en plaats, zij het een boek zoals men aan de haven zegt. Ik was net geen negen en mijn pad was reeds uitgestippeld. Wat me er dus toe dwong van enkele maanden in een donkere kamer te vertoeven. Ja, het speelgoed waren enkele kleine autootjes waar ik mee in bed mocht spelen. En blokjes, ik denk zelfs Lego. Eruit mocht van de verpleging niet. De andere drie kinderen waren al naar huis. Zij hadden niets, gelukkig, en moeder zag ik dan maar om de zoveel weken. Iets wat je als kind niet zo vaak vergeet. Maar ja, je toen verplaatsen met een auto was toen een luxe paardje, meer dan het nu nog is. Dat heb ik dan toch overleefd, en tien ben ik geworden. Dus moeder roeide met de riemen die ze had. Met name de kinderen die nog thuis waren. En een harde hand en discipline, iets wat we nu allen nog dragen in ons gevoel van uiten. Soms niet de beste manier maar zo zijn wij dan groot geworden. Af en toe een goed pak op de broek kon geen kwaad. De hand der liefde werd zelden gebruikt. Als het dan wel nodig was dan voelde we wel hoe laat het was. Op school een nota, thuis nog eens de les gespeld. Sommige dingen deden we dan ook meestal geen twee keer sommige wel, maar ja daar ben je dan kind voor.

Niet dat we het slecht hadden maar moeder moest steeds zien wat en wanneer er nieuwe dingen werden aangekocht. Niet zoals nu, de jeugd vraagt en men probeert niet onder te doen voor al die ander kinderen in je klas. Mijn moeder had na het overlijden van mijn vader met het geld van de verzekeringsmaatschappij een huisje gekocht, zodoende hadden we toch allemaal een dak boven het hoofd. Eten kwamen we nooit te kort, liefde af en toe. Moeder stond er alleen voor en dat was niet zo evident met vier kinderen. Wat ik me wel herinner is het afdragen van kledij van broer op broer, we waren met zen drieën, dus dat was wel handig als je net in elkanders kledij kon. In leeftijd verschillen we ongeveer achttien maanden. Dus ja afgedragen werd er wel. Als je het nu tegen een kind moeten zeggen dan bekijkt het je met een niet zo leuke blik. Toen leerde moeder man nummer twee kennen. Niet bepaald wat je nu zou beschrijven als de man, maar ja dat is ieder zijn opvatting. Het enige nadeel dat ik aan hem vond was dat hij, ja wat jonger was dan mijn moeder, en graag zijn pilsje lustte. Hij was meestal gaan werken, op de markt, dus daar had ik niet zoveel last van. Ik was nog te jong om dat te begrijpen denk ik.

Toen we plots te horen kregen van moeder, dat we een café gingen openhouden in de stad, was het voor ons wel even aanpassen. We vielen bijna allemaal uit de lucht want wat gingen wij nu in hemelsnaam doen in de grote stad. Dat was iets van over horen praten. Zo één keer naar de Sinksenfoor, de Meir of De Keizerlei. Maar ja dat kon er dan ook nog maar bij. We hadden toen al een jaartje in een internaat gezeten in Lier, omdat moeder het moeilijk had met ons groot te brengen. Zij kon toen nog wel gaan werken maar dan had ze minder tijd voor ons jongens. Zodoende hebben we een jaar over en weer gependeld naar Lier. Dat jaar op het internaat hebben we dan wederom een stuk zelfstandig leren worden. Ja, je zat er met een hele bende, maar de internen waren met ongeveer zestig à tachtig jongens en om dat allemaal in die allemaal in goede orde te laten lopen werd ook daar een streng regime aangehouden. Met nu en dan een privilege, maar toch lag je 's avonds in een grote slaapzaal waar ieder zijn eigen ijzeren kamertje had. Donkergroen geschilderd, een bed, een kast en een spoelbak. Dat was het enige wat je dat jaar het jouwe kon noemen. Gemis mocht je niet hebben, ik was net elf en weet nog dat ik toen van het Atheneum in Hoboken kon vertrekken. De rest was netjes in de rij lopen. En luisteren, anders kon je op het matje komen. En dat was toen nog met de regel en je handen open en omgedraaid. Nu zou men kinderrechtenorganisaties aan je zijde hebben.

We waren allen jonge zelfstandige pubers die al heel snel leerde wat koken, wassen en strijken was. Met ander woorden uw boontjes zelf leren doppen. We waren uit degelijk hout gesneden, vermoed ik en waren daar niet te min voor. We hadden het niet zo breed thuis, want rijk werd je niet van café houden, en vier kinderen kunnen een stukje eten. Ik was de tweede oudste zoon en zat er niets mee in om de handen uit de mouwen te steken en te werken, ik was toen net veertien. Ik ben dan maar gestopt op mijn veertien met naar school te gaan. Ik was niet gebuisd, alhoewel ik voor loodgieter leerde. De oudste zoon die was al snel het huis uit, die had een lief gevonden en woonde toen al snel samen, in schande noemde de familie het toen. Hij had gewoonweg ruzie gemaakt met ons moeder en dat viel niet in goede aarden. Zodoende had die zijn valiezen al gepakt en had de ouderlijke woonst verlaten.
Ja dan had je ook nog zoiets als hormonen en moeder had er genoeg van. Ik ben ook nog een paar maanden tussendoor met (vader) twee mee als marktkramer weggeweest, maar dat was niet mijn portie van leven en zeker niet als hij liever de jenever had dan de tas koffie of warme soep. Het was 's ochtend eruit om drie uur om naar de groothandelsmarkt en meestal na drieën terug thuis. Het leven was de man dan ook niet lang beschoren, vele jaren jonger dan mijn moeder had hij de fles snel gevonden en jaren nadien zijn doodskist, ik denk dat hij net de vijftig heeft gehaald. Opgeleefd en leeggedronken met een lever die niet meer wilde. Iets waar ik niets van moest hebben. Daar had moeder natuurlijk nog kind bij en een zusje vervoegde onze rangen, zodoende waren we met vijf kinderen in ons huisje. Noem me dan jong en gek maar ik kon niet werken en drinken als het werk primeerde. Ik werkte wel en dronk een glaasje, ja wat dacht je dat ik helemaal een engeltje was. Af en toe werd er aardig wat verzet en werd er dikwijls een stuk chocolade of een bierworstje genomen. Je kon dan weer moeilijk tegen je eigen café zijn en niet aanvaarden van de cliënten. De pils was niet zo slecht, Bock Pils was het gerstenat dat uit de kranen vloeide en aan de ander kant het bekende Palmke. Maar ik hield het toen bij een flesje Tuborg. Een biertje waar ik er wel een paar van lustte. Het was niet zo zwaar en zo iets anders. Dit wil niet zeggen dat het gewone pilsje opzij gezet werd. Het werd dan getapt in een mini fluitglaasje. Zo konden er wel een paar meer gedronken worden. In een volkscafé moest de baas steeds meedrinken. Gek was het dat de cliënten toen mij als volwassen beschouwde. Ik was amper vijftien. Was het nu omdat ik werkte omdat ik er toen reeds wat ouder uitzag voor mijn leeftijd. Het bracht in elk geval wel een verantwoording mee om daar als veertien, vijftienjarige achter de tapkast te staan in het café. Elke week moest er nog rekening mee gehouden worden dat er tweemaal een markt stond en dat bracht een volkje mee. Het was dan ook vroeger opendoen en het volkje was wel wat drukker met al die koopkrachtige mensen die hun geld achter wilden laten. Alsook het biljart en spaarclub die elke week van de partij was. Dan nog niet te spreken over het voetbalkastje, de vogelpikclub, dus je kon het moeilijk een saaie boel noemen ten huize ons cafeetje. Toen de brouwer geweest was konden we er weer tegenaan voor een weekje. Grote evenementen zoals elk jaar de overwintering van de kermis, was steeds een gezellig gebeuren. Ook die ene keer toen Circus Boltini zijn tenten opsloeg op het St. Jansplein. Men stond toen nog aan te schuiven voor de wilde leeuwen en tijgers die ze bij hadden. Nog maar te zwijgen over de olifanten die ze bij hadden kamelen en verschillende soorten paarden en apen. Het circusvolkje was ook een ras apart, en dan zeker met families die in het buitenland vertoefden. Ze kwamen om de haverklap wel eens een telefoontje maken naar Italië of Spanje, zij het Engeland of Nederland. Zowat overal ter wereld hadden kende ze wel iemand wonen die dan familie was. Gaia zou er nu staan popelen om de deuren dicht te doen. Toen kon dat allemaal nog gewoon gebeuren en geen haan die om wat kraaide.

 

feedback van andere lezers

  • Hoeselaar
    Gewoontegetrouw mag aaneen, eerder zelden, voor de rest goed verteld maar jammer genoeg iets te lang.
    Ik heb het vermoeden dat wij elkaar al gezien hebben in een café aan de watertoren in Antwerpen waar een ieder optreden kon, ook ik

    Willy
    rolleke: Ja Willy.
    Deze epistel gaat nog verder hoor;-)
    ik was alleen het nummer erbvij te zetten :-)

    Groetjes Werner
  • henny
    Ik wist niet dat jij hier ook lid bent. Wat ik van je verhaal vind, weet je. :-d
    rolleke: Henny, dan moet ik wel ff raden en ik kan er niet direct een gezicht op kleven. of een andere nicknaam?
    Tenzij van een ander forum ;)
  • aquaangel
    knap, maar wel een lange inzending naar mijn smaak
    rolleke: Dit is dan ook wel een vervolgverhaal..
    een kort stuk uit mijn leven
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .