writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Honingtante .4

door RudolfPaul

Toos keek peinzend voor zich uit. Het was een lange tijd stil tussen hen. Toen pakte ze een van de boeken over moderne kunst van de stapel die Johannes naast zich op de bank had gelegd. Ze keken samen naar de afbeeldingen van schilderijen. Jaap had een paar jaar kunstgeschiedenis gestudeerd aan de universiteit, vertelde ze hem.
`Hier, dit zal je wel aanspreken.' Ze stootte hem aan. `Dit jongetje lijkt sprekend op jou. Birthday Boy van Eric Fischl.' Ze keken aandachtig naar de afbeelding van een volwassen vrouw en een jongetje, beiden geheel naakt en liggend op een groot bed. De jongen lag op zijn buik half naast en half onder haar en keek tussen haar benen terwijl de vrouw haar rechterbeen voor hem omhoog hield. `Kijk, dit ben jij...en dit ben ik. Zou je wel willen hè?'
Hij voelde zich uiterst verlegen en durfde haar niet aan te kijken. Ze porde hem in de zij. `Zou je dat graag willen? Om me zo te zien?' Er verscheen een plagerige glimlach op haar gezicht toen ze zag hoe verlegen hij was geworden. Hij knikte beschaamd. Ze drukte hem teder tegen zich aan. `Gekkie...'
Met het hoofd gebogen zaten ze dicht tegen elkaar - haar wang raakte de zijne -, het boek tussen hen in. Langdurig keken ze naar de afbeelding. `Dat jongetje... zullen we hem maar Hansje noemen, of ook Johannes, net als jij? Want jullie lijken wel heel veel op elkaar - als twee druppels water.' Haar stem was hees van opwinding - alsof ze beiden een geheime schat ontdekt hadden waar niemand verder iets van mocht weten. `Dat jongetje ligt op zijn buik en zo kunnen we niet zien of hij zijn voelhoorntje naar haar uitsteekt, maar dat is vast wel het geval. Hij ligt daar quasi onverschillig toe te kijken met een hand onder zijn hoofd, maar we weten heus wel dat verscholen in het beddegoed zijn stijve piempje als een ijzeren staafje als door een magneet tot haar grote broeinest wordt aangetrokken. Zijn jonge vogeltje verlangt terug naar zijn warme, ruime moedernest.'
Ze keek hem ontzet aan alsof haar eigen woorden haar in verwarring hadden gebracht. Alsof ze niet goed begreep waar ze mee bezig was geweest.
`Zullen we het boek maar wegdoen?' vroeg ze zacht. `Dit is vast niet goed voor ons.' Maar ze legde het boek niet terug op de stapel. Een andere afbeelding had haar aandacht getrokken - een schilderij van dezelfde kunstenaar, getiteld Bad Boy. Het liet een naakte volwassen vrouw op een bed zien en een schooljongen, gekleed dit keer, die op een stoel aan het voeteneinde zat.
`Bad Boy,' zei Toos. `Eigenlijk had het schilderij Bad Woman moeten heten, vind je niet?' Ze keken er gefascineerd naar. `Deze vrouw lijkt meer op mij. Dat zou ik kunnen zijn. Als het haar op beide plekken wat donkerder was. Haar borsten kun je niet zien. Die heb ik ook niet - nou ja, nauwelijks. Haar vogelnest zit ingeklemd tussen twee forse naakte boomtakken. Zulke stevige benen heb ik ook.' Haar stem was dromerig geworden. `Een mooi effect, dat binnenvallende goudgele licht, die kronkelige sliertjes geel die door de neergelaten jaloezieën naar binnen sijpelen.' Ze keek op naar de grote ramen waar het late middaglicht naar binnen viel. Alsof ze overwoog ook hier de jaloezieën te laten zakken. Johannes wachtte ademloos. Het was of er iets gebeuren ging.
`Zo'n stout jongetje zou jij ook wel willen zijn zeker?' Ze keek hem met uitdagende ogen aan en hij sloeg beschaamd de ogen neer. `Malle jongen...' Ze trok hem weer dicht tegen zich aan en fluisterde in zijn oor: `Voor jou zou ik alles willen doen, dat weet je wel, lieverd. Zelfs me door jou in m'n vogelnestje laten kijken...' Ze wachtte op zijn reactie, maar hij zat als versteend. Ze begon de begeleidende teksten uit het boek hardop voor te lezen: `Fischls perspectief is in de regel dat van een kleine jongen of van een buitenstaander... Loerende of sprakeloze blikken van de handelende personen, waarin verborgen angsten oplichten. Een jongen die een masturberende vrouw in het geslacht staart...'
Ze keek hem geschrokken aan. `Dat had ik er niet achter gezocht,' mompelde ze. Ze keek nog eens goed naar de afbeelding. `Dat ze daarmee bezig was, dat had ik er niet uit begrepen... Goed, dat kan er nog wel bij...'
Ze las verder. `Een vrouw die zich overduidelijk aan een opgewonden jongen aanbiedt...' Ze keek hem vertwijfeld en gespannen aan. `Hier moeten we echt mee ophouden. Het zou ons in verzoeking kunnen brengen. Een tante die zich overduidelijk aan haar lieve, opgewonden neefje aanbiedt... foei wat een afschuwelijke gedachte!' Even was het of ze zich er geen raad mee wist, maar daarna lachte ze uitbundig. `Jij kleine geilneef,' zei ze. `Zou je wel willen, zeker!' Johannes zei niets. Ze bleef hem met grote spottende ogen aankijken en hij wendde zijn gezicht af. `Zou je dat graag willen?' vroeg ze teder. Johannes knikte.
Een tijdlang bleef Toos met een ernstig gezicht voor zich uit staren terwijl Johannes in het boek verderbladerde. Het was alsof ze extra tijd nodig had om nog eens rustig over de dingen na te denken, alsof ze even bij zichzelf te rade moest gaan. `Kom,' zei ze met een zucht. Haar stem klonk een beetje moedeloos, alsof ze wist dat ze er toch niet uit kwam. `Kom, ik moet nog naar beneden, naar de grafkistenwerkplaats. Kijken of hun poes - ze hebben daar bij die lijkkisten ook een kat - wel genoeg water en kattenbrokken heeft. Ga je mee of blijf je liever even hier? Het is wel een beetje eng allemaal, al die opgestapelde doodkisten langs de wand.' Ze was opgestaan. `Ik ben zo terug.'
Maar Johannes was ook opgestaan. Hij zei dat hij mee wilde. Dat hij niet bang was. Als zij maar in de buurt bleef.
`Dit priestergewaad houd ik aan. Als iemand in een van de huizen hiernaast toevallig uit het raam kijkt en me de achtertrap ziet afdalen, zal hij denken een spookverschijning te zien. Wacht, deze zaklantaarn nemen we mee. Ik weet nooit waar ik beneden de lichtschakelaar moet vinden.'
Ze ging hem voor. Vanaf een serre-achtig, ingebouwd balkon kwamen ze via een holklinkende wenteltrap van gegalvaniseerd metaal in een kleine, verwaarloosde achtertuin die geheel was ingesloten door hoge, blinde muren. De deur van de gang naast de werkplaats stond tussen twee losse bakstenen geklemd op een kier zodat de kat er in en uit kon. Veel daglicht viel er niet binnen. Toos knipte de zaklantaarn aan en liep voor Johannes uit door de lange gang die uitkwam in een soort garage waar twee begrafenisauto's naast elkaar geparkeerd stonden. Een openstaande zijdeur leidde naar een ruime werkplaats. Het kantoortje naast de garage was wel op slot. Waarschijnlijk was daarbinnen de lichtschakelaar waarmee de tl-buizen in de werkplaats ontstoken konden worden.

Ze nam hem bij de hand en ging voorzichtig de werkruimte binnen. Tegen de zijwand en de achterwand stonden de doodkisten opgestapeld, ervoor lagen stapels brede planken. `Pas op die zaagmachines in het midden,' waarschuwde Toos. Ze draaide zich langzaam om en scheen met de lantaarn in alle hoeken van de werkplaats. De kat was nergens te bekennen. `Het is zo'n enge Siamees,' zei Toos, `een soort mascotte van het bedrijf. Het beest doet me altijd aan de dood denken. Overdag ligt-ie meestal op het bureau in het kantoortje. In het weekend zorgt Jaap voor hem.'
Op schragen stonden ter hoogte van Johannes' schouders enkele kisten waaraan blijkbaar nog werd gewerkt. Voor hen op de grond stond op grote stukken dik karton een brede kist met een deksel.
`Deze is helemaal klaar,' zei Toos. `Daar komt morgenochtend iemand in te liggen. Speciaal gemaakt voor een wat groter iemand, zo te zien. XXL!' Ze trok hem naar de kist. `Wees maar niet bang, er ligt heus niemand in. Nog niet.' Ze gaf hem de zaklantaarn, zodat ze haar handen vrij had om de deksel eraf te lichten. Die zette ze tegen de zijkant van de kist. Ze nam de zaklamp weer van hem over en scheen ermee in de kist. Ze knielde neer.`Kijk, satijnen voering. Een speciaal hoofdkussentje van satijn. Dat ligt vast heel lekker.' Ze pakte zijn hand en liet hem de zachte, zijdeachtige stof voelen.
`Ik ga er eventjes in liggen,' zei Toos resoluut. `Dood zijn is niet leuk, daarom kun je het beste er maar alvast een beetje aan wennen.' Ze deed haar schoenen uit, trok haar priesterkledij op tot haar middel, zodat ze weer in haar spijkerbroek stond, en stapte met enig gestommel de kist in. Ze ging er languit in liggen, haar hoofd op het kussentje dat helemaal onder haar lange, zwarte haar verdween. Met een verzaligde glimlach keek ze naar hem op, terwijl hij gehurkt naast de kist zat. Hij scheen met de zaklantaarn over haar lichaam. `Geef mij weer even...' Ze nam de lamp en scheen het licht van onder haar kin omhoog, zodat haar oogkassen griezelig hol leken. Hij lachte erom, daar kon ze hem niet bang mee maken. Ze knipte het licht uit en gaf de lantaarn weer aan hem terug. Hij pakte de zijkant van de kist beet. Zijn ogen moesten wennen aan het donker. Een hele poos bleef ze roerloos liggen. Alsof ze speelde dat ze dood was. Maar hij hoorde haar ademhaling. Het duurde heel lang voordat ze het stilzwijgen verbrak.

 

feedback van andere lezers

Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .