writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Weekends zonder glimlach... (IV)

door rolleke




Het was zoals André Hazes zou zingen: ' Bloed, zweet en tranen'. Dit ging zo een paar maanden aan een stuk verder. Elke ochtend en middag terug naar de fysio om te oefenen en te oefenen want er was toch niets anders te doen. Je had ijzeren kooien anders kan je het niet noemen, daarin werd je dan op een tafel gelegd. Je armen en benen werden vastgemaakt aan koorden en gewichten om alles dan zo stelselmatig te trainen. Ja, je kon piano gaan leren, maar dat was niet mijn stijl, en muziekaal was ik nu niet bepaald aangelegd, en de spiertjes in mijn handen lieten helemaal niet toe om piano te spelen. Ik heb er wel andere dingen geleerd, waaronder typen, dat kon je vinger per vinger. Want schrijven was terug aan te leren. Het eerste document dat ik ondertekende was een aanvraag bij het toenmalige Vlaams Fonds, veel Vlaams, papieren, maar weinig Fonds. Het bleek een instantie te zijn die zich bezighield met personen met een handicap, als ik toen maar wist wat dit juist allemaal inhield.

Ik kon in den beginne niets vasthouden, later een tas koffie met twee handen, nu en dan wel eens laten vallen, een mes en vork dat geregeld het bedlinnen vuilmaakte maar ja dat hoorde ook bij het leerproces. Want een mens was op een manier terug kinds, dan wel niet verstandelijk, maar je moest letterlijk alles leren van a tot z. Van wassen en aankleden, je scheren, je tanden poetsen, een tube tandpasta opendoen, je broek toedoen en als je dan geen fingerspitzengefühl hebt dan is het ijzertje van een jeansbroek moordend om vast te nemen, laat staan dat van je jas, een veter knopen, een hemdsknopje was en is nu nog steeds een helse karwei.

Mijn verslagje dat ik ooit zou maken van een van onze uitstapjes was om van te smullen zou een lerares en mijn huidige werkgever nu zeggen. Met enkele carbonpapiertjes op een typemachine. En steeds opnieuw, opnieuw, want het moest en zou correct zijn. Ik zou het gaan afgeven aan de directie van het ziekenhuis, om ook hen te laten tonen dat wij mensen waren waar rekening mee moest gehouden worden. En dan zeker niet de verpleging vergeten die vele van ons bijna een jaar begeleid en geholpen hadden, soms meer dan hun verplegende taak. Waar alle aanslagen bijna moordend waren voor mijn vingers, zodoende dat ik nu nog meestal met twee zij het drie vingers typ. Ik heb zelfs een vinger aan mijn rechterhand waar ik niets mee kan doen. Mijn rechterhand is het zwaarst geraakt door de verlamming en mijn rechterwijsvinger is nutteloos, iets wat in het begin bijna levensgevaarlijk was. Steeds als ik mij moest wassen bleef de vinger gewoonlijk in mijn washandje of bijna in mijn oog haken. Als ik nu een vuist wil maken dan moet ik die ene vinger vastkleven.

Ik had via het hoofd van de fysio ook de mogelijkheid om Engels en Frans bij te schaven, lessen die ik voor geen goud mistte en waarvan ik nooit spijt heb van gehad. Ze zijn me later in het leven goed van pas gekomen. Niet dat ik direct er nog veel van weet, maar het was een goede oefening voor de hersencelletjes te laten werken. Ondertussen waren we al zo'n zes à zeven maanden gehospitaliseerd, je had er mensen leren kennen en mensen zien gaan. Sommige waren al naar huis, voor velen was er nog een lange weg af te leggen. En telkens er eentje naar huis mocht gaan dan was het tijd om te feesten. De nodige drank werd aangesleurd en hapjes voorzien. Ook werd het meubilair verhuisd want dan moesten we allen in die ene kamer zijn met veel rolstoelen, veel drinken, en veel wateren. Zodoende dat er wel een verpleegster was die steeds de flessen kon leegschenken en de plasflessen gaan leegkappen. Vanboven erin en direct vanonder eruit.
De eerste die ik heb weten gaan was een zekere Jan, Hij was zwaar verlamd tot op schouderhoogte en zodoende kon de jongen niet veel. Hij had lang haar, was welgezet van de nodige biertjes als je het mij zou vragen, hij rookte ook en had een ijzeren stukje dat hij steeds gebruikte om net zijn vingers in te plaatsen. Blijkbaar was dat ene sigaretje dan voor hem de moeite waard. Het lag meestal op de tablet van zijn rolstoel. Meestal als we dan even gingen buurten in de momenten van niets doen dan gingen we samen een sigaretje roken.

Ik hielp hem dan weer om zijn sigaret aan te steken en drinken te geven, want zelfs dat kon hij niet bewegen. Hij was een serieuze muziekliefhebber en zijn favoriet was het nummer Lola van de Kinks. Je kunt je dan ook al voorstellen dat een bende tijdens het bezoekuur allen in één kamer het nodige lawaai maakte, als we dan nog begonnen te zingen dan was het helemaal te gek. Meestal na een uurtje of zo hadden sommigen hun buikje al vol en konden ze naar hun kamer gereden worden. Zij het nuchter of dronken, toen werd er even niet gezien op het aantal plastieken bekertjes wijn of champagne dat je naar binnen had gegoten. Ik weet één ding de nachtverpleegster was er gewoonlijk niet mee gediend dat we een dergelijk feestje hielden. Als ze ons moesten komen draaien elke vier uur dan was er wel eens eentje die zijn bed had onder geplast of had overgegeven, met alle opkuis gevolgen van doen.

Michiel was nog zo een van onze buren. Ook slachtoffer van een auto-ongeval en als resultaat een ook verlamd van aan de navel naar beneden. Hij was een zeer sportieve jongeman en steeds zeer vriendelijk, maar deze dobber had hij dan ook toch maar weer te verwerken. Woonachtig in het Limburgse gaf ons gezelschap een allegaartje in taalgebruik. Ook een doorzettertje in het revalideren maar een mens kan maar zoveel verwerken, dat soms hij ook moest toegeven. Hij had wel een apart boontje voor zijn rolstoel. Die zag er steeds piekfijn. Was het niet het eerste beste stofje dan had hij het wel gezien. Bijna als een verslaafde hield hij zijn mobiliteit piekfijn in orde. Ja, sommige mensen hadden dan hun uitlaatklep.

Toen werd het tijd om met de braces te leren staan. Stappen kon je het moeilijk noemen, wat het een stuk lichter maakte. Ik had terug schoenen aan mijn voeten. Het drukgevoel op de zolen van mijn voeten was groots. Gek om te weten dat een half jaar eerder je ten dode was opgeschreven. En de weken gingen vooruit zoals niets. Alles zijn gangetje en ik bleef blijkbaar stilstaan. Wetende dat er sommige waren die helemaal niet uit hun rolstoel geraakten om dan ook maar enige oefeningen te doen. Toen er zo'n weekendje was dat ik zegde van nu of nooit. Ik kon toen al tussen de parallelle legers gaan zonder me aan hen vast te houden. Ik kon wel staan met okselkrukken van die lange stokken die ze dan net op maat gemaakt hadden. De gang van de kamer naar de oefenzaal was een heel eind. Met slechte voornemens zou ik wel de gang uitwandelen. Een deal gemaakt met iemand van de verpleging om een sigaartje. En ja hoor met de kinesitherapeut aan de arm en rolstoel achter mijn achterste en ik met twee okselkrukken de marathon van Pellenberg. Stap na stap eerst tussen de leggers en dan zonder, men verklaarde me voor gek dan nog maar te zwijgen over de dokters die van niets wisten.
Mijn tocht van mijn leven was begonnen, venster na venster en tegel na tegel elke stap en blik op oneindig tot aan de eerste hoek. Met de vraag, wil je nu dan zitten? Maar neen, mij benen trilde zoals nooit tevoren van de inspanning en ik zou verder gaan.
Geen ziel buiten ons gedrieën die wisten wat er eigenlijk aan de hand was. Ik had gehoopt dat ik de meters zou halen, en toch zonder twijfel wist ik mijn kamerdeur te benaderen, na eerst de verpleegpost te zijn gepasseerd en een traan weggepinkt naar degene die me ongelijk zouden gegeven hebben. Ik raakte mijn bed en viel om. Mijn droom was een stukje realiteit geworden. Ik heb nadien een volledige dag geslapen, en heb het nooit meer overgedaan. De blaren in mijn handen vertelden me dat het niet opzij gelegd was om ooit nog gewoon te stappen. Dus we zetten onze zinnen op de rolstoel en we gingen er het beste van maken.

Ook kenden we stilaan bijna iedereen van het ziekenhuis, zowel van de mensen die op onze gang werkten, hun echtgenoten/es. De sociale dienst heeft bij mij een groot part gespeeld, de dame kwam me vaak opbeuren als er niemand was in het weekend. Ze zorgden ook dat alles voor mij in orde werd gemaakt. Want van papierwerk had ik nog geen kaas gegeten en ja er was iemand die het moest doen. Er was al op een manier afgesproken dat ik langer zou blijven dan de gemiddelde patiënt. Ik was van plan om, als ik ooit ontslagen zou worden om alleen te gaan wonen. Toen heeft men mij bijna voor gek verklaard. Het was dus onvoorstelbaar dat je kon kiezen oftewel een home oftewel opgevangen worden door je familie. Nu als je het ene niet ziet zitten, zij het een home, of je het andere niet kan voorstellen. Thuis was voor mij geen optie, dus ik had me al voorgenomen dat ik alleen zou gaan wonen in een appartementje. Hoe gek de wereld draaien kan, een collega kelner wou me wel onder zijn vleugels nemen en ik mocht bij hem wonen. Dus voor mij was het reeds uitgemaakte zaak. Ik wilde en zou alleen gaan wonen. Niet wetende wat een helse strijd dat nog zou worden.

Ondertussen was het verder leren hoe alles bolde en rolde met een rolstoel. Achter het ziekenhuis was een groot grasveld, in een boog erdoor liep een weg waar anders geen ziel komt. Netjes aangelegde asfaltweg, goed om even te gaan bollen. Was het niet dat we toen allemaal wel eens hadden geleerd om op de achterste wielen te rijden. Nu het helde een beetje naar beneden, wat inhield dat je dus op je achterste wielen van boven kon vertrekken en je kon laten gaan. Het hield ook in dat je niet achterover mocht slaan of de bocht missen, wat de meeste dus deden. Uit sommige vensters werd dan geroepen of we gek waren of onze nek wilde breken. Dan had je zoiets van ja laat maar. We zijn ons nu even goed aan het amuseren en laat ons maar even doen. Binnen was het toch steeds hetzelfde liedje.

Toen onze benjamin zijn rolstoel kreeg was het andere koek, eerst was het een manuele rolstoel die zijn pa dan voortduwde, maar na enkele weken werd al snel beslist dat hij een elektrische nodig had. Hij was verlamd van de schouders af en hij wist ook dat het nooit zou verbeteren. Dus voor de jongeheer een racemonster als het kon. Dan kon hij ons andere rolstoelgebruikers het leven zuur maken en zeker de verpleging. Niet te vergeten de poetsploegen die de gangen, moesten netjes houden. Daar werd menig slipspoor neergezet. Althans als zij hem er eerst hadden in gezet. Wat er dan wel bijkwam was telkens hij naar huis kon op weekend, het was wel een heffen om dat ding in de auto te krijgen. Je staat er niet bij stil wat het allemaal dan inhoud om thuis nog te komen en je ganse woning te laten aanpassen om met een elektrische stoel in je eigen huisje nog binnen te kunnen. Het was dan ook niet van de eerste dag dat alles van een leien dakje liep
Nu en dan was het ziekenhuis dan toch een beetje te veel geworden voor mij. Ik had een plaatsje gevonden waar geen mens me kon vinden. Meestal was het net dat gebouwtje buiten waar de afdeling orthopedie gevestigd was. Je had er een fietsenstalling met afdakje voor als het regende, en als de zon scheen dan stond ze op mijn gezicht, als ik stilletjes een sigaretje opstak en de waterlanders de volle loop liet gaan, verdomd waarom ik. Niet dat ik het zelf aan iemand toewenste. Maar daar zat ik dan een stukje mens met een grote mond, klein hartje, benen die niet wilde marcheren en wetende dat ik daar nog wel een poosje zou blijven. Niet weten of ik nog ooit een relatie zou hebben, nog kinderen zou kunnen hebben, nog functioneren in de maatschappij, nog een menswaardig leven hebben zonder al te veel afzien. Geen zorgen hebben op mijn oude dag, als ik dan ooit oud zou worden...

In de maanden dat ik er lag was ik te weten gekomen via de sociale dienst en opzoekwerk dat ik normaal gezien een uitkering zou ontvangen hebben van het ziekenfonds. Het was niet veel, ongeveer een kleine zeventien duizend frank per maand. Maar toch in die tijd veel geld om rond te komen elke maand. Je sigaretjes van te kopen was mijn eerste gedachte. De mutualiteit had dit steeds uitbetaald aan mijn moeder. Ik ging er vanuit dat dit dan op een rekening werd gezet voor als ik ooit daaruit zou komen. Wel de situatie was anders, de financiële situatie thuis in het café was niet zo denderend, en moeder had mijn geld gebruikt om de rekeningen te betalen. Ik was razend en in de onmacht om iets te doen. Het enige wat mij restte was eens alles in zijn werk te stellen dat ik in het ziekenhuis een rekening had waar alles dan zou op gestort worden van dat moment af.

Er waren al bijna zeven maanden verstreken en dat bedrag was toen dus al aardig opgelopen. Ik had van toen af niet zozeer meer de beste zoon moeder relatie die je kunt voorstellen. Er werd steeds op het scherp van de tong gesproken, en van toen af zag ik ook mijn moeder minder en minder elk weekend verschijnen. Dat kon er toen ook nog maar bij dacht ik, nu had ik zelfs geen spaarboekje meer voor als ik terug op mezelf zou gaan wonen. Hoe dat verder zou moeten had ik helemaal geen idee van.

Dan werd ook mijn zaak onder handen genomen door mijn advocaat. Het was niet zomaar een zaakje het was iets waarover blijkbaar naderhand nog veel gediscussieerd zou worden. Het eerste waar over moest gepraat worden was een echtscheiding, want ik was nog steeds gehuwd. En vermits dat er dan over grote bedragen werd gesproken, werd toch maar wijselijk besloten om dit eerst achter de voeten te hebben. Hij zegde zes maanden en inderdaad zes maanden nadien was dat dan toch uit de voeten. Mijn rechtszaak van mijn ongeval heeft bijna zes jaar geduurd, het eerste discussiepunt was is het nu een werkongeval of een verkeersongeval?

Vermist we nog een kop koffie waren gaan drinken werd daar al direct het grootste punt van gemaakt. Het werd over de jaren een heen en weer geschrijf met de maatschappijen en mijn advocaat. Met mondjesmaat werd zijn fout toegegeven, pas nadat het proces op correctioneel gebied uitgesproken was dat het moeilijkste nog moest beginnen.
Hij had een jaar voorwaardelijk gekregen en zes maanden rijverbod en een boete. Iets wat te verwaarlozen was tegenover mijn leven, dacht ik dan toch. In een burgerlijke zaak die ik ook tegen hem had aangespannen was het dan ook hetgeen waar ik nadien nog het meeste heb onder geleden. Steeds elke maand een brief in de bus van de zaak is wederom uitgesteld en uitgesteld. Wat er op lange duur mijn gezondheid zelfs met aantastte, ik kreeg haaruitval van de zenuwen. Toen was de tijd voor mij om te zeggen het heeft lang genoeg geduurd. Als het aan mijn raadsman lag dan hadden we nog een paar jaar verder kunnen gaan. Maar dat was mijn gezondheid niet waard. Naderhand bleek dat hij nadien nog een bijna ongeval heeft gehad, door de slagbomen van een treinoversteek gereden en hij mocht een jaartje niet meer rijden met een auto. Alsof dat de mensheid nog wat kon schelen. Hij had mijn leven verwoest, en bijna dat van zichzelf. Laat staan dat van anderen.

 

Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .