writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Honingtante .7

door RudolfPaul

`Hier komt de boze toverheks, je gekke tante Toos,' riep ze op dreigende toon. Johannes vluchtte en zij rende hem achterna tot ze hem te pakken kreeg achterin de tuin. Mevrouw Doornbos stond met een geamuseerd lachje op haar gezicht bij de achterdeur. Ze keek naar hun stoeipartij. Net twee kleine kinderen, vond ze. Die twee waren gek met elkaar, gingen helemaal in het spel op. Johannes gierde het uit, hij kon er niet tegen als hij gekieteld werd. `Niet doen...niet doen...' Hij was buiten adem en probeerde zich uit de greep van Toos los te rukken. Mevrouw Doornbos kreeg bijna medelijden met het joch - ze kon er zelf ook niet tegen gekieteld te worden, vroeger als kind al niet.
Toos bleef hem met haar vingers onder zijn oksels porren. Ze fluisterde hem daarbij in het oor: `Had je niet gedacht hè, dat ik zo hard achter je aan kon rennen. Als je toen met je piempje in me was geweest, had ik nu misschien zóóó'n dikke buik gehad en had ik je niet te pakken kunnen krijgen.' Johannes snakte naar adem. Ze bleef maar doorgaan met porren. `Weet je nog wel? In die doodkist? Dat je met je Lieve Heertje bijna in m'n Heilige Maria zat? Of ben je dat nu al weer vergeten? Heeft dat zo weinig indruk op je gemaakt?'
Toos had er vaak op gezinspeeld, op de verboden dingen die ze toen gedaan hadden. Daar hoefde ze hem echt niet aan te herinneren; hij dacht er vaak genoeg aan. Het was niet nodig dat ze steeds toespelingen maakte op `die gedenkwaardige gebeurtenis' - zoals ze hun grote geheim noemde. Soms onder het eten, terwijl mevrouw Doornbos erbij zat, soms als er met zijn vader erbij over heel andere dingen gesproken werd. Beloofd is beloofd, zei ze dan zomaar. Voor anderen sloeg dit nergens op.
Haar hese gefluister kriebelde in zijn oor. `Jij kleine rakker...wacht maar! Lief klein geilneefje die bijna z'n bloedeigen tante een dikke buik bezorgd had...opgepompt tot een reuzenballon...met je kleine geile fietspompje...'
`Hou op...hou op!' kermde hij. Ze liet hem gaan.
Het was de laatste dag van de paasvakantie, de eerste echt warme dag van het voorjaar. Ze zouden in de tuin boterhammen eten. De tuinstoelen en de opklaptafel had Johannes al uit de schuur gehaald en klaargezet.
Toos bukte zich, pakte een stokje en tekende een vrouwenfiguur met bolle buik en een figuur van een jongetje in het harde zand. `Dit zijn wij...zouden wij zijn als we niet goed opgepast hadden.' De initialen T.O. en J.H. schreef ze eronder. `Als we tot de echte liefdesdaad waren overgegaan met jouw...' hier kraste ze de letters L.H. in het zand `...in mijn...' Ze schreef de letters H.M. `Maar dat gebeurt nog wel es een keertje...'
Haastig veegde Johannes met zijn schoen de figuren en de letters uit. Hij keek angstig naar de achterdeur, maar mevrouw Doornbos was alweer in de keuken bezig. Hij kon haar rode haar door het raam zien.
`Zijn jullie klaar met jullie kinderspelletjes?' vroeg ze toen ze even later met een dienblad vol borden en kopjes de tuin inkwam. `Ga je handen maar even wassen.' Ze knikte Johannes moederlijk toe.
`Volgende week weer naar school,' zei Toos. Ze zaten met z'n drieën om de tafel en smeerden boterhammen. `Daar heb ik op dit moment nog helemaal geen zin in.'
Johannes dacht aan de paar maanden die hij nog naar school moest voordat hij eraf kon. Hij zou na de grote vakantie naar het gymnasium gaan waar Toos muzieklerares was. Hij zou bij haar in de klas komen - een vreemde gedachte.
`Laatst kreeg ik op m'n donder van meester Berghuis.' Vol trots vertelde hij hoe het gegaan was. De leraar had een klein groepje goede leerlingen, waaronder hijzelf, een extra taak opgedragen zodat hij aandacht kon schenken aan de kinderen met taalproblemen. Johannes had geprotesteerd. Hij wilde niet even beziggehouden worden met iets zinloos, met iets wat hij al kende. Als anderen niet de moeite namen om hun huiswerk te maken... Berghuis was woedend geworden, had hem een brutale vlerk genoemd. De hele klas was ervan onder de indruk. Hij begreep zelf ook niet hoe hij daartoe gekomen was, waar hij het lef vandaan had gehaald om de leraar tegen te spreken.
`Ik begrijp het, ik begrijp het volkomen,' zei Toos. Ze schudde een waarschuwende vinger en mompelde: `Beware! For he on honey-dew has fed... Ik weet precies wat - en wie! - die verandering in je heeft teweeggebracht.'
Johannes ontweek haar blik. Hij keek schaapachtig naar mevrouw Doornbos, die het gesprek duidelijk niet kon volgen.
`Kom, kom,' zei mevrouw Doornbos goeiig, `dat zal echt wel meevallen, van die brutale vlerk. Daar hoeven we ons niet druk over te maken - zo ben jij niet.'
Johannes wist hoe mevrouw Doornbos over hem dacht. Eens had ze tegen een buurvrouw gezegd dat hij een heel stille jongen was ─ Johannes de Zwijger. Dat hij urenlang alleen kon zijn zonder zich te vervelen. Hij kon zich best vermaken met tekenen of boeken lezen of gewoon wat voor zich uit zitten dromen. `Je hebt geen kind aan hem,' had ze de vrouw verteld.
`Binnenkort moet Johannes een spreekbeurt houden - voor de klas.' De manier waarop ze het Toos vertelde, maakte duidelijk dat ze het een zware - misschien een te zware - opgave vond. `De hele vakantie heeft hij zich voorbereid: feiten verzameld, stukken uit zijn hoofd geleerd...'
Het was waar dat hij de vakantie grotendeels had doorgebracht met lezen. Met boeken die hij uit de bibliotheek had gehaald. Maar zoveel had hij nou ook weer niet aan zijn spreekbeurt gedaan.
Toos keek hem van opzij aan. `Zie je er tegenop? Ben je nerveus?'
Johannes knikte, hoewel die spreekbeurt hem niet echt veel kon schelen. Niet zoals vroeger, toen zoiets een ware nachtmerrie voor hem was.
`Bang dat je, als je voor de klas staat, weer dichtklapt zeker. Als een vaginistische mossel.'
Johannes en Toos schoten in de lach. Mevrouw Doornbos fronste de wenkbrouwen. Kon je zulke woorden wel gebruiken tegen een kind? Ze stond op en bracht de lege borden terug naar de keuken.
`Heus, die spreekbeurt voor de klas, dat komt hartstikke goed,' zei Toos toen mevrouw Doornbos binnen was. `Daar heb ik immers voor gezorgd... Het tovermiddel van tante Toos.' Ze lachte hem toe. Hij lachte ook, een beetje schuldig. Hun ogen speelden spelletjes. `Smul, smul, neefjelief smul,' zong ze zachtjes.
Mevrouw Doornbos kwam terug de tuin in. Ze mocht niet te lang in de zon blijven zitten, zei ze. Roodharige mensen met een lichte huid zoals zij kregen gauw last van de warmte.
De twee vrouwen babbelden ontspannen over koetjes en kalfjes. Johannes volgde hun gesprek niet, maar keek beurtelings naar de vrouwen. Toos had een dunne zomerjurk met korte mouwen aan, mevrouw Doornbos droeg een wijd, luchtig gewaad dat haar brede schouders en heupen en haar zware boezem enigszins verhulde. Haar oranjerode haar glansde in het zonlicht. Vroeger, toen ze een klein meisje was, noemde men haar peentje of worteltje. Dat had ze hem eens verteld toen hij jaren geleden - in de vierde - verdrietig uit school kwam omdat hij genadeloos was gepest. Mevrouw Doornbos was op het dorpsschooltje waar ze als meisje op zat ook wel eens uitgescholden, had ze verteld. Vanwege haar dikte en dat rode haar. Een jongetje had tegen haar geschreeuwd: `Jij rottige, rottige rooie!' Waarom wist ze niet meer. Johannes had het moeilijk gevonden zich haar voor te stellen als mollig jong meisje met een rond hoofd en oranje haar. Mevrouw Doornbos had hem opgevrolijkt met een onzinverhaal over haar bolle kop en haar oranjerode haar. Dat zou ze geërfd hebben van haar grootvader die afstamde van de Oranjes, van Prins Hendrik. Adellijk blauw bloed stroomde door haar aderen. Ze liet hem de aderen zien in haar armholte en haar mollige onderarm. Ze had dus hofdame of zoiets moeten zijn in het paleis in plaats van gezinshulp bij de familie Huysmans. Eigenlijk had hij haar met Uwe Hoogheid moeten aanspreken, maar omdat hij zo'n lieve jongen was mocht hij gewoon mevrouw Doorbos zeggen, had ze gezegd. Ook had ze verteld dat ze als tienermeisje had geprobeerd met citroensap de sproeten aan weerszijden van haar neus te laten verbleken.
Johannes keek naar haar blozende vollemaansgezicht en naar de enorme bolronde vormen van haar omvangrijke boezem die zich aftekende onder het zomerse gewaad dat als een soort tent om haar heen hing. Hij vergeleek de lichte huidkleur van haar mollige armen, bezaaid met sproeten, met de geligbruine huid van Toos. Die bronzen huidkleur had zijn moeder ook; er was geen twijfel mogelijk dat Toos en Annemarie zusters waren. Hij keek naar de kleine bollingen van haar borstjes die hij gevoeld had toen ze samen in de lijkkist lagen. En had gezien in Jaaps slaapkamer. Plotseling merkte hij dat de vrouwen ook naar hem keken. Hij voelde zich betrapt. Een vreemd lachje verscheen op het gezicht van Toos. Johannes sloeg zijn ogen neer.
`Kom...' zei mevrouw Doornbos. De vrouwen ruimden gezellig babbelend de tafel af en brachten alles naar de keuken. De stoelen en de tafel hoefde Johannes voorlopig niet terug te zetten in de garage - het zag er voorlopig toch niet naar uit dat het zou gaan regenen. Hij bleef zitten en keek naar de vrouwen. Toos vond hij een mooie, mysterieuze, heksachtige vrouw. Mevrouw Doornbos, die een paar jaartjes ouder was, een jaar of vijfendertig, was een lieve, moederlijke vrouw die de familie Huysmans een groot, warm hart toedroeg. Als zijn moeder, Annemarie, weer eens opgenomen was, of, zoals vroeger wel eens voorkwam, dagenlang op bed lag, dan zorgde mevrouw Doornbos overal voor. Toen het een poosje wat beter ging, had zijn moeder eens tegen hem gezegd: `Maria Doornbos is mijn steun en toeverlaat; zij is de enige die ik volledig vertrouw.' Toch zou Johannes mevrouw Doornbos nooit in vertrouwen nemen en haar vertellen over Toos en wat er in Jaaps huis gebeurd was. Hij paste wel op. Johannes de Zwijger was hij voor haar - voor iedereen in de hele wereld. Johannes de Doper was hij bij Toos geweest toen hij zijn vingers doopte in haar roompotje...
Toos kwam nog even de tuin in om dag te zeggen. En hem sterkte te wensen met zijn spreekbeurt. `Dat komt echt wel goed; daar hoef je je nu nooit meer zorgen over te maken.' Ze zei het op nonchalante toon en keek hem daarbij met een veelbetekenende glimlach aan. Ja, die spreekbeurt...daar maakte hij zich geen zorgen over; daar had Toos op onvergetelijke wijze met haar honey-dew voor gezorgd.

 

feedback van andere lezers

  • Ghislaine
    Ik zit op wieren en wespen. Kom op met het vervolg aub!!
  • Liesje
    ik volg Ghislaine :-)
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .