writehi(s)story Passie voor schrijven
home   wat is writehi(s)story?   bladeren   uitgeven   gezamenlijke publicaties   boekenwinkel   manuscriptanalyse   inschrijven   contact   
top 10   wedstrijden   forum   hulp   
 
naam:  
pass:  


wachtwoord vergeten?
 
 

Volg ons op facebook

Ga naar chat

< terug

Betere leesbaarheid

Natasha

door Mephistopheles

Gedachten. Ze bereiken me weer. Vanuit het niets slaan ze toe. Vanuit het niets duiken ze op. Rovers wachtend in een hinderlaag. Dieven belust op geestelijke plundering. Ze maken zich klaar. Ze bewapen zich. Ik kan het telkens weer horen. Hoe ze het ijzer smeden. Hoe hun waanzin knarsetandend dichter komt. Ik zou ervan willen wegvluchten maar de vluchtweg loopt dood. De vluchtweg gaat verloren in de duisternis. Het zwarte vlak strekt zich uit, eindeloos ver, tot in de meest afgelegen uithoeken van de waarneembare horizon. Een horizon die slechts waarneembaar is als zwartheid. Een horizon die de vernietigingsdrang van het veelkoppige beest herbergt, het veelkoppige beest van de gedachte.
Ik weet dat ik moet oppassen van elke gedachte die ik voel en onderga omdat elke gedachte in principe een roofvogel is. Een hongerig wezen dat me kaal wil pikken tot op het bot. Een hongerig wezen dat zich gretig te goed zal doen aan mijn zwakheden als ik eraan ingeef. En dus probeer ik het te ontvluchten. Een eindeloze tocht over bedrieglijke heuvels. Een langdurige queeste onder netelige hemelen. Het maakt me tot wat ik ben. Een vluchteling van mezelf. Een vluchteling zonder eindbestemming die s'nachts in zachte ogen gaat slapen en s'ochtends in harde ogen ontwaakt. Een vluchteling die ongebonden is en toch geen echte vrijheden kent - een hete fluim in het aangezicht van de schepping. De doornen van het bestaan blijven onverbiddelijk in mijn huid steken. Ze kwellen me, treiteren me, bestelen het ochtendrood van haar glorie. Ze maken dat de heraldiek van het leven zichzelf niet overleeft. Met jeukend zand in de ogen voel ik hoe dit dreigt vergeten te worden.
Er gaat nauwelijks een dag voorbij waarin ik deze gedachten niet tracht weg te lachen. Ik zou elke gedachte, elk gevoel, elke prikkeling die ik voel willen weglachen, maar het is moeilijk. Met gesloten ogen leef ik in de hoop dat het lachen zich van diep uit mijn keelgat ontsteekt en een bulderend geluid produceert dat zich daverend doorheen de ruimte voortplant, maar het brengt slechts een doffe klank teweeg die te gedempt en te geruisloos is om het gehoor van een medemens aan te wakkeren. Misschien omdat het niet mag. Misschien omdat het niet voorbestemd is. Misschien dat het niet in de sterren staat geschreven en dat mijn gedachten me in het gezicht zullen blijven spugen. Maar waarom zou het niet mogen? En waarom zouden ze me alleen maar in het gezicht willen spugen? Elke vaststelling van een gedachte leidt tot een nieuwe gedachte. Ze staan allen in verband met mekaar via een stevig gefundeerd betrekkingstelsel die ze allen verbindt. En zo blijven ze komen, als reizigers in een sneltrein terwijl ik hulpeloos vastgebonden lig op de spoorlijn, wachtend om overreden te worden door de locomotief van hun schelle kreten. Ontsnapping is onmogelijk. De ketenen beklemmen me, overmeesteren me, bezitten me, ja, pijnigen me zelfs. In het holst van de nacht besluipen ze me en bij het krieken van de dag klampen ze zich aan me vast. Als luizen kruipen ze onder mijn huid en als luizen bijten ze in mijn vel en ik krab en ik krab en ik krab en ik krab als een volslagen gek, maar niets helpt. De gedachten stromen verder doorheen mijn aderen als bijtend stuifmeel en de luizen kruipen dieper en dieper tot ik ze aan mijn botten voel knagen. Ik open mijn ogen. De ruimte om me heen is nauwelijks zichtbaar. Ze is gehuld in een verblindende krans van licht. Ik sluit mijn ogen. Een constatering aan het uiteinde van elke handeling gevolgd door een handeling aan het uiteinde van elke constatering. Beheersing. Zelfbeheersing. Ik moet mezelf zien te beheersen. Aan de nok van elk verlangen ligt het idee van bevrediging als een vlezig bot, ongeduldig wachtend om afgepeuzeld te worden. Het lijkt inbeelding maar dat is het niet. Of toch? Gedachten. Ze blijven komen in volle vaart, incoherent. De senaat van de waanzin. De aristocratie der krankzinnigheid. Er is niets wat ze niet kunnen doen. Er is geen enkele leegte die ze niet kunnen opvullen. Er is geen enkele leegte die ze niet nog meer kunnen uithollen dan het al is. Lichaam, herinneringen, wroegingen, verwijten, alles blijft komen en er is geen houden meer aan. Het radbraken gaat onophoudelijk voort. Het kielhalen blijft zich onbarmhartig verder zetten. De pijnbank kent geen vermoeidheid. Ik moet mijn hoofd erbij trachten te houden. Ik mag mezelf niet ten onder laten gaan aan mezelf. Het is belangrijk, veel te belangrijk.
'Goed geslapen?'
Een zachte stem die de stilte doorbreekt. Een vraagteken dat een antwoordt uitdaagt. Ik kijk om me heen maar zie niets. Ondoordringbaar daglicht in mijn ogen. Migraine in mijn hoofd. Tergend gebons. Geprikkelde trommelvliezen. Voetstappen komen nader. Een ademhaling wordt scherper. Wie heeft er gesproken?
'Je ligt weer te piekeren, hé?'
De stem is dichter. Ze wordt zachter, bezorgder, sereen als een silhouetten zomerse bries. Ik probeer in de ruimte te kijken. Ik probeer de bron van het gesprokene te ontwarren maar een nevelige sluier dwarrelt doorheen het vertrek. Een verblindende geest. Een fantoom. Een...
'Hier liefje, drink wat water, dat zal je goed doen.'
Iemand komt naast me zitten op het bed. Ik voel de warmte van haar lichaam tegen het mijne. Ik voel haar ademhaling in m'n nek, kan hem zelfs bijna proeven op m'n lippen.
'Natasha?'
'Ja, liefje?'
'Ben jij dat?'
'Natuurlijk ben ik het', giechelt ze speels, 'wie had je gedacht, Katharina De Grote? Ga even rechtop zitten, dan kan je wat water drinken.'
Ik probeer rechtop te zitten. Het is moeilijk. Armen, benen, ledematen van lood, alsof de dood zich erin genesteld heeft. Natasha legt een arm achter m'n rug en ondersteunt me. Ik weet dat ze er is maar het licht is te fel om haar te zien. Het licht werkt in op mijn regenboogvlies als zout in een wonde. 'Kan je even het licht uitdoen?' het kost me de grootste moeite om de woorden van m'n tong te laten rollen. Ze zijn droog en ruw, als schuurpapier over mijn stembanden.
'Maar het licht is uit, liefje.'
'Kan je de gordijnen dan dichtdoen?'
'Die zijn dicht. Wat heb je toch?'
Ik onderneem een tweede poging om rechtop te gaan zitten in het bed, een helse opgave, alsof ik een kolossale sfinx met een veertje tracht op te heffen. Natasha legt voor een tweede maal haar arm achter m'n rug en trekt me recht. Het lukt, moeizaam en tergend, maar het lukt.
'Hier drink nou wat', zegt ze terwijl ze moederlijk een glas water naar m'n lippen brengt. Langzaam slok ik de vloeistof naar binnen. Een frisse aangename rivier stroomt doorheen m'n slokdarm. Ik voel de hongerige vlammen in m'n ingewanden doven. Ik voel de hitte wegebben. Het licht vervaagt, wordt minder, verdwijnt geleidelijk aan. De hoofdpijn verdwijnt niet geheel maar wordt draaglijker. Natasha zet het lege glas op het nachtkastje en legt haar hand op m'n kruin. Het is een zachte aanraking. Haar vingers strelen m'n hoofd. Ze trekt me dichter, kust me, liefdevol en teder. Een mooie wolvin, bezorgd om haar zieke welp.
'Wat is er allemaal gebeurd? Waarom voel ik me zo ellendig?'
'Maak je maar geen zorgen, liefje', zegt Natasha geruststellend, 'het gaat wel weer over.'
'Wat gaat weer over?'
'Je verwarring', antwoordt ze sussend, 'wil je nog wat water?'
'Graag.'
'Ik ben zo terug.'
Ze neemt het glas van het nachtkastje en verlaat de slaapkamer waarvan de kenmerken zich langzaamaan beginnen te ontsluieren. Ik zie het eikenhouten nachtkastje met de versplinterde rechterhoek, een stoel met kromme poot, een kader aan de muur, een grote kleerkast en de indrukwekkende met goud geborduurde spiegel aan de muur, waar Natasha zo dol op is. Uren kan ze zichzelf erin bekijken. En uren kan ik naar haar kijken terwijl ze zichzelf bekijkt, ijdel en trots als een hooghartige pauw die haar kleurrijke veders flaneert. Haar glimlach fier en onbevreesd, als die van een Romeinse keizerin, en haar ogen helder en zelfbewust, glinsterend met de gedurige glorie van kostbaar edelsteen. Uren kan ze zichzelf bewonderen, tevreden glimlachend terwijl ze met haar vingers stoeierig haar haartoppen bespeelt, zichzelf bekijkend vanuit verschillende ooghoeken en ondertussen genietend van de wetenschap dat mijn twee ogen haar slaven zijn omdat ze zich geen seconde van de magistrale verschijning van hun koningin kunnen afwenden.
Ik trek mezelf nog meer overeind. Ik zit nu rechtop, met m'n rug tegen de bedbalustrade aangeleund. M'n handen voelen klam aan, ze zijn uitgeput en steenachtig, mechanisch als de levensloze wijzers van een stilstaande klok. De ader die onstuimig in m'n hals klopt voelt vreemd aan, alsof het de mijne niet is. M'n poriën jeuken als muggenbeten en m'n vel lijkt wel gemummificeerd, als een doodskist van lichaamshuid. Wat is er gebeurd gisteren? Waarom herinner ik het me niet? Hoe lang heb ik geslapen? Op elke vraag stapelt zich een nog grotere vraag op. De vraagtekens kwadrateren zichzelf. Ik bekijk mezelf nogmaals in het spiegelbeeld. Het reflecteert m'n naaktheid. Het dringt nu pas tot me door dat ik geen kleren aan heb, geen sokken, geen ondergoed, niets. Het baart me zorgen. Het beangstigt me. Maar waarom?
Buiten weerklinkt de wind. Een onheilspellende stem in de duisternis. Een schelle kreet in de nacht. Het geneurie verplaatst zich doorheen het luchtruim in een myriade van klanken. Weldra zullen de hemelsluizen zich openen. Ik hoor hoe de schubben van het oprukkende onweer zich aankondigen, hoe het weelderige onkruid van hun gehuil doorheen het nachtelijke weefsel van de buitenlucht scheurt. Haar rafelige armen strekken zich uit over het hemelgewelf en hullen het in duisternis. De vingers krullen zich tot een dreigende houding, klauwen in de aanslag, klaar voor het bezinksel dat zich weldra toornig zal leegbraken.
Natasha keert terug in de slaapkamer, haar lange zwarte haren golvend tot ver over haar schouders. De japon die ze draagt lijkt wel perfect op maat gemaakt te zijn voor haar, zoals het zich als een wurgslang rond haar lichaam heeft gewonden. Met gracieuze voetstappen komt ze nader. Ze zijn zacht en elegant, vreedzaam en voorzichtig geplant, alsof elke aanraking van belang is. Ze verplaatst zich zorgvuldig en gewiekst. De sierlijke passen golven behendig verder over het laminaat. Slechts hier en daar kan ik het hout horen kraken. Slechts hier en daar verraden de oneffenheden in de oude plankenvloer zich. Slechts sporadisch wordt de perfectie van haar voetstappen uit balans gebracht door de imperfectie van het houtwerk. Ze glimlacht naar me. Een vredige glimlach die zich stoeierig rond haar speelse lippen krult. Een glimlach met een ondergaande maan en een opkomende zon. Een glimlach die haar huid doet bloeien.
'Hier liefje', zegt ze teder, 'drink nog wat. Je bent vast uitgedroogd.' Ze houdt het glas voor m'n lippen en helpt me drinken. Ik ledig het glas met gulzige slokken. Het water geeft me kracht. Het geeft me hoop. Het geeft me houvast. Ik voel hoe de houvast zich stabiliserend in m'n beenderen vestigt.
'Waar zijn m'n kleren?' vraag ik nadat Natasha het geledigde glas terug op het nachtkastje heeft gezet. Ze kijkt me aan, geschrokken, verbouwereerd, bijna angstig.
'Je kleren?' haar stem klinkt lichtjes uit balans, 'waarom vraag je dat?'
'Omdat ik naakt ben.'
'Nou en?' lacht ze nerveus, 'het is heus niet de eerste keer dat ik je naakt zie, hoor.'
Weer die vreemde ondertoon in haar stem. Weer die geforceerde glimlach. Weer die onnatuurlijke uitdrukking op haar gezicht. Wat betekent dit? Ze lijkt anders, plots. Ze verbergt iets. Ik voel hoe deze vaststelling zichzelf bevestigt. Ja, dat is het, ze verbergt iets.
'Wat is er?' vraagt ze bezorgd. 'Je kijkt zo nors?'
'Wat is er gisteren gebeurd?' vraag ik nogmaals, 'waarom herinner ik het me niet meer?'
'Maak je daar nou maar even geen zorgen over', zegt ze terwijl ze haar rechterhand door m'n haren strijkt. Het is een zachte, innige aanraking. Een betoverende streling ergens tussen de zuilen van de hemel. Ze kijkt me aan en priemt haar ogen diep in de mijne. Ik voel hoe ze tot me doordringen. Hoe ze zich door m'n schedel heen boren en hoe ze zwemmen in de verwrongen tranen die ik niet durf huilen. Hoe ze behendig m'n gedachten lezen. Hoe ze deze behendig doorklieven, hoe ze behendig gaten in het weefsel van mijn geheimen branden en vaardig genoeg zijn om door elk masker dat ik tracht op te zetten heen te kijken. Ik voel hoe ze me leest en analyseert, hoe ze als een spion tot diep in mijn wezen doordringt en elke prikkeling, elke impuls in haar bezit neemt. Het kalmeert me, verdooft me zelfs. De opium in haar glasheldere blik maakt me stoned. Het voert me weg, elders heen. Waarheen juist is moeilijk te zeggen. Het is een onbevattelijkheid. Een onbevattelijke bevattelijkheid die slechts bevattelijk is voor de totale overgave van de bevattelijkheden die het bevat. Ik voel dit alles telkens weer wanneer ze me aankijkt en al mijn driften in één enkele seconden uit haar hand doet eten. En dan verdwijnt alles. Alles vervaagt, verduistert, schemert weg, naar de vergeten dartelheid, of naar de dartele vergetelheid, het is te zien hoe je het bekijkt. Het zijn slechts kwesties, triviale kwesties wel te verstaan. Maar het voelt goed aan, veilig zelfs. Hoge duinen, aangename wind, het scheuren van de stilte doorheen het bekken van de geluidloosheid. Eén enkele blik van haar is voldoende om me dit te doen voelen. Eén enkele blik van haar is voldoende om me dit te doen ondergaan. Eén enkele blik van haar is voldoende om me te doen uitreiken naar het uiteinde van de wereld met slechts het zout van ongeplengde tranen in mijn ogen. En in die hemelse schittering van verlangen en begeerte voel ik mezelf hartstochtelijk hunkeren naar het prachtige paarlemoer in het diepe water van haar ogen; prachtig paarlemoer dat het kristal in de lucht weer aan het schitteren zal brengen.
'Natasha?'
'Ja, liefje?'
'Je moet me vertellen wat er gisteren gebeurd is. Ik moet het me herinneren.'
'Er is geen gisteren, lieveling', zegt ze zachtjes, 'en er is ook geen morgen. Er is alleen het nu.'
Haar woorden zijn raadselachtig. Ik heb er moeite mee. Ik begrijp ze nauwelijks. Ze verwarren me. Is dat haar bedoeling? Doet ze dit opzettelijk? Of ben ik gewoon gek aan het worden? Maar wat is waanzin? Wordt dat immers niet gedefinieerd aan de hand van wat zinnig is? Dan is de echte vraag wat zinnig is? Maar hoe wordt zinnig gedefinieerd? Aan de hand van wat waanzinnig is? Dan is elk oordeel een leegte. Dan is elke gedachte, elk idee, elk gevoel slechts een waterdruppel dat ik met een zeef tracht op te vangen.
Natasha komt naast me zitten op het bed. Ze steekt het nachtlampje aan. Het licht is draaglijk. Het pijnigt me minder dan het schijnsel dat aanvankelijk m'n gezichtsveld bestookte en inmiddels verdwenen is. Ze begint de knopen van haar nachtjapon los te maken. Ze doet dit met uiterste kalmte, bijna alsof ze één is met de bewegingen die ze maakt. De haast van de wereld verdwijnt in de kalmte van haar handen. De haast van de wereld vergaat tot as in de greep van haar kleine vingers. Ze trekt de japon naar beneden. Schuift hem. Streelt haar lichaam ermee. De strelingen zijn kalm, geduldig, bezadigd. Haar schouders ontbloten zich. Het saffraankleurige licht van het nachtlampje valt in op haar rug, kleurt hem met een hooghartige glans van goud. Het geeft haar rijkdom. Het geeft haar overvloed, als een koningin van El Dorado gaat de hele ruimte in haar op. Ze laat de japon tot aan haar enkels zakken. Ze staat met haar rug naar me toe. Haar perfecte vormen treiteren zelfs de groten onder de beeldhouwers. Geen enkele kunst kan dit vastleggen. Geen enkele hand kan dit kneden. Geen enkel sculptuur kan aan haar tippen. Ze draait zich om. Ze heft haar voeten van de grond. Eerst de rechter, dan de linker. Ze ontdoet zich van haar nachtjapon. Ze is verblindend. Ik moet oppassen. Oppassen dat ik m'n ogen niet verbrand aan haar esthetiek. Oppassen dat het helse licht me niet opnieuw zal bestoken. Natasha komt dichter. Langzaam. Kronkelend. Slangachtig. Vloeiend als water. Haar borsten steken parmantig vooruit. Ze trotseren de ruimte. Ze naderen, komen dichter, veel dichter...
'Nu ben je de enige niet meer die naakt is', zegt ze glimlachend terwijl ze haar wijsvinger op m'n lippen drukt. Ze streelt. Stilletjes. Eenvoudig. Feeëriek. Ze drukt de tip van haar vinger tussen m'n lippen. Ik zoen het, proef het, een zak van huid en jasmijn uit de hand van een godin.
Ze neemt plaats naast me op het bed. Ik kan haar ruiken. Haar geur bedwelmt me. Het bedwelmt m'n reukorgaan. Het behekst m'n zintuigen en neemt me in bezit, als de giftige stekel van een schorpioen. Ze trekt me naar zich toe, een eenvoudig gebaar dat de kracht bezit om een muitend leger tot onmiddellijke gehoorzaamheid te dwingen. Wapens baten niet. Harnassen zijn nutteloos. Geen enkel schild is bestand tegen haar pijl en boog. Alles is aan haar ondergeschikt nu. Elke woord, elke handeling, elk denken, elke beweging.
Ze drukt zich stevig tegen me aan. De warmte van haar lichaam gaat over in het mijne. Een aangename hittegolf suist door me heen, tot in de verste uithoeken van mijn anatomie. Een vredige warmwaterbron die me zorgvuldig streelt. Een golf van extase kondigt zich aan, glimlachend als glinsterend smaragd. Ik druk m'n lippen op de hare. We kussen. Het is een zachte aanraking, een aanraking van twee veren die lichtjes tegen elkaar aanwrijven. De handeling wekt nog meer hitte op. Aangename hitte. Vertroebelende hitte. Thermische energie die tot diep in m'n lichaamsvezels doordringt. Ik voel mezelf flauw worden. Licht in het hoofd, alsof m'n bewustzijn niet meer onderhevig is aan de wetten van de zwaartekracht. Het is beangstigend. Onheilspellend. Ik trek me terug.
'Wat is er?' vraagt Natasha geschrokken.
'Je lippen', zeg ik ietwat stotterend, 'ze branden. Ze zijn anders. Alsof ik met de dood aan het kussen ben.'
Ze reageert niet. Blijft me maar aanstaren. De stilte is tergend. Ik kan het kloppende hart van de stilte horen bonzen. Het is een hels kabaal. Kabbalistische waanzin in een glimlachende gifbeker. Natasha blijft me maar aanstaren. Ze zegt geen woord. Niets. Het beangstigt me weer. Er is iets aan de hand. Ik voel het al de hele tijd. Er is iets niet in de haak. Ik kan het zien in haar ogen. Ik kan het horen aan haar ademhaling, haar anders zo rustige en ingetogen ademhaling die nu behoorlijk uit balans klinkt. Waarom? Waarom voel ik dit? Waarom neem ik deze dingen waar? Ik wil wat zij wil. Samen vergaan in het nu. Geen morgen meer, geen gisteren meer, alleen het nu. Maar er is een barrière. Ik weet niet wat voor barrière en nog minder waar ze vandaan komt. En ik weet ook niet wat er gisteren gebeurd is. Misschien ligt hem daar het probleem. Misschien moet ik het nog maar eens vragen.
'Natasha?'
'Ja, liefje?'
'Wat is er gisteren gebeurd? Ik wil het weten. Je moet het me vertellen. Het beangstigt me dat ik het niet weet.'
'Als ik je het vertel zal het je nog meer beangstigen', antwoordt ze. Haar woorden klinken spookachtig en sinister. Haar stem is somber. Haar ogen ongerust. Haar handen bang.
'Neen', werp ik terug, 'het beangstigt me nog meer dat ik het niet weet. Zeg het me alsjeblieft. Ik wordt hier gek van.'
'Denk er nog even niet aan. Straks zal ik het je vertellen, maar wacht nog even. Kom eerst nog even bij me. Je hoeft niet bang te zijn. Niemand doet je wat. M'n lippen branden alleen maar omdat ze je willen beschermen.'
Is dat zo? Misschien wel. Misschien ben ik te paranoïde. Misschien is er geen kwaadaardigheid in deze ruimte. Misschien is er geen dood. Misschien is het slechts verbeelding. De verbeelding, immers, kan misleidend zijn voor de geest. Maar de geest kan soms ook misleidend zijn voor de verbeelding. Het werkt in twee richtingen. Het verschaft me geen antwoorden, geen zekerheden. Het neemt de angst niet weg. Maar ik wil bij haar zijn, dat weet ik zeker, dat staat vast. Ze is het licht in de branding. Ze is het zandkorreltje dat de Sahara beheerst. Met haar handen kan ze het kwade wegnemen. Met haar lippen kan ze pijn wegkussen.
'Kom maar liefje', fluistert ze teder, 'kom bij me, maak je geen zorgen, wees niet bang, straks zal je alles weten. Straks zal het geheim zich aan je openbaren. Maar wacht nog even. Kom nog even hier. Kom nog eventjes bij me..'
Ze drukt me tegen zich aan. Ze kust me opnieuw. Het brandende gevoel van haar lippen is er nog steeds. Ze opent haar mond. Ze drukt haar tong tussen m'n lippen. Het speeksel schiet door de bloesems. Ik proef het. Ik voel het. Het is koud, ijskoud. Bewegingen stokken in de keel. Buiten weerklinkt een donderslag. Hagel valt op de sintelpaden. Ik voel m'n hart bonzen, hevig en woest als een wild om zich heen trappelend dier. Alsof het in opstand is. Natasha streelt over m'n rug. Ze drijft haar nagels in m'n vlees. Haar aanrakingen zijn vertederend. Ze kalmeren me. Ze stabiliseren het bonzen in mijn hart. Ze weet als geen ander hoe ze me moet temperen. Ze weet als geen ander hoe ze mijn demonen het zwijgen moet opleggen. Ze krast woorden in m'n vel met haar vingernagels. Ik kan de letters voelen gloeien. Ze lispelt ze. Prevelt ze. Fluistert ze. Sissende klanken dansen met gedurige bewegelijkheid in mijn oorschelp. Ze bijt erin. Zachtjes, dan harder, nog harder, terug zachter. Ik voel hoe het bijten zich ritmisch verder zet terwijl de eerste zweetdruppels uit m'n poriën beginnen te druppelen. Het is warm. Het onweer buiten drijft de zomerse hitte naar binnen. De gloed van haar lichaam gaat over in het mijne, een aangename griep golft doorheen m'n lichaam. Een beklemmend liefdesvirus hecht zich aan de receptor van een zenuwcel. Het penetreert het, dringt er tot door. Vurig verlangen brandt met het vuur van honderd hoogovens in het centrum van mijn neuronen. Ik voel de vlammen. Ik voel ze tintelen. Ik voel ze trillen. Ik voel hoe ze de elektriciteit opwekken, hoe de stroomspanning van Natasha's beweeglijke lichaam in het mijne wordt geïnjecteerd, hoe de heroïne van haar hartstocht kolkend doorheen m'n aderen raast, als een op hol geslagen stoommachine. Het neemt bezit van me. Het overmeestert me. Endocriene klieren slaan op hol. De hypothalamus raakt overbelast. Ik voel het. Het wordt drukkend. De druk stijgt alsmaar meer en meer. Natasha zoent me nogmaals. Ze blijft zoenen. De zoenen lijken me te willen verteren, bijna vernietigen. Het is alsof haar lippen onverzadigbaar zijn. Ze blijven komen. Ze blijven zich opdringen. Ze blijven het uitschreeuwen. Nog! Nog! Nog! Van nog dieper breekt het zoenen uit. Het zoenen versterkt zich vanuit de diepte en dringt door ons beiden heen, penetrant als een geslepen zwaard. Het verenigt ons, brengt ons samen tot een geleidelijk aan opborrelend punt van samensmelting. Haar lichaam is het mijne. Het mijne is het hare. Haar handen bewegen mijn handen. Mijn handen bewegen haar handen. Ik kijk met haar ogen en zij kijkt met de mijne. Buiten zet het onweren zich verder. De donderslagen blijven komen. Het gebulder is onverbiddelijk. De hamer van Thor blijft vallen. En de wolken blijven huilen. De tranen vallen in razendsnel tempo hun ondergang tegemoet. Ze kletteren tegen het raam van de slaapkamer. Ik kan ze horen, onophoudelijk. Sommige schreeuwen, anderen zingen, maar hen wacht allen hetzelfde lot. Elke druppel, elke watermolecule zal in een mum van tijd weer vergeten zijn en verdrongen worden door het geweeklaag van een nieuwe. Zo is het ook met de bliksem die geregeld de kop op steekt. De lichtflitsen laten zich slechts een fractie van een seconde zien en verdwijnen dan weer, bijna onopgemerkt, als dichters die sterven alvorens ze hun eerste vers geschreven hebben.
Natasha's hand streelt door m'n haren. Ze bespeelt de toppen alsof het snaren zijn. Het is een geweldig gevoel. Ze weet dat het me tot rust brengt, althans als zij het doet. Ik kus haar kin, dan haar nek, dan haar oren, zet m'n tanden erin, bijt zachtjes. Ze kreunt, ingetogen en puristisch, een spinnende kat met een glanszijden huid. Ik daal af. Beklim haar borsten, kus ze met de tip van m'n tong. Cirkelbewegingen, horizontaal, verticaal, variaties, etc. Ze knijpt in m'n lid, bespeelt het. Ik voel het bloed stromen. Ik voel het bloed koken. Ik voel het kruipen waar het gaan kan. Ik ga bij haar binnen. Ik betreed het heiligdom. De tempel is vochtig en warm, een paleis op de corona van de zon. We versmelten. We verenigen. De handeling handelt vanuit de handeling. Het gehandelde laat zich handelen door het gehandelde. Natasha's ogen glinsteren. Ze branden. Ik kan het vuur zien in haar irissen Ik kan het zwavel van haar geil ruiken. Ik kan het bijna proeven. Het is broeierig en naarstig. Het is bijtend, corrosief. We bewegen verder. Haar golven golvend in de mijne. Mijn golven in de hare. En hier, hier in de mond van de schaduw die ons omringt verenigen we ons met de verschrikkingen van het vlees. De wil is ondergeschikt. De dimensies zijn ondergeschikt. Tijd, regels, beweging, alles kristalliseert tot één enkele kracht, tot één enkele entiteit. Het kan niet meer teruggenomen worden nu. Het hoogtepunt zal zich nu niet meer laten ontzien. De apotheose zal zich niet laten onderdrukken. Met ijle vingers en zwoele huid komt het nader, een bevlieging van de dood in een uiting van liefde. Natasha drukt me dichter, dichter, alsmaar dichter. Ik kan haar organen bijna in m'n lichaam voelen. Ze houden me warm. Ze houden me overeind. Haar organen schenken me leven. Haar lippen schenken me trots. Het spervuur begint zich aan te wakkeren. Borrelt op. Klontert samen. Wordt sterker. Wordt doelbewuster, en sterker, veel sterker. Natasha slaat haar rechterbeen rond m'n dij. Ze doet dit stevig. Het lijkt wel alsof ze niet van plan is me ooit nog los te laten, maar dat is best. Ik voel me veilig als ze zich om me heen kronkelt. Haar spieren staan in volle spanning. Elke spiergroep lijkt wel in werking, ze lijken zich voor te bereiden, als legioenen die zich klaarmaken voor een beslissende veldslag. Een veldslag die ze zullen winnen. Een veldslag die ze zullen zegevieren. Ze begint heviger te bewegen nu. Haar bewegingen breken zich los van de mijne. Ze onttrekken zich eraan, worden onafhankelijk. Het voelt aan als chaos, waanzin, verval, anarchie. Waarom? Waarom is dit zo? Ik weet het niet. Ik mag nu niet denken. Niet nu. Geen zorgen. Geen zorgen. Ik herhaal het, ter bevestiging van mijn eigen bereidheid om mezelf aan dit voornemen te houden. Maar als ik dat herhaal ter bevestiging van mijn eigen bereidheid om mezelf aan mijn voornemen te houden is dat dan geen uiting van onzekerheid? Is mijn bevestigende herhaling geen schijnbevestiging? Een bevestiging die bedoelt is om iets te bevestigen terwijl de handeling van het bevestigen op zich al de onbevestigde geaardheid van de herhalende handeling bevestigt? Ik weet het niet. Maar dat zijn zorgen. En zorgen moeten overboord. Geen zorgen. Ik herhaal het nogmaals, omdat de nood aan bevestiging te sterk is. Het voelt zich pas bevestigd als het meerdere malen het bevestigde bevestigd heeft.
'Ssstt, schatje', zegt Natasha sussend, 'begin nou weer niet te piekeren. Concentreer je. We zijn er bijna.'
Ze heeft gelijk. Ik moet me concentreren. Wij zien hier, samen. Samen in het nu. Het nu waar geen verleden en geen toekomst is. Het nu waar we samen eeuwig zullen blijven, ook al zal de tijd halsstarrig weigeren om voorgoed te blijven stilstaan. Natasha duwt me van zich af. Ik ga op m'n rug liggen. Ze beklimt me. Brengt me opnieuw bij haar binnen. Legt haar handen op mijn borst. Knijpt in m'n tepels met haar vingernagels. Ze begint te bewegen. Ze sluit haar ogen. De bewegingen zijn ritmisch, gesynchroniseerd. Ze prikkelen me, betreden me. Ik voel de hitte van de bewegingsenergie. De hete lucht daagt m'n ademhaling uit, maakt het moeilijker. Ik moet beginnen hijgen om lucht naar m'n longen gepompt te krijgen. Natasha lijkt zich hier niet bewust van te zijn. Ze doet verder. Ogen gesloten, hoofd achterover, haren tot ver over haar rug. Spirituele harmonie. Ze heeft het nu bereikt. Ze is er tot doorgedrongen. Ik wil haar volgen. Ik moet met haar mee. Ik sluit m'n ogen. Ik probeer m'n gedachten uit te schakelen, maar het is moeilijk. De wind zingt. Het bloed stolt. Het gekraak in het onweer buiten schreeuwt de toekomst tot haar ondergang. Alles vervaagt, smelt samen, lost op in mekaar. Zintuigen worden troebel. De bewegingen worden duidelijker. De bewegingen worden scherper. Ze ontluiken zich. Ze hermanifesteren zich. De explosie nadert. Natasha knijpt alsmaar harder in m'n vel. Ze pijnigt me. Maar ik neem het. Ik neem alles wat ze me geeft. Als ze m'n hart uit m'n lijf wil trekken en het wil opvreten dan doet ze maar, het is toch al het hare. Ze weet dit. Ze voelt dit. Ze anticipeert dit. De druk stijgt. De stroming barst los. Ik voel het. Natasha voelt het. Het is een overweldigende hitte. Een overweldigende hitte die tot eruptie komt. Gehijg. Gezucht. Druppelende zweetdruppels. Samentrekkende vingers. Gesloten oogleden. Schreeuwend vel. De krachten borrelen op. De krachten barsten los. De krachten zegevieren. Het zindert na. Het weergalmt, echo't doorheen de ruimte, en dan is het voorbij.
Plotse stilte. De bewegingen stokken in het keelgat van de ruimte. Onder de lichtboog van het nachtlampje weerklinkt een zucht. Natasha glimlacht. Ik glimlach terug. Het zinnebeeld van de behartiging spreidt haar vleugels. De rafelige armen van de wind dansen verder.
'Dat was geweldig liefje', haar stem klinkt tevreden, ingenomen met de ingenomenheid die haar woorden kleurt.
'Geweldig ja.'
Ze rolt van me af en gaat naast me liggen op haar rug. Haar egale huid schijnt een verzadigde glans. Haar lichaamsvezels in een krans van serene verpozing. Een keten van genoegen. Een schakering van voldoening. Buiten raast de storm verder. Heetgebakerd. Onstuimig. Tomeloos, zonder beschaving, zonder verfijning. Ik voel enkele zweetdruppels van m'n voorhoofd glijden, langs m'n wangen heen, neerwaarts, de vergetelheid in.
'Hoe laat is het?'
'Waarom vraag je dat?' ze kijkt me aan, opnieuw geschrokken, opnieuw die blik, opnieuw die blik die verbergt, die blik die maskeert.
'Zomaar' zeg ik, wat een leugen is, want in werkelijkheid wil ik het weten omdat het niet weten van de positie van de tijd in m'n botten snijdt. Een beschimping van mijn ziel. Een ridiculisering van mijn onwetendheid.
'Maak je daar maar geen zorgen over, liefje.'
Waarom zegt ze dat steeds? Waarom beantwoordt ze m'n vragen niet?
'Maar ik maak me wel zorgen', zeg ik, 'al de hele tijd.'
'Wil je wat roken?' Haar vraag is een poging om m'n aandrang om de tijd te weten te komen te stillen, naar de achtergrond te dwingen. Ik heb er nu geen enkele twijfel meer over dat ze iets verbergt. En ik weet dat het met de tijd te maken heeft. En met het feit dat ik me gisteren niet herinner. En nu ik erover nadenk, eergisteren herinner ik me ook niet, en al evenmin de dag daarvoor, en de dag daarvoor. Alsof er geen geboorte is geweest. Geen kinderjaren. Geen jeugd. Geen puberteit. Geen eerste kus. Geen eerste litteken. Geen verjaardagstaarten. Niets. Alleen het nu. Alleen dit moment.
'Ik heb er wel zin in', antwoord ik. Per slot van rekening kan ik het haar na het roken ook nog vragen. Na het roken zal ik haar met alles confronteren. Met het niet herinneren van gisteren. Met het niet herinneren van eergisteren. Met het niet herinneren van geboorte en puberteit. Met het ontbreken van de tijd.
'Ik ga wat halen', zegt ze, 'ik ben zo terug.'
Ze staat op, verlaat het bed, en werpt me een snelle blik toe. Haar ogen schijnen iets te verduisteren. Een eclips speelt zich af in haar hoornvlies. Ik kan de lichtbrekingen zien. Ik kan het spectrum van haar terughoudendheid waarnemen. Het is slangachtig, giftig, gevaarlijk. Het lijkt te teren op iets. Maar op wat? Ik volg haar met mijn ogen, waakzaam, voorzichtig, behoedend voor het gevaar. Ze verlaat de ruimte. Haar voetstappen weerklinken even, en dan is ze weg.


(wordt vervolgd)

 

feedback van andere lezers

  • molic
    Gewoonweg fantastisch. Een staccato van po&#235;tische zinnen die een groeiend gevoel van onbehagen scheppen en die je verplichten verder te lezen, ondanks de lengte van de tekst. Maar na een paragraaf denk je daar niet meer aan en je leest verder. Ik ben een fan van Edgar Allan Poe en jouw stijl toont er veel gelijkenis mee. Dit is literatuur van de hoogste plank en het zou me niet verwonderen dat je al werken hebt uitgegeven. Ben echt benieuwd naar wat gaat volgen.
    Mephistopheles: Bedankt. Dit was het eerste verhaal dat ik op deze site publiceerde, was nog niet echt op de hoogte dat de lezers hier kortere publicaties prefereren, zal er in de toekomst dus rekening mee houden. Het is het eerste deel uit een kortverhaal dat ik aan het schrijven ben waarvan het vervolg hier allicht nog zal verschijnen. Heb nog nooit iets uitgegeven maar ben van plan om dit verhaal samen met nog een tiental anderen in een verhalenbundel op te sturen naar uitgevers die er eventueel munt in zien. Overigens vereer je me enorm door me te vergelijken met Edgar Allan poe want Edgar 'the divine' is één van m'n persoonlijke favorieten. Als ik tien cent kreeg voor elke keer dat ik één van z'n verhalen las had ik allicht genoeg geld op m'n bankrekening staan om de Amerikaanse oorlogschuld weg te werken.
  • matahari
    De chaos van in cirkels draaien, elkaar herhalende doorpriemende gedachten. Zo levensecht...wel zwaar om te lezen omdat het volle aandacht vraagt in zijn doordringendheid, zijn realiteit.
    Op iets teveel herhalingen na zou ik zeggen.....genialiteit in kortsluiting, overlevend vastklampen in nu
    nieuwsgierig naar het vervolg

    liefs matahari
    Mephistopheles: bedankt matahari. Ik heb het verhaal eigenlijk behoorlijk snel neergepend, zonder al te veel na te denken, allicht dat het daarom een beetje chaotish is.
  • sproet
    ik ben het beginnen lezen en ik wil het verder lezen, maar mag ik je een tip geven als nieuwkomer. als je wil gelezen worden dan worden dergelijke lange inzendingen overgeslagen. er is zo veel te lezen dat het beter is om omgeveer één A4-tje of iets meer door te mailen. dit is superlang en ik maakt aanvankelijk ook deze fout.

    in ieder geval ik ga het uitlezen,maar niet meer nu.
    een hartelijk welkom op deze site.

    liefs, sproet
    Mephistopheles: ok, zal er op letten, thanx for the advice
  • otiske
    Ik vind dit een heel goed geschreven verhaal. Jammer genoeg zullen niet veel mensen eraan beginnen te lezen vrees ik.
    We willen op iedereen reageren en dan heb je niet de tijd om deze lange stukken te lezen. Doe het in vier of vijf en je zal veel meer lezers hebben.
    Graag gelezen, groetjes.
    Mephistopheles: bedankt voor je advies. Zal in de toekomst de verhalen in verschillende stukken delen of korter maken
  • aquaangel
    superveeltelangdeel........pff leeslengte inkorten en het is voor iedereen prettiger, dan maar meer delen,

    s'avonds + s'ochtens moet zijn 's avonds, 's ochtends

  • vansion
    ik ruik onraad
    Mephistopheles: Da's één va
  • Francis
    Klopt lange stukken krijgen minder punten jammer dan ik schrijf ook lange stukken, ben geen puntenschrijver
    Als het boeit lezen ze het toch wel Mr. Onraad en jij boeit zeer!
    Is het autobio? en zo ja ben jij een engel Ik bedoel er is geen een slecht woord (scheldwoord) in te vinden da s een beetje jammer (voor iemand die zo wakker word moet toch minstens een beetje verk. zijn of niet?) Maar dat is het enigste geklag hiet vandaan Je schrijft fantastisch, heel diep, iets te netjes maar toch heel spaanend ook Kreeg het Spaans benauwd man, voor mij is migraine en andere vreemde ontwakeningen zoals od s van vroeger zeer bekend
    Gr Frans heb een kater morgen lees ik verder Mazzel!
    Mephistopheles: Hey Frans, bedankt voor je feedback. Allereerst : NEEN! ik ben geen engel, geloof me ik heb al heel wat gemenere shit neergeschreven dan dit, heb het alleen nog niet op deze site gezet wegens...tja, wegens onzekerheid misschien. Maar als er vraag naar is dan wil ik het wel doen. Trust me, ik ben geen pussy schrijver. Speciaal voor jou zal ik een van deze dagen eens een old timer uit de spreekwoordelijke kast halen. Maar niet meer nu, want jij bent niet de enige die een kater heeft. Heb zonet een heftige kroegentocht achter de rug. Groetjes. Ps: over od's weet ik ook wel wat. Heb in het verleden ook wel eens een draak of vierentwintig nagejaagd. Groetjes.
  • killea
    Wow! Absolutely brilliant. I am exhausted from reading this but cannot wait for the continuation. Chapeau!

    xx
    j
    Mephistopheles: Thank you, June. The story's a bit long compared to the standard lengths that people on this site are used to but it was my first publication here and I wasn't familiar yet with the general preferences.
  • klaver4
    Amai, hele turf hier dit! Heel rijke taal, nog niet veel gezien hier!
    knap hoor !!
    Ik zou zot worden en was opgestapt na de tweede keer vragen denk ik.
    hoop dat ie geen geheugenverlies heeft
    psjes: een antwoordt uitdaagt = antwoord
    ik wordt = word
    irissen Ik kan het zwavel van haar geil ruiken => punt voor Ik vergeten
    Een bevestiging die bedoelt is = bedoeld
    gr
    klaver4
    Mephistopheles: Ja joh, nooit een d-t grootmeester geweest. Hij heeft geheugenverlies omdat ie de dag ervoor te veel gezopen had en hij is in essentie ik. Wakker worden met een black out is part of my life, man.
    Grts.
  • feniks
    Geweldige stijl!
    Je taal is àf.

    groeten
    feniks
    Mephistopheles: Bedankt. Het was best moeilijk om dit soort taal te hanteren omdat ik meestal eenvoudigere dingen schrijf, maar leuk om te weten dat het over het algemeen vrij goed onthaald wordt.
    grts.
  • jack
    Miljaardedju! Geweldig! Vertel eens gauw hoe t afloopt?
    Mephistopheles: Hoe het afloopt? Hoe het altijd afloopt tussen mezelf en een vrouw? Zij die het afstapt omdat ik te veel drink....
    Dit kortverhaal heb ik nooit volledig afgewerkt, maar dat doe ik nog wel eens. Er zitten goede stukken in, hoewel een herwerking geen kwaad zou kunnen....
Er zijn bezoekers online, waarvan leden: .